Samenvatting Bestuursrecht 2
Week 1: Hoofdstuk 7 Michiels
Hoofdstuk 7 Handhaven van Bestuursrecht
7.1 Inleiding: een casus
Het doen naleven van rechtsregels heet handhaving. Het is niet zo dat van elke regel
naleving voor 100% door de overheid moet worden afgedwongen. Er kunnen
redenen zijn waarom rechtmatig kan worden gedoogd dat een voorschrift tijdelijk niet
wordt nageleefd: in bepaalde gevallen kan het belang van handhaving minder groot
zijn dan andere betrokken belangen, zodat de in art. 3:4 Awb vereiste afdwinging
ertoe kan leiden, dat van handhaving wordt afgezien. Ten tweede kunnen ook
burgers overtreders aanpakken d.m.v. actie bij burgerlijke rechter. Handhaving is het
sluitstuk van de beleidsketen (normstelling-uitvoering-handhaving-normstelling).
7.2 Handhaving in drievoud
Bestuursrechtelijke voorschriften kunnen in beginsel op verschillende wijzen worden
gehandhaafd: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en privaatrechtelijk. Overtreden van
bestuursrechtelijke voorschriften is bestuursrechtelijk optreden vaak mogelijk.
Handhaving geschiedt altijd door een overheidsinstantie: het bestuur, politie, OM en
rechter. Ook een burger kan bestuurlijke sanctie verzoeken (belanghebbende,
bezwaar en beroep). Burger kan bij gerechtshof beklagen over niet-vervolgen van
iemand die wet overtreden heeft en hij kan zich rechtstreeks tot overtreder wenden
en hem een actie uit O.D. voor de burgerlijke rechter dagen.
Handhaving door overheid: bestuursrecht (bestuursorgaan), Sr (politie, OM en
rechter) en Privaatrecht (bestuursorgaan en rechter).
Handhaving door particulieren: aanvraag (opkomen tegen afwijzing aanvraag
beklag ex. art. 12 Sv – actie ex. art. 6:162 BW).
Rechtsbescherming en rechtshandhaving hangen nauw met elkaar samen: de
rechtsbescherming kan de handhaving bevorderen. Anderzijds kan door de
rechtsbescherming die de overtreder heeft, de handhaving ook worden beperkt,
vertraagd en soms onmogelijk gemaakt.
1 Bestuursrecht
Bevoegdheidstoekenning; bestuursrechtelijke handhaving houdt primair in het
uitoefenen van toezicht op de naleving van voorschriften en het opleggen en
effectueren van sancties. Belangrijkste sancties: bestuursdwang, dwangsom, boete
en intrekking van begunstigend besluit. Voor boete en intrekking moet per bijzondere
wet worden gekeken of de bevoegdheid is toegekend. Voor bestuursdwang en
dwangsom ligt het (voor decentrale overheden) anders. Aan gemeenten, provincies
en waterschappen is een algemene bestuursdwangbevoegdheid toegekend in de
organieke wetten. Voor bestuursorganen op centraal niveau bestaat geen organieke
wet en is er geen algemene bestuursdwangbevoegdheid voor ministers (of anderen)
te vinden; zij hebben dus alleen de bestuursdwangbevoegdheid ingeval een
bijzondere wet hen daartoe bevoegd maakt (zoals art. 5.15 Wabo). Art. 5:32 Awb: is
aan alle bestuursorganen die tot bestuursdwang bevoegd zijn (o.g.v. welke wet dan
ook) de dwangsombevoegdheid toegekend: orgaan dat bestuursdwang mag
toepassen heeft dus automatisch dwangsombevoegdheid. Uitzondering: als er staat
in afwijking van art. 5:32 Awb. Awb kent alleen de dwangsombevoegdheid toe,
alle andere sanctiebevoegdheden worden in bijzondere en organieke wetten
,toegekend. Niet elk bestuursorgaan heeft bestuursdwangbevoegdheid, maar dit
bekent niet dat hij geen dwangsombevoegdheid heeft.
