WFT CONSUMPTIEF KREDIET ACTUALITEITEN
,WFTsamenvattingen
Alphen aan den Rijn
Alle rechten voorbehouden
Deze uitgave is met veel zorg samengesteld. De juistheid van de gegevens is mede afhankelijk van
informatie die ons door derden is verstrekt. WFTsamenvattingen aanvaardt geen aansprakelijkheid
voor onjuistheden of onvolledigheden.
© Copyright: dit document is auteursrechtelijk beschermd. Het is verboden dit document te
verspreiden, te vermenigvuldigen of op een andere wijze openbaar te maken zonder schriftelijke
toestemming van WFTsamenvattingen.
,Wft Consumptief Krediet
ACTUALITEITEN (Versie: geldig tot 1 april 2023)
Inhoudsopgave
1. Actualisatie leennormen.......................................................................................................................................... 2
2. Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding ........................................................................................................... 7
3. Bureau Krediet Registratie (BKR).............................................................................................................................. 8
4. Herziening beslag en executierecht.........................................................................................................................10
5. Passend Consumptief Krediet .................................................................................................................................12
6. Regeling aanpak flitskrediet ....................................................................................................................................13
1
,Wft Consumptief Krediet
ACTUALITEITEN (Versie: geldig tot 1 april 2023)
1. Actualisatie leennormen
Actualisatie leennormen
Met ingang van 1 april 2021 geldt er een nieuwe methodiek voor het berekenen van de maximale leencapaciteit. Deze
is complexer dan de huidige methodiek. Er wordt in de nieuwe methodiek meer rekening gehouden met de
persoonlijke omstandigheden van de aanvrager.
Reikwijdte: op 1 april 2021 is er een aanpassing doorgevoerd in de Gedragscode Consumptief Krediet rondom de
basisnorm, de leennorm, de bepaling van het inkomen en de lasten ten behoeve van de kredietwaardigheidstoetsing
van consumptieve kredieten. Let op: de reikwijdte blijft ongewijzigd. Deze gedragscode is van toepassing op kredieten
hoger dan € 1.000 en lager dan € 75.000 die een bank aan consumenten aanbiedt.
Belangrijkste wijzigingen in algemene zin: volgens de AFM moesten de CK-leennormen worden aangescherpt. Zo kan
een realistischer beeld worden geschept van de ruimte om de maandlasten van een krediet te betalen. Dit betekent
onder meer het volgende:
• Basisnorm wordt uitgebreid: de basisnorm is het bedrag dat een huishouden minimaal aan inkomen moet
hebben om rond te kunnen komen. Vanaf 1 april 2021 is de basisnorm meer toegespitst op de persoonlijke
situatie van de klant. Zo zijn de nieuwe basisnormen toegespitst op gezinssituatie en het feit of iemand
huurder of eigenwoningbezitter is.
• Leennorm wordt gespecificeerd per huishouden: de leennorm is het bedrag dat een huishouden na het
afsluiten van een krediet minimaal moet overhouden, rekening houdend met een buffer. Vanaf 1 april 2021
geldt er een opslagpercentage dat mede afhankelijk is van de persoonlijke situatie van de klant.
• Netto maandinkomen moet nauwkeuriger worden vastgesteld: vanaf 1 april 2021 moet het netto
maandinkomen nauwkeuriger worden vastgesteld. Dit inkomen blijft het uitgangspunt bij de berekening.
• Rekening houden met bepaalde lasten: vanaf 1 april 2021 moet er rekening worden gehouden met bepaalde
lasten. Er wordt duidelijk beschreven met welke last in welke situatie rekening gehouden moet worden.
• Verandering in berekeningswijze maximale kredietlimiet: vanaf 1 april 2021 wordt de maximale lening niet
meer standaard berekend door de resterende maandlast te vermenigvuldigen met 50. De maximale lening is
met ingang van deze datum afhankelijk geworden van de kredietsoort en de kredietverstrekker.
Basisnorm wordt uitgebreid
Basisnorm: het bedrag dat een huishouden met een minimuminkomen nodig heeft om in het levensonderhoud te
kunnen voorzien, géén rekening houdende met de woonlasten. De basisnorm blijft op 1 april 2021 bestaan. Er zijn met
ingang van deze datum 8 basisnormen (tegenover 4 voor deze datum).
