ONDERWIJSKUNDE
GESCHIEDENIS VAN HET ONDERWIJS
Erasmus wilde de
kinderen vrij
maken van de
natuurlijke driften
en zelf laten
nadenken
Comenius kwam
als eerste met
prentenboeken
voor kinderen
Rousseau vind dat
kinderen van nature
nieuwsgierig zijn en dat
je de kinderen de
ruimte hiervoor moet
geven. Hij zit tussen
verlichtingsdenken en
romantiek in.
Vanaf Pestalozzi kwam
de romantiek (1782)
kwamen er steeds meer schoolboeken, materiaal gemaakt voor kinderen en opstaan voor de identiteit
van het kind.
In de 19e eeuw is Nederland een natiestaat. Er was kritiek op onderwijs in staatsscholen:
- Rond 1830: protestantse ouders en leerkrachten
o Religieuze educatie (RE) sluit niet aan bij de thuissituatie
o Na 1864 ook rooms-katholieke ouders
Gevolgen op de kritiek: Oprichting van eigen scholen door leraren/ouders ZELF gefinancierd
Zo ontstond in de 19e eeuw dan ook de schoolstrijd met als doel een financieel, gelijke behandeling
tussen religieuze en neutrale staatsscholen. In 1917 eindigde deze schoolstrijd en in 1920 verscheen
er de nieuwe onderwijswet. Deze stond voor gelijke financiële steun voor zowel openbaar als
bijzonder onderwijs. Deze financiële gelijkheid zorgde niet alleen voor vrijheid, maar ook voor
segregatie (scheiding). Na 1960 werd de rol van de kerk kleiner binnen het onderwijs, het kreeg een
meer faciliterende rol. Ook bijzondere scholen worden open: iedereen is welkom. Om dit tegen te
gaan werd in 1985 de Nieuwe onderwijswet ingebracht. alle scholen moesten iets doen met religie en
ideologie. Het doel hiervan was het normatief kennis overdragen van religies. Oftewel teaching from
en teaching about = je leert ze niet binnen een (religieus) kaden, maar over een (religieus) kader. In
2000 ontstond volgens Paul Scheffer ‘’het multiculturele drama’’. Het achterblijven van hele
generaties allochtonen en de vorming van een etnische onderklasse maakte deze vorm van onderwijs
onmogelijk. Er ontstonden twijfels over Religieuze educatie in scholen. Het was belangrijk, maar
tegelijkertijd ook beangstigend. Deze angstgevoelens werden versterkt door de spanning in de
samenleving. Vanaf 2001 worden niet religieuze scholen niet voor alle kinderen verplicht. Dit werd
,gezien als een ‘’zwakke’’ oplossing. In 2003 werd er een hernieuwd debat gestart over RE, waarin de
oplossing kwam dat religie in het onderwijs mag, alleen als het te ver zou gaan. Sinds 2006 is
burgerschapsvorming (ontwikkeling van eigen identiteit) heel belangrijk geworden. Hieraan relateert
RE.
SOORTEN ONDERWIJS
MARIA MONTESSORI 1870-1952 MONTESSORI ONDERWIJS
- Eerste vrouwelijke arts in Italië ‘’ Help mij het zelf te doen!’’
- Onderwierp ontwikkelingsmaterialen - Kindgerichte methode > leren vallen en
voor ‘’idiote’’ kinderen opstaan
- Cada dei Bambini (1907) - Leerkracht observeert
- Zelfcorrigerende materialen
- Keuzevrijheid, tempovrijheid,
niveauvrijheid en bewegingsvrijheid
- Grote zelfstandigheid
HELEN PARKHURST 1887-1973 DALTON ONDERWIJS
- Daltonschool - Onderwijs moet echte ervaringen
- Geïnspireerd door Maria Montessori opleveren
- Balans tussen maatschappelijke eisen - Grote zelfstandigheid
(persoonlijkheidsvorming en - Eigen oplossingen bedenken bij
socialisatie) en persoonlijke doelen van problemen
leerlingen - Eigen tempo, eigen niveau
- Vrijheid in gebondenheid - Dag- en weektaken
- Samenwerking is belangrijk binnen die - Leefgemeenschap
aangeboden kader waarbinnen de - Democratie en burgerschap
kinderen werken.