Papieren handhaving en daadwerkelijke handhaving: 3 fasen;
1. Toezicht; door het bevoegd gezag aangewezen personen controleren of
iemand zich aan de regels houdt;
2. Sanctiebesluit; wanneer wordt geconstateerd dat iemand zich niet aan de
regels houdt, wordt een besluit genomen waarin een nadere (al dan niet
voorwaardelijke) verplichting wordt opgelegd (boete of last onder dwangsom),
een begunstigende beschikking wordt ingetrokken of waarin tot feitelijk
overheidsoptreden wordt besloten (bestuursdwang)’
3. Tenuitvoerlegging v/h besluit; boete of dwangsom wordt geïnd,
bestuursdwang wordt toegepast en de kosten daarvan worden verhaald op de
overtreder.
Brieven of mondelinge vermaningen van toezichthouders/bestuurders kan men
negeren; sanctiebesluiten zijn dreigend, maar hebben nog geen feitelijk effect.
Van bijten is er pas sprake in de 3e fase. Niet ongebruikelijk bij bestuursdwang en
dwangsom is het volgende:
- Constateren v/e overtreding door een toezichthouder;
- Mondelinge aanwijzing en waarschuwing door een toezichthouder;
- Ambtelijke brief v/d handhavingsafdeling;
- Bestuurlijke brief v/h tot handhaving bevoegde bestuursorgaan met
sanctiedreiging;
- Concept-sanctiebesluit waarover zienswijzen worden ingewonnen;
- Sanctiebesluiten met termijn waarbinnen tenuitvoerlegging kan worden
voorkomen;
- Verlenging v/d termijn;
- Aankondiging van tenuitvoerlegging;
- Tenuitvoerlegging (toepassen bestuursdwang/invorderen dwangsommen);
- Kostenverhaal (bij bestuursdwang).
Ook al zijn omvangrijke stappenplanen als hierboven weergegeven niet
noodzakelijk, er zal, spoedgevallen daargelaten, vrijwel altijd v/e papieren
aanloop sprake moeten zijn alvorens daadwerkelijk kan worden opgetreden.
2 Strafrecht: hier legt de OvJ of de rechter de sancties op. De OvJ en politie (en
soms bestuursorganen) kunnen ook een strafbeschikking geven en zelf de straf
opleggen. De buitengerechtelijke afdoening in het Sr d.m.v. strafbeschikking is meer
mogelijk gemaakt, bijv. bij bepaalde overtredingen v/d Wegenverkeerswet en
overlastfeiten. Buiten geldboete en vrijheidsstraf zijn er wijzen op het onttrekken aan
het verkeer van in beslag genomen voorwerpen en ontnemen van wederrechtelijk
verkregen voordeel. Bij de Wed gaat het onder meer om het stilleggen v/d
onderneming (art. 7 sub c) en het opleggen v/d verplichting tot herstel (art. 8 sub c).
aantal van strafrechtelijke handhaving zijn niet bestraffend van aard, maar , net als
bijv. bestuursdwang, een op herstel gericht (reparatoir) karakter hebben. Boete heeft
een bestraffend (punitief) karakter.
3 Privaatrecht: bestuursrecht kan volgens geldend recht (in beginsel) zowel door de
bestuurlijke overheid als door particulieren privaatrechtelijk worden gehandhaafd
(tegen de overtreden een procedure starten voor de burgerlijke rechter).
