Dit document bevat samenvattingen, een begrippenlijst en de kenmerkende aspecten volledig uitgewerkt van geschiedenis hoofdstuk 3 en 4. Ik heb alleen met dit document geleerd en heb een 8.7 gehaald voor de toets!
//
Hoofdstuk 3, paragraaf 1
Over het ontstaan van de Islam is weinig met wetenschappelijke zekerheid bekend.
Volgens latere Islamitische geschriften koos Allah de Arabische handelaar
Mohammed uit als zijn boodschapper. De profeet zou vanaf 610 verzen van God
hebben gekregen: deze zijn na zijn dood opgeschreven in de Koran.
De islam was vanaf het begin een godsdienst van heersers. Mohammed was niet
alleen geestelijk leider, maar ook wereldlijk machthebber. 622 was het begin van de
islamitische jaartelling, in dat jaar zou Mohammed uit Mekka, zijn geboorteplaats,
zijn verdreven naar Medina. Hij zou daar de eerste islamitische staat gesticht
hebben. In de jaren daarna aanvaardden steeds meer stammen in Arabië
Mohammeds gezag. Vanuit Medina zou hij later Mekka ingenomen hebben.
Na Mohammeds dood in 632 kozen de belangrijkste leiders een nieuwe politiek en
geestelijk leider, de kalief (opvolger). De kaliefen breidden Mohammeds staat in
korte tijd uit tot een groot Arabisch rijk. Dit noemden ze de jihad. Dit begrip
betekende in de tijd van Mohammed de innerlijke strijd om een goed moslim te zijn
en de strijd om de islam te verdedigen. Na Mohammeds dood kreeg je jihad ook de
betekenis van verplichting voor moslims om hun godsdienst te verspreiden, zo
nodig met geweld.
Tussen 632 en 659 onderwierpen Arabische legers het Perzische rijk. Omstreeks
650 viel de Arabische expansie stil door burgeroorlogen binnen het kalifaat.
Na de moord op kalief Ali in 661 kwamen de Omajjaden aan de macht. Deze familie
stichtte in de hoofdstad van Syrië een dynastie, waarbij de titel en de positie van
kalief erfelijk werd. Opstanden van de Sjiieten (volgelingen van Ali) werden
onderdrukt, waardoor zij een grote minderheid bleven in de Islam, de meeste
moslims waren soennieten.
Eind van de 7e eeuw rukten Islamitische legers opnieuw op. Ze breidden het
Arabische rijk uit in het oosten met Pakistan, Afghanistan en gebieden ten
noorden daarvan. In het westen veroverden ze Noord-Afrika. Vanuit Marokko
staken ze in 711 over naar Europa, waar ze het Iberisch schiereiland veroverden.
In 750 werd de Omajjadenfamilie grotendeels vermoord door de Abbasidenfamilie
die een nieuwe kaliefendynastie vestigden en de nieuwe hoofdstad Bagdad (Irak)
stichtte. Een Omajjade vluchtte naar Córdoba, waar hij emir werd van een
onafhankelijk rijk dat Portugal en delen van Spanje en Marokko omvatte. Een
nakomeling van hem riep zich in 929 uit tot kalief.
In de 10e eeuw riepen ook sjiieten een eigen kalifaat uit, in Egypte waar ze hun
hoofdstad Caïro stichtten. De rest van het Arabische rijk viel uiteen in kleinere
staten, die werden bestuurd door vorsten die zich emir of sultan noemden. Zij
erkenden wel de opperheerschap van de kalief van Bagdad maar die had weinig te
zeggen.
22
,Meestal tolereerden de Arabieren het christendom en het jodendom omdat de aan
de islam verwant waren. Ze namen ook veel elementen van de Perzische en Grieks-
Romeinse cultuur over. De Abbasiden lieten boeken van de Grieken, Perzen en
Indiërs in het Arabisch vertalen. Ook stichtten ze in Bagdad het Huis der Wijsheid,
waar joodse, christelijke en islamitische geleerden onderzoek deden.
Onder de Abbasiden kwam aan de snelle expansie van de islam een eind, maar
geleidelijk werd het geloof toch verder verspreid. In het westen drongen de Turken
het Byzantijnse rijk verder terug. Vanaf de 11e eeuw veroverden ze Anatolië, waar
een Turkse leider het Ottomaanse rijk stichtte. De Ottomanen veroverden vanaf de
14e eeuw ook Zuidoost-Europa en maakten in 1453 met de verovering van
Constantinopel een eind aan het Byzantijnse rijk.
23
, Hoofdstuk 3, paragraaf 2
De landbouw-stedelijke samenleving in West-Europa was in de vroege
middeleeuwen verdwenen. Het had in de jaren 500-1000 een landbouwsamenleving.
Door de instorting van het Romeinse bestuur en de Germaanse invasies was vanaf
de 3e eeuw de handel en nijverheid afgenomen en was de bevolking gekrompen.
De overheid kon handelaren, producenten en andere burgers niet meer
beschermen tegen rovers, Germaanse invallers plunderden de steden en er waren
geregeld oorlogen tussen Romeinse en Germaanse legers en tussen Germaanse
veroveraars onderling. Daardoor daalde de productie, met als gevolg dat de
overheid minder belasting kon heffen en dus haar ambtenaren en militairen
slechter kon betalen. Daardoor werd het staatsapparaat nog zwakker en nam de
onveiligheid nog meer toe. Met als gevolg dat de economie nog verder achteruit
ging. Een oorzaak was ook dat geld schaarser werd. Met goud werden goederen uit
het Byzantijnse rijk gekocht zonder dat in West-Europa voldoende producten
werden gemaakt die voor het oosten interessant waren.
De handel verdween niet helemaal. Maar handel vanuit het Middellandse
Zeegebied bleef wel beperkt. Ook groeide er vanaf de 7e eeuw tussen verschillende
delen van West-Europa regionale producten. Vanaf de 8e eeuw ontstond ook
handel met het Oostzee gebied. Toch was de West-Europese economie
grotendeels zelfvoorzienend, plattelandsgemeenschappen waren autarkisch.
In de 4e eeuw daalde de agrarische productie sterk. Om te voorkomen dat de
productie nog meer daalde, verbood de overheid boeren hun land te verlaten.
Daarnaast zochten boeren vanwege de toenemende onveiligheid bescherming bij
grootgrondbezitters. In ruil daarvoor gingen ze verplichtingen aan die overgingen
van ouders op kinderen. Zo ontstonden een enorme groep halfvrije mensen,
horigen, en een groep met erfelijke voorrechten, de adel. Horigen waren niet
helemaal rechteloos, maar
mochten niet zonder toestemming van hun heer het land verlaten.
Tot de nieuwe klasse van horigen gingen ook veel voormalige slaven horen, maar
de slavernij was niet helemaal verdwenen. Net zoals voorheen werden overwonnen
volken tot slaaf gemaakt. Veel van die slaven werden naar Zuid-Europa gebracht,
waar ze verkocht werden aan kopers daar. Germaanse handelaren verkochten veel
buitengemaakte leden van Slavische volken uit Oost-Europa.
Het grondgebied van een edelman was een domein. Het bestond uit twee delen.
Het ene deel werd gebruikt door de heer. Het was onderverdeeld in akkers, weiden
en woeste gronden. Vaak waren er ook een moestuin, een visvijver en een
wijngaard. Ook stond hier het herenhuis (het hof) met opslagschuren, een molen,
een weverij en andere gebouwen.
Het andere deel van het domein werd gebruikt door horige boeren die van de heer
afhankelijk waren. Ze beschikten over een boerderij waarmee ze hun gezin konden
24
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 713192Z. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.