CÉLESTIN FREINET 1896-1966 FREINET ONDERWIJS
- Franse dorpsonderwijzer ‘’ KINDEREN BETREKKEN BIJ HET
- Boerenkinderen hadden weinig ECHTE LEVEN’’
belangstelling voor school - Klassenkrant/drukpers
- Belevingswereld en ervaringen van - Maken eigen dag- en weekplannen
kinderen centraal - Opvoeding staat niet los van de
- Natuurlijk leren maatschappij
- Sociale omgeving is belangrijk om jouw - Leerkracht gelijkwaardig aan leerlingen
natuurlijke leren te kunnen ontwikkelen - Sociocratisch methode voor
- Arbeid is vormingsprincipe beslissingen
- Klassenvergaderingen
- Muurkant
PETER PETERSEN 1884-1952 JENAPLAN ONDERWIJS
- Hoogleraar in de pedagogiek in Jena - Leren in stamgroepen (heterogeen)
- Proef- en oefenschool - Basisactiviteiten: spreken, spelen,
- Persoonlijke ontwikkeling werken en vieren
- Gemeenschap centraal - Basisactiviteiten worden afgewisseld in
- Elk kind is uniek en deelnemer aan een ritmisch weekplan
gemeenschap - Kring: werk bespreken en plannen
- Kind wil van nature leren maken > voorbereiding op later
- Wereldoriëntatie (religie, voeding etc.)
belangrijkste vormingsgebied
Persoonlijkheidsvorming en socialisatie
, staan centraal! - Vieringen: weekopening – weeksluiting
RUDOLF STEINER 1861-1925 VRIJE SCHOOL
- Antroposofisch anthropos (mens) + - Muziek, bewegingskunst (euritmie),
sophia (wijsheid) handwerken, kunst, toneelspelen
- Geestelijke verbondenheid - Periodeonderwijs= één onderwerp
- Drieledig mensbeeld: fysiologisch, gedurende 2 a 3 weken centraal op alle
psychologisch en geestelijk > mogelijke manieren uitdiepen
iedereen heeft vraag naar deze - Klassen nummeren van 1
behoeftes biedt geestelijke (zevenjarigen) tot 14
verbondenheid
- Kunst centraal
- Natuurlijke middelen
- Holistische standpunt
KEES EN BOEKE 1884-1966 DE WERKPLAATS EN ONDERWIJS
- Idealist en utopist - Werken met hoofd, hart en handen
- Afkeer tegen de staat; reactie op de - Onderwijs moet aansluiten bij het kind
oorlog - Schoolse leren mocht niet overheersen
- Macht ligt bij de gemeenschap = samen - Kinderen waren werkers en
beslissen leerkrachten medewerkers
- Samenleving als sociocratie - Sociale vorming, ontwikkeling van het
karakter en zelfredzaamheid ->
belangrijker dan kennis
- Siësta, koken, handarbeid, kartonnage
en werken in de tuin
DE PEDAGOOG IN HET ONDERWIJS
- Ondersteunen van kinderen en ouders
- Faciliteren van passend leertrajecten
- Signaleren van ondersteuningsbehoeften
- Bijdragen aan pedagogisch leerklimaat
- Uitgaan van mogelijkheden, talenten en perspectieven
- Verbinding tussen ouders en school
- Verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp (integreren verschillende gegevens)
- Werkzaam binnen de school, het samenwerkingsverband of als vrijgevestigde aanbieder
ONDERWIJS
Vier typen schoolorganisaties
1. Traditionele school = (stabiele omgeving) gedijt in een rustige, stabiele, omgeving, bij een
geringe complexiteit. De school wordt voor een groot deel geleid door gewoonten en tradities.
2. Regelschool =(takenlijst) reageert op de toegenomen complexiteit met regels. Het initiatief
komt te liggen bij de schoolleiding. De organisatie krijgt een formeel karakter, met duidelijke
taakomschrijvingen, werkroosters en normen.
3. Collegiale school = (besluiten) zoekt de oplossing voor de toegenomen complexiteit in
samenwerking. Het initiatief komt te liggen bij de leerkrachten. In bijeenkomsten van
leerkrachten wordt de lijn uitgezet. Er wordt vaak besloten bij consensus.
4. Integrale school = (autonomie met kaders) kent een verwevenheid van leiding en
leerkrachten. Zowel de schoolleiding als de leerkrachten kunnen initiatieven nemen. De