100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting fysiologie en pathologie leerjaar 1 €4,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting fysiologie en pathologie leerjaar 1

2 beoordelingen
 178 keer bekeken  5 keer verkocht

Samenvatting fysiologie en pathologie k1 fysiotherapie leerjaar 1

Voorbeeld 2 van de 15  pagina's

  • Onbekend
  • 9 juni 2018
  • 15
  • 2017/2018
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (3)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: elisahaverkate2 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: margot23 • 6 jaar geleden

avatar-seller
kirstenm2000
Fysiologie
Homeostase
1. De student kan de globale organisatie van het lichaam aan de hand van de
organisatieniveaus beschrijven
Organisatieniveaus:
- atoom - weefsel
- molecuul - orgaan
- organel - orgaansysteem
- cel - organisme
2. De student kan het begrip homeostase defniëren
Homeostase is het vermogen van een organisme om de samenstelling van het
milieu intérieur constant te houden. De stabiliteit van het intern milieu wordt
bedreigd door: veranderingen van de buitenwereld en activiteiten van het
lichaam.
3. De student kan de homeostatische regulering uitleggen aan de hand van
de begrippen: milieu interieur, metabolisme, fysiologische regelprincipes
en nerveuze en hormonale regeling.
4. De student kan de difusie en osmose beschrijven en de invloed van
verschillende factoren op de difusiesnelheid verklaren.
Difusie is de verspreiding van moleculen van een regio van een hoge
concentratie naar een regio met een lagere concentratie. Snelheid van difusie is
afhankelijk van de temperatuur, membraaneigenschappen, afstand, grootte van
het molecuul en concentratie gradiënt.
Osmose is de verspreiding van watermoleculen over een semipermeabel of
selectief permeabel membraan van een hoge concentratie naar een lage
concentratie.
5. De student kan de globale organisatie van het vegetatieve zenuwstelsel en
het hormoonstelsel beschrijven en de overeenkomsten en verschillen in
tussen deze stelsels in de regulatie van de lichaamsprocessen beschrijven.

6. De student kan samenhang tussen ergotrope en trofotrope processen, de
functies van het vegetatief zenuwstelsel en anabole en katabole processen
uitleggen

Celllen
1. Studenten kunnen de celorganellen, de verschillende eigenschappen en
primaire functie benoemen.
Cytoplasma met celorganellen
- Nucleus (celkern): de kern is het centrum van waaruit processen in de cel
worden bestuurd. In de kern bevindt zich DNA die coderen voor genen. Éen gen
bevat een code voor één eiwit.
- Endoplasmatisch reticulum (ER): het ER vormt een netwerk van membranen in
het cytoplasma. Het ER dient als intracellulair transportsysteem. Een tweede
functie is de productie van eiwitten. Het ruwe ER houdt zich bezig met de
eiwitsynthese.
- Ribosomen: deze verzorgen het proces van translatie waarin de genetische
code in het mRNA wordt vertaald naar de volgorde van de aminozuren in een
polypeptideketen.
- Golgi-apparaat: het Golgi-complex fungeert als expeditiecentrum voor stofen
die in het ER zijn geproduceerd. Het complex bestaat uit een systeem van
parallel geordende, min of meer concentrisch georienteerde ruimten die
begrensd worden door membranen. Het Golgi-apparaat zorgt voor de afwerking
van halfabrikaten die het vanuit het ER krijgt aangevoerd.

, - Lysosomen: lysosomen zijn organellen waarin grote moleculen en deeltjes, zoals
celfragmenten en lichaamsvreemd materiaal, tot kleine, oplosbare moleculen
moleculen worden gesplitst.
- Mitochondrium: dit zijn de energiecentrales. In deze organellen vindt de
verbranding van voedingsstofen plaats. Mitochondrium hebben een
boonvormige structuur met een wand die uit twee membranen bestaat.
Cytoskelet: het cytoskelet speelt een rol bij uitvoeren van bewegingen, transport
van stofen binnen de cel en het opvangen van mechanische krachten. Het
cytoskelet is prominent aanwezig in spiercellen, zenuwcellen (neuroflamenten)
en in cellen van de opperhuid (keratine).
Cellen: cellen zijn de kleinste eenheid van de levende materie. Ze zijn in staat
tot: opname en uitscheiding van diverse stofen, energieproductie,
eiwitproductie, reproductie, reparatie en uitvoeren van diverse functies.
2. Studenten kunnen bouw en de verschillende eigenschappen en functie
(waaronder de transportsystemen) van de celmembraan beschrijven.
De celmembraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden met daartussen
eiwitten en cholesterol. De fosfolipiden bestaan uit hydrofele kop en hydrofobe
staartjes. De celmembraan vormt de buitenste begrenzing van de levende cel.
Het membraan selecteert welke stofen door erdoor mogen en welke stofen niet.
het membraan is dus selectief doorlaatbaar of semi-permeabel.
3. Studenten kunnen in hoofdlijnen het proces van de eiwitsynthese
beschrijven.
De eiwitsynthese begint met transcriptie. Transcriptie is in de genetica het
proces dat van het DNA van een gen een complementaire kopie maakt
bestaande uit enkelstrengs messenger-RNA (mRNA). Bij de eiwitsynthese wordt
tijdens de transcriptie mRNA geproduceerd, dat vervolgens door middel van de
translatie wordt 'vertaald' naar een eiwit. Ribosomen lezen het mRNA af en
vertalen die in een aminozuurvolgorde van eiwitten. Deze volgorde begint met
een startcodon en eindigt met een stopcodon. Het eitwit belandt in het
cytoplasma of ER. Terwijl de eiwitketen wordt aangemaakt, rolt ze al meteen op
tot haar driedimensionale structuur, die bepaald wordt door de
aminozuurvolgorde.
4. Studenten kunnen de bouw, de onderdelen en functie van de zenuwcel
beschrijven.
Neuronen (zenuwcellen) zorgen voor het ontvangen en verzenden van
zenuwprikkels en vormen samen lange vezels. Ze bestaan uit een cellichaam,
waarin de nucleus ligt. In de nucleus ligt de informatie opgeslagen voor de
productie van neurotransmitters. Ook heeft een neuron een korte uitloper
(dendriet) en een lange uitloper (axon). Het cellichaam bevat een celkern, hierin
ligt de informatie opgeslagen voor de productie van neurotransmitters. Ook
bevatten neuronen mitochondriën, een uitgebreid ruw ER en Golgi-apparaat.

Weefsels
1. De student kan belangrijkste eigenschappen en functies van de 4
belangrijkste weefseltypen van het lichaam beschrijven.
Epitheel
Bestaat vrijwel geheel uit cellen die door uiterst dunne laagjes tussenstof worden
gescheiden. Dit weefsel vormt de opperhuid en bekleding van luchtwegen,
urinewegen en spijsverteringskanaal.
Functie: bescherming, selectief doorlaatbaar, uitscheiding stofen (klieren).



Zenuwweefsel

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kirstenm2000. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 84866 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49  5x  verkocht
  • (2)
  Kopen