Hoofdstuk 1. Monetair beleid
1.2 De toezichthoudende rol van de centrale bank
Directe ruil: goederen worden direct tegen andere goederen geruild.
Naarmate de samenleving complexer wordt en de mate van arbeidsdeling toeneemt, wordt ook het
ruilproces complexer en brengt directe ruil steeds hogere transactiekosten met zich mee.
Geld: efficiënter ruilproces met zo min mogelijk transactiekosten
Ruilmiddel: algemeen aanvaard ruilmiddel/ om een product of dienst te kopen
Oppotmiddel (spaarmiddel): het is van belang dat geld zijn waarde over langere tijd behoudt/
om te bewaren voor later
Rekenmiddel (rekeneenheid): goederen en diensten die totaal verschillend zijn, toch met
elkaar in waarde te vergelijken.
Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal waar bankbiljetten of munten van gemaakt zijn.
- De waarde afgedrukt op het biljet is 50,- maar de waarde van het papier waar het biljet uit
bestaat is nauwelijks iets waard.
Nominale waarde: waarde die afgebeeld staat op bankbiljetten of munten
- We vertrouwen erop dat we met een briefje van 50,- producten met een waarde van 50,-
kunnen betalen en dat de winkel dit accepteert.
Centrale bank: instelling die ervoor moet zorgen dat het geld zijn waarde behoudt, zodat het publiek
het als ruilmiddel zal blijven gebruiken en het handelen efficiënt verloopt. Om het vertrouwen in geld
in stand te houden, moet een centrale bank in staat zijn geldhoeveelheid te beheersen.
De Nederlandsche Bank (DNB) is de centrale bank van Nederland (en onderdeel van de
Europese Centrale Bank (ECB)
Algemene banken (ING, Rabobank, ABN-AMRO) zijn verplicht klant van DNB, ze lenen en
sparen geld bij DNB tegen een rentevergoeding.
Gezinnen, bedrijven en de overheid zijn vrijwillig klant van algemene banken
Centrale banken voeren monetair beleid uit via de rente kunnen centrale banken de
maatschappelijke geldhoeveelheid vergroten of verkleinen om economische onevenwichtigheden te
stabiliseren en economische groei te bevorderen.
Maatschappelijke geldhoeveelheid (M1): geldhoeveelheid (chartaal + giraal) waarmee het publiek
(gezinnen en bedrijven) direct bestedingen mee kan doen.
- Chartaal geld = munten en bankbiljetten
Voordelen: geen twijfel over kredietwaardigheid van een klant + betaling is anoniem.
Nadelen: vervalsing + je kunt het geld kwijtraken, het is diefstalgevoelig of het kan
beschadigd raken + het geld wordt vies door gebruik, het is onhygiënisch)
- Giraal geld = geld op direct opeisbare betaalrekeningen bij banken
Voordelen: snel, veilig + minder kosten voor winkelier
Nadelen: vergt digitale infrastructuur + kans op storingen/stroomuitval, dan kan je niet
betalen + vergt discipline en overzicht
Geld op een spaarrekening behoort niet tot M 1 omdat er niet direct bestedingen mee kunnen worden
gedaan (spaargeld betaalrekening).
Als M1 groeit: geldschepping; door geld uit te lenen (kredietverlening van banken) is er meer geld in
handen van het publiek, waardoor de bestedingen toe kunnen nemen.
Kredietverlening
Stel dat Daan een nieuwe auto wil kopen, maar daar €10.000 voor tekort komt. Daan kan voor die
€10.000 een lening afsluiten bij zijn bank. De bank stort dan €10.000 op de betaalrekening van Daan en
noteert tegelijkertijd dat Daan een schuld van €10.000 aan de bank heeft. De hoeveelheid giraal geld van
Daan is nu toegenomen met €10.000, ofwel M1 is door kredietverlening gestegen met €10.000.
, Als M1 daalt: geldvernietiging; (geld gaat uit omloop en komt in handen van banken of de overheid)
er is dan minder geld in handen van het publiek, bestedingen dalen.
- Banken kunnen stimuleren dat het publiek meer/minder leent door de rente te verhogen. Er
vindt dan geldvernietiging plaats, omdat geld op een spaarrekening niet besteed kan worden.
Vraag naar geld = Aanbod van geld: gezinnen, bedrijven, overheid en het buitenland (beleggers,
bedrijven, consumenten)
- Afhankelijk van de situatie is men op het ene tijdstip vrager en op het andere tijdstip
aanbieder: ruilen over tijd.
Rente
Banken vormen de schakel tussen spaarders en leners. De mate van tijdsvoorkeur geeft aan in
hoeverre iemand de voorkeur geeft aan huidige bestedingen (leners) in plaats van toekomstige
bestedingen (spaarders). De banken faciliteren dit zogenaamde ruilen over tijd (intertemporele ruil).
De prijs van ruilen over de tijd is rente. Rente is een vergoeding voor het tijdelijk niet kunnen
beschikken over je geld, het risico dat je je geld niet terugkrijgt (debiteurenrisico) en het
risico dat de koopkracht van je geld daalt (inflatierisico). De spaarrente is lager dan de
leenrente en levert een rentemarge (winst) op voor banken.
Sparen en lenen is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Spaarders vertrouwen erop dat zij hun geld
op elk moment kunnen opnemen. Banken vertrouwen erop dat zij spaargelden tijdelijk kunnen
uitlenen (omdat spaarders het tijdelijk niet nodig hebben) en ze vertrouwen erop dat leners hun
schulden weer aflossen.
Het grootste deel van het spaargeld bij banken in Nederland is vrij opneembaar.
Bankrun: bank wordt in paniek bestormd door klanten die hun vrij opneembare geld van de bank
willen halen. De bank heeft dat geld wel in haar bezit, maar het zit voor een groot deel vast in
langlopende leningen aan gezinnen en bedrijven. Door
- Door het acute tekort aan direct beschikbaar geld, kan deze bank failliet gaan, terwijl dat
eigenlijk niet nodig is. Met ondanks dat alle bijkomende schadelijke effecten.
Om een bankrun te voorkomen kunnen banken in noodsituaties altijd aankloppen bij de centrale
bank, die kan optreden als lener in laatste instantie (lender in last resort); een bank die dringend geld
nodig heeft en die alle andere mogelijkheden al benut heeft dat geld kan lenen bij de centrale bank.
De lening moet worden terugbetaald zodra de situatie weer genormaliseerd is.
Om het vertrouwen van het publiek in het financiële stelsel nog verder te vergroten is het
depositogarantiestelsel opgezet: geld op een (spaar)rekening/spaarbedrag bij een bank wordt ook
wel een deposito genoemd.
Het depositogarantiestelsel treedt in werking als een bank failliet gaat en beschermt daarmee
de rekeninghouders van die bank (max. €100.000 per rekeninghouder per bank).
Banken zijn tegenwoordig nationaal en internationaal erg verweven met elkaar, waardoor een
faillissement van een bank vaak ook grote gevolgen voor andere banken heeft.
Interbancaire leningen: banken die tijdelijk geld over hebben lenen dit uit aan banken die tijdelijk
geld tekort hebben, dit zijn in het algemeen leningen met een zeer korte looptijd (ong. 1 dag) die
ervoor zorgen dat het betalingsverkeer soepel kan verlopen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sofievndijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,57. Je zit daarna nergens aan vast.