Hoorcollege 1
Er wordt in de media veel gediscussieerd over kinderopvang. Ook hebben mensen hier zelf
een uitgesproken mening over, danwel positief, danwel negatief.
Negatief:
- Mensen zouden hun kind niet op moeten laten voeden door iemand anders.
- Kinderopvang is niet goed voor een kind.
Positief:
- Kinderen leren in kinderopvang omgaan met andere kinderen.
- De juiste kinderopvang (hoge kwaliteit) maakt het kind slimmer.
De laatste jaren zijn er steeds meer zorgen om kinderopvang: steeds meer gaan failliet. Het
gaat niet altijd over pedagogische aspecten, ook veel over economische aspecten.
Kinderen zijn door de jaren heen op allerlei manieren opgevangen.
1912: veel kinderen, weinig leidsters
2012: minder kinderen, gezellige ruimte
De kinderdagverblijven zoals wij die vandaag de dag kennen, zijn voortgekomen uit
matressenscholen, bewaarscholen en de kinderbewaarplaatsen.
Matressenscholen:
18e eeuw
Kinderen van 3-5
Vooral voor de armeren (arbeiders)
Bij een matresse thuis: oudere, alleenstaande vrouw
Juffen op deze school waren niet opgeleid tot werken met jonge kinderen, maar zij deden dit
om zich van levensonderhoud te voorzien. Scholen leken in die tijd hierom meer op een
bewaarplaats.
Er werd gebruik gemaakt van kelders en bouwvallige zolders (slechte voorzieningen).
Donker, te klein. Bij inspectie werden soms wel 20 zuigelingen in 1 bed aangetroffen.
Het programma bestond voornamelijk uit het aanleren van goede manieren, opzeggen van
gebeden en soms ook het lezen en spellen.
Er werd weinig geleerd en het was er erg vies.
Bewaarscholen (infant schools):
Ontslaan door de industrialisatie
De lage lonen maakte het noodzakelijk dat beide ouders werkte
Bewaarscholen hadden als doel de situatie van de kinderen te verbeteren (kinderarbeid,
zuigelingensterfte)
Ook hier weer voor arme gezinnen
Gehoorzaamheid, tucht en orde stond centraal, net als basiskennis over God
De gebouwen waren ruimer en schoner, maar er was nog wel sprake van openbezetting:
100-400 kinderen in een lokaal. Veel stilzitten, zingen en uit het hoofd leren.
Kleuterscholen zijn hieruit ontstaan onderwijsfunctie in plaats van opvangfunctie
Kinderbewaarplaatsen (nurseries):
Ontstaan door de slechte omstandigheden in de matressenscholen en de overbezetting in de
bewaarscholen.
Ouders maakten zich zorgen om het welzijn van hun kind: klachten bij stadsbestuur.
Dr. Coronel kreeg de opdracht om de klachten te onderzoeken: hij ging op onderzoek en trof
260 scholen aan. Ouders van klachten bleken terecht. In zijn rapport schreef hij dat er
opvang moest komen voor de allerjongsten (baby tot zes jaar): bewaarplaatsen.
Eerste bewaarplaats: 1872: Amsterdam: Femina Muller.
, Relatief goede kwaliteit (in vergelijking met matressenscholen). Er was geen aandacht voor
pedagogische kwaliteit, meer om voeden en schoonhouden.