Samenvatting
Ontwikkelingspsychologie I
Janey Rijgersberg
,H1 Inleiding in de ontwikkeling van het kind
Plasticiteit: mate waarin een zich ontwikkeld gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is.
Maturatie: het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie.
Definitie ontwikkelingspsychologie: wetenschappelijke studie naar groei, verandering en
stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot
de volwassenheid.
De uitgangspunten en reikwijdte van het vakgebied
Ontwikkelingspsychologen kijken naar de invloed van ontwikkeling op gedrag en
specialiseren zich meestal in een thema of leeftijdscategorie.
Thematische gebieden:
- Fysieke ontwikkeling: kijkt naar de fysieke opbouw van het lichaam, de hersenen,
het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoeften aan eten, drinken en
slaap.
- Cognitieve ontwikkeling: kijkt naar de groei en verandering van intellectuele
vermogens, leren, geheugen, probleemoplossing en intelligentie.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling: kijkt naar sociale relaties, interacties met
anderen en het omgaan met emoties.
- Persoonlijkheidsontwikkeling: kijkt naar duurzame gedragingen,
(karakter)eigenschappen, die de ene persoon van de andere onderscheidt.
Leeftijdsgroepen (gebaseerd op westerse sociale constructie):
Prenatale periode Conceptie - geboorte
Babytijd Geboorte – 2 jaar
Peuter- en kleutertijd 2 – 6 jaar
Schooltijd 6 – 12 jaar
Adolescentie 12 – 20 jaar
Belangrijkste onderwerpen en vraagstukken in de ontwikkelingspsychologie
Continue verandering vs discontinue verandering
- Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die van vorige niveaus.
- Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt,
en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in
eerdere stadia.
Kritieke periode vs gevoelige periode
- Kritieke periode: specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin bepaalde
gebeurtenissen grote en onomkeerbare gevolgen heeft. Wordt benadrukt door
klassieke ontwikkelingspsychologie.
- Gevoelige periode: afgebakende tijdsspanne, meestal vroeg in het leven, waarin
men extra gevoelig is voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk
zijn voor het leren van specifieke vaardigheden, maar de gevolgen van
ontbrekende stimuli zijn terug te draaien. Wordt benadrukt door
levenslooppsychologie.
,Levensloopmodel vs focus op specifieke perioden
- Levensloopmodel: in moderne theorieën ligt de nadruk op groei en verandering in
de loop van de levensduur en op verbanden tussen verschillende perioden.
- Focus op specifieke perioden: vroege ontwikkelingspsychologen zien de kindertijd
en adolescentie nadrukkelijk als de belangrijkste perioden van ontwikkeling.
De relatie van nature en nurture op de ontwikkeling
- Nature: nadruk ligt op het ontdekken van erfelijke eigenschappen en vermogens.
- Nurture: nadruk ligt op de invloeden van de opvoeding en omgeving.
Verschillende invloeden op de menselijke ontwikkeling
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden: biologische en sociale-omgevingsinvloeden die
leeftijdsgebonden zijn. Deze komen ongeveer gelijktijdig voor bij het merendeel van
individuen binnen eenzelfde leeftijdsgroep van een bepaalde cultuur of subcultuur.
Normatieve historisch bepaalde invloeden: biologische en sociale-omgevingsinvloeden die
zijn verbonden aan de specifieke maatschappelijke situatie in de historische tijd. Deze
zijn normatief in de zin dat de meeste mensen van een zekere generatie ermee te maken
krijgen.
Niet-normatieve gebeurtenissen: biologische en sociale-omgevingsinvloeden die sterk
persoonsgebonden zijn en niet in het algemeen van toepassing zijn op een bepaalde
leeftijdsgroep of in een bepaald historisch tijdvak. Het zijn met name deze factoren die
elk levenspad uniek maken.
, H2 Theoretische perspectieven en onderzoek
Psychodynamische perspectief
Psychodynamische perspectief: gedrag komt voort uit innerlijke, onbewuste krachten die
uit onze kindertijd stammen en waarover we weinig controle hebben en blijven iemands
gedrag zijn hele leven beïnvloeden.
Psychoanalytische theorie van Freud: onbewuste krachten zij bepalend voor iemands
persoonlijkheid en gedrag.
3 aspecten van persoonlijkheid:
1. Id:primitieve driften t.a.v. honger, seks, agressie en irrationele impulsen. Opereert
vanuit het genotsprincipe: zoveel mogelijk bevrediging, zo weinig mogelijk
spanning.
2. Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Opereert vanuit het
realiteitsprincipe: instinctieve energie wordt in toom gehouden om de veiligheid
van het individu te bewaren en hem te helpen integreren in de samenleving.
3. Superego: vertegenwoordigt iemands geweten en maakt het onderscheid tussen
goed en kwaad. Ontstaat in 5e-6e levensjaar, overgenomen van belangrijke figuren
(ouders, docenten).
Psychoseksuele ontwikkeling: 5 fasen die kinderen doorlopen, waarin genot/bevrediging,
telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam
(Freud). Fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken t.o.v. een
onopgelost conflict (te veel of te weinig bevrediging van behoeften).
Oraal Interesse in orale bevrediging door zuigen, eten, bijten.
0 - 12/18 maanden Fixatie zorgt voor bijv: eten, roken, nagelbijten, sarcasme.
Anaal Bevrediging door ontlasting op te houden en zich juist te
12 - 18 maanden tot 3 jaar ontlasten (zindelijkheid).
Fixatie zorgt voor bijv: vrekkigheid of juist afstandelijkheid
Fallisch Interesse in de genitaliën. Verbinding voelen met de ouder
3 - 5/6 jaar van het andere geslacht en concurrentie met die van
hetzelfde geslacht. (Oedipuscomplex/elektracomplex)
Latentie Seksualiteit grotendeels op de achtergrond.
5/6 jaar - adolescentie
Genitaal Opnieuw seksuele interesses en aangaan van volwassen
Adolescentie - volwassenheid seksuele relaties.