Kunst Algemeen
Alle examenstof, vwo 2024
Famke Schirm
1
,Overzicht
Inhoud
1. Hofcultuur 3
2. Burgerlijke Cultuur 19
3. Cultuur van het Moderne 33
3. Massacultuur 52
2
, 1. Hofcultuur
- Accenten binnen het onderwerp:
renaissancehoven in de zestiende eeuw in Europa (bijvoorbeeld Florence, Rome, München,
Londen); hoven van (absolute) vorsten in de zeventiende eeuw;
De hoven speelden in de ontwikkeling van de cultuur een doorslaggevende rol. Ze kochten veel kunst
en dienden een grote groep van hofkunstenaars om hun paleis zo mooi mogelijk te maken. Ook gaven
ze grote feesten waar gedanst en gezongen werd;
● om aan vorstenhoven te laten zien hoe rijk en machtig ze waren
● om de andere vorsten te imponeren
De maatschappelijke elite waren: de vorsten, de pausen, de bankiers (nieuwe machtsgroep bijv fam.
Medici)
Naast de grote steden zorgden de kleinere vorstenhoven dat er een nieuwe, culturele bloeiperiode
aanbrak. Deze vorsten vormden samen het mecenas (=beschermleer van de kunstenaars). de
begunstigde artiest of wetenschapper word door de mecenas van financiële middelen voorzien, zodat
deze zich zorgeloos kunnen wijden aan hun werk. De mecenas gaf de kunstenaar dus opdrachten, of
namen ze in dienst.
De renaissancemens moest universeel en volledig zijn. Dit was het ideaal van een Renaissance
mens/kunstenaar. Met invloed van het humanisme kwamen nieuwe idealen:
● de klassieke opvoeding (taalkunde, literatuur, filosofie, etc. van de Grieken)
● hield zich bezig met de wetenschappen
● kennis hebben van literatuur, geschiedenis, muziek en theater
● goede manieren
● goede feesten kunnen geven
dit moet allemaal niet te veel moeite kosten
de hoveling moest veelzijdig opgevoed worden daarom omringt de vorst zich met musici,
wetenschappers, dichters, dansers, kunstenaars, etc. De vorst beoefend zelf ook 1 of meer
kunstvormen. Tot een van de vorstelijke deugden behoorde ook het aanleggen van verzamelingen
van:
naturalia: mineralen, fossielen, etc.
artificialia: door mens gemaakte voorwerpen als schilderijen en instrumenten
(stads)paleizen, villa's, tuinen; Versailles: inrichting en functie van paleis en tuinen (Lodewijk XIV);
De barokke en neoclassicistische stijl vind je in het paleis van Versailles: schilderijen, spiegels, zalen.
Lodewijk XIV liet zich heel veel vereeuwigen, om zijn macht te tonen en te versterken. Lodewijk XIV
word ook wel zonnekoning genoemd; de zon is een allegorie voor zijn koningschap. In Versailles
leefde de hele hofhouding van Lodewijk XIV. In het paleis hingen schilderijen die de triomfen van
Lodewijk toonden. Er hingen schilderijen van het hoofd van Lodewijk. -> Dit alles lijkt op propaganda
voor de koning; alle kunst waarmee de koning zich omringt, prijst en verheerlijkt hem.
3
, Versailles is een enorm paleis, het is gebouwd in neoclassicistische stijl. Het interieur is omwisselend
barok en neoclassicistisch van karakter. Ook de tuinen passen in dit grote geheel: regelmaat,
geometrische opzet en symmetrie
Lodewijk XIV laat zien dat hij macht heeft over de natuur, maar probeert met het paleis ook de edelen
tevreden te houden -> de edelen moesten zelfs verplicht een aantal dagen in het jaar in het paleis
verblijven. Zo waren er honderden tradities en gewoontes aan het hof die allemaal er op gericht
waren om de edelen eronder te houden.
ontwikkeling in tragedie en komedie (inspiratie klassieken en eigentijdse ontwikkelingen);
In het klassieke drama wordt er vastgehouden aan de 3 eenheden van Aristoteles, het klassieke
drama was streng en moest bepaalde regels volgen. Dit blijft hetzelfde in de renaissance.
de 3 eenheden van Aristoteles zijn:
● eenheid van tijd: de tijd in de voorstelling moet beperkt worden in een korte periode of
binnen 24 uur. (kan niet oppeens spelen dat het 16 jaar later is)
● eenheid van plaats: de plaats van de voorstelling moet zich op de zelfde of nagenoeg op
dezelfde plaats afspelen.
● eenheid van handeling: beperkt de voorstelling tot enkele verhaallijn, en het mag niet
meerdere bevatten.
De eenheden zijn bedoelt om:
● het drama dichterbij de waarheid te benaderen.
● om te vertegenwoordigen wat alleen mogelijk zou zijn in het echte leven.
In het theater worden 2 soorten drama´s opgevoerd, de tragedie en de komedie.
Tragedie Komedie
serieus verhaal met droevig einde humoristisch verhaal met happy end
hoofdpersonages zijn personages zijn meestal normale burgers die we in het
gemodelleerd naar klassieke dagelijks leven ontmoeten
helden
klassieke tragedies moeten de eigenschappen van de burgers worden in de komedies
voldoen aan de regels van vergroot en bespot om het burgelijk publiek uit de steden een
Aristoteles lachspiegel voor te houden
(een bepaalde theatervorm en de (bijv: gierigheid, valsheid en andere nare eigenschappen)
3 eenheden)
In de ontwikkeling van de komedie, zie je dat er grofweg 2 soorten komedie zijn in Europa;
● Mimetische komedie: komedie die afspiegeling werkelijkheid is
● Ludieke komedie: komedie met sprake van overdrijving en vertekening van realiteit
4