Betekenis v/d Windmill-doctrine voor de handhaving: toepassen van deze
doctrine op privaatrechtelijke handhaving moet eerst worden gekeken of de wet een
, antwoord geeft op de vraag of privaatrechtelijke handhaving is toegestaan: is dit niet
het geval, dan moeten de andere uit het Windmill-arrest voortvloeiende vragen
worden beantwoord: A: is handhaving langs publiekrechtelijke weg mogelijk? Zo ja,
B: biedt de publiekrechtelijke weg meer waarborgen a/d burger? En zo ja, C: leidt de
publiekrechtelijke handhaving tot een vergelijkbaar resultaat als de privaatrechtelijke
handhaving?. Soms geeft de wet ‘verlof’ voor handhaving langs privaatrechtelijke
weg: zie art. 1.1a lid 2 Wm en art. 5.26 Wabo. Meestal is dit niet het geval en
moeten vragen a-c worden beantwoord. Bij een bevestigende beantwoording van
deze vragen zal het volgen van de privaatrechtelijke weg in het algemeen een
doorkruising v/d desbetreffende wet opleveren en daarom niet toelaatbaar zijn. Met
name ministers en zelfstandige bestuursorganen hebben niet steeds de
dwangsombevoegdheid. Voor hen is er dan dus geen vergelijkbaar resultaat via
publiekrecht te halen. De mogelijkheid om preventief een sanctie op te leggen via het
bestuursrecht is zeer beperkt; er moet sprake zijn v/e klaarblijkelijk dreigende
overtreding. Privaatrecht kent preventieve verbod van een dreigende inbreuk op het
recht.
Geen Windmill-doctrine voor particulieren: om overtreder als particulier te kunnen
aanpakken zal betrokkene een zeker belang moeten hebben: zij komen dan op voor
een eigen belang en dan kan via het privaatrecht. Particuliere kan ook algemene
belangen (zoals milieubelang) behartigen. Het opkomen voor algemene belangen
door dergelijke instellingen is in art. 1:2 lid 3 Awb vastgelegd. Voor
algemeenbelangenbehartiger (overheid) gelden strenge beperkingen. Voor
particuliere organisaties is er geen beperking in de keuze tussen het volgen van
privaatrechtelijke weg en bestuurlijke weg, inhoudend een verzoek aan het bevoegde
bestuursorgaan om op te treden en het procederen bij bestuursrechter tegen
weigering aan dat verzoek te voldoen. Windmill is n.v.t. op private behartigers.
7.3 Handhaving van normen en normen voor handhaving
Verband tussen normstelling en handhaving: goede handhaving veronderstelt
heldere, uitvoerbare en naleefbare normen. Als mensen het nut v/e regel niet inzien,
zullen ze die regel ook niet serieus naleven. Bij handhaving kunnen er problemen
ontstaan: ten eerste moet worden vermeden dat er strijd met het gelijkheidsbeginsel
ontstaat doordat in sommige gevallen wel, maar in andere gevallen niet wordt
gehandhaafd. Ten tweede kan een overtreder zich bij een onduidelijke regel
beroepen op aantasting v/d rechtszekerheid. Voorts kunnen voerheden fouten
begaan doordat ze zelf de (onduidelijke) regel niet goed toepassen. 1 het is v/d
handhaafbaarheid v/h grootste belang dat overheden heldere normen stellen (dit kan
niet altijd door voorschriften): de normadressaat moet kunnen weten wat precies van
hem wordt verlangd; 2 in een sanctiebesluit moet, op straffe van vernietiging door de
rechter, nauwkeurig worden aangegeven welke norm is overtreden (nauwkeurigheid
leidt soms tot meer gedetailleerde normen, wat het ingewikkelder maakt).
Normering van handhaving: normen voor bestuurlijk handelen gelden ook voor
handhavend optreden.
Zorgvuldige voorbereiding: overtreders aan wie het bestuur een sanctie wil gaan
opleggen, is vrijwel altijd art. 4:8 Awb (hoorplicht) van toepassing, hetgeen ook in
overeenstemming is met het belastende karakter v/h besluit. Bij de voorbereiding
moeten de feiten worden gevonden en vastgelegd waarop de sanctie wordt
gebaseerd. Wettelijke bewijsvermoedens zijn toegestaan, mits het mogelijk blijft om
tegenbewijs te leveren: het bewijs mag niet in overwegende mate berusten op
vertrouwelijke informatie.