Tabel 2.1 Basisnorm voor consumptief krediet per 1 april 2021 (bedragen 2020)
Alleenstaand Alleenstaand met Paar Paar met kinderen
kinderen
Huurders € 1.071 € 1.732 € 1.562 € 2.030
Eigenwoningbezitters € 1.181 € 1.842 € 1.673 € 2.140
Leennorm wordt gespecificeerd per huishouden
Leennorm: het bedrag dat een huishouden minimaal moet overhouden voor levensonderhoud, rekening houdend met
de hoogte van het inkomen. De nieuwe leennorm wordt als volgt opgesteld:
Leennorm = basisnorm + opslagpercentage x (inkomen – minimuminkomen)
De inkomensafhankelijke opslag is gebaseerd op de voorbeeldbegrotingen voor hogere inkomens waarbij uit wordt
gegaan van het inkomen inclusief toeslagen en vakantiegeld. De inkomensafhankelijke opslag wordt afgetopt op een
inkomen van 1,5x modaal (inclusief vakantiegeld). Het minimuminkomen bedraagt in 2020 € 1.523.
2
,Wft Consumptief Krediet
ACTUALITEITEN (Versie: geldig tot 1 april 2023)
In onderstaande tabel zijn de leennorm en inkomensafhankelijke opslag opgenomen:
Tabel 2.2 Maximale leennorm voor consumptief krediet per 1 april 2021 (bedragen 2020)
Alleenstaand Alleenstaand met Paar Paar met kinderen
kinderen
Opslagpercentage 15,0% 12,5% 12,5% 10,0%
Minimuminkomen € 1.523 € 1.523 € 1.523 € 1.523
Leennorm huur
Modaal € 1.181 € 1.896 € 1.661 € 2.149
Vanaf 1,5x modaal € 1.287 € 1.973 € 1.742 € 2.207
Leennorm koop
(eigenwoningbezit)
Modaal € 1.291 € 2.007 € 1.772 € 2.259
Vanaf 1,5x modaal € 1.397 € 2.083 € 1.853 € 2.317
De leennormen zijn dus afhankelijk van de gezinssituatie, het inkomen van de aanvrager en het feit of iemand huurder
of eigenwoningbezitter is.
Surplus voor de eigen woning en de auto
Verder wordt invulling gegeven aan de extra kosten die consumenten hebben bij het bezit van een auto en eigen
woning door een bijtelling op de leennorm. Bij autobezit gaat het om een extra bedrag. Bij private lease om een
bijtelling op de auto-leasekosten.
Auto-leasekosten = (CKI geregistreerd bedrag / 0,65) – tabelbedrag
Let op: ook als iemand in aanmerking komt voor de maximale leennorm, moet hier nog het eventuele surplus voor het
bezit van een auto en/of eigen woning bij worden opgeteld.
Tabel 2.3 Surplus op leennorm per 1 april 2021 (bedragen 2020)
Alleenstaand Alleenstaand met Paar Paar met kinderen
kinderen
Surplus eigenwoningbezit
Tot modaal € 60 € 60 € 60 € 60
1x tot 1,5x modaal € 73 € 73 € 73 € 73
Vanaf 1,5x modaal € 85 € 85 € 85 € 85
Surplus autobezit
Tot modaal € 178 € 173 € 144 € 99
1x tot 1,5x modaal € 162 € 152 € 134 € 91
Vanaf 1,5x modaal € 130 € 116 € 116 € 83
Tabelbedrag private lease
Tot modaal € 59 € 64 € 93 € 138
1x tot 1,5x modaal € 75 € 85 € 103 € 146
Vanaf 1,5x modaal € 107 € 121 € 121 € 154
Ter referentie voor tabel 2.3 zijn hieronder de feitelijke bedragen voor netto modale inkomens (netto inkomen
exclusief toeslagen) te vinden.
Tabel 2.4 Netto maandinkomens zonder toeslagen per 1 april 2021 (bedragen 2020)
Alleenstaand Alleenstaand met Paar Paar met kinderen
kinderen
Modaal € 2.151 € 2.151 € 2.151 € 2.151
1,5x modaal € 2.822 € 2.822 € 2.822 € 2.822
3
, Wft Consumptief Krediet
ACTUALITEITEN (Versie: geldig tot 1 april 2023)
Vaststellen van inkomen
Het inkomen dat gebruikt wordt voor de berekening van de maximale toegestane maandlast voor kredietverstrekking,
wordt gebaseerd op het netto inkomen (inclusief vakantietoeslag) van de consument vermeerderd met enkele
toeslagen, alimentatie en bepaalde vermogenscomponenten.
Toeslagen en heffingskortingen:
• Zorgtoeslag
• Huurtoeslag
• Kindgebondenbudget
• Kinderbijslag
• Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Overige componenten:
• Algemene heffingskorting minstverdienende partner mag worden meegerekend, indien geboortedatum < 1-
1-1962.
• Kinderalimentatie mag worden meegerekend als de duur gelijk is aan of langer dan de looptijd van de lening.
• Partneralimentatie mag worden meegerekend als de duur gelijk is aan of langer dan de looptijd van de lening.
• Inkomen uit verhuur van onroerend goed
• Inkomen uit levensverzekeringen (bijv. lijfrente)
Vaststellen van lasten
De volgende lasten componenten maken geen onderdeel uit van de voorbeeldbegroting en dienen apart te worden
vastgesteld en meegenomen te worden bij de bepaling van de totale lasten van een kredietvrager. Het gaat hierbij om
structurele lasten.
Woonlasten
De woonlasten worden vastgesteld op basis van de werkelijke kosten. Deze kosten mogen forfaitair worden
gecorrigeerd voor de hypotheekrenteaftrek. Vanaf een hypothecaire bruto maandlast van € 350 mag de volgende
aftrek in mindering worden gebracht:
• 10% van de bruto maandlast bij inkomens tot 1,5x modaal
• 15% van de bruto maandlast bij inkomens vanaf 1,5x modaal
Waarbij deze forfaitair gecorrigeerde woonlast ten minste € 350 per maand dient te bedragen. Bij een bruto woonlast
tot en met € 350 wordt de werkelijke bruto last als woonlast gehanteerd (bruto = netto). Een aanbieder mag er ook
voor kiezen om uit te gaan van de werkelijke hypotheekrenteaftrek, waarbij de grens van € 350 zoals hierboven
toegelicht, in acht wordt genomen.
Inwonende klanten: bij het vaststellen van woonlasten van inwonende klanten, dient rekening gehouden te worden
met de mogelijkheid dat de klant gedurende de looptijd niet langer inwonend zal zijn. De woonlasten van een
inwonende klant worden vastgesteld door 30% van het netto inkomen als woonlast mee te nemen met een maximum
van € 750.
In gevallen waar het aannemelijk is dat de inwonende situatie bestendig is gedurende de looptijd van het krediet én
de klant een leeftijd van 30 jaar heeft bereikt, zijn er twee opties voor vaststelling van de woonlasten waarbij geldt dat
de strengste optie wordt meegenomen middels een explain:
• Eventueel opgegeven lasten (zoals kostgeld, kamerhuur)
• 150% van de norm woonlast (€ 223) van het Nibud
VVE (Vereniging van Eigenaren): deze woonlasten worden voldoende gedekt in de basisnorm voor huiseigenaren.
Autolasten
Kredietverstrekkers dienen autokosten die voortkomen uit een private lease en/of privé gebruik van een zakelijke
lease overeenkomst mee te nemen ten behoeve van de krediettoets. Daarnaast dienen kredietverstrekkers aan
klanten te vragen of zij een auto bezitten. Regels:
• Als klanten aangeven dat zij een auto bezitten waarbij geen sprake is van een private lease auto of privé
gebruik van een zakelijke lease auto, dan nemen verstrekkers eenmaal het surplus bedrag voor auto mee als
kosten, wat duidt op de kosten die ontstaan voor het eigen bezit van een auto.
• Als klanten aangeven dat zij een auto bezitten waarbij sprake is van een private lease auto en/of privé
gebruik van een zakelijke lease auto, dan hoeft de verstrekker geen surplus bedrag te berekenen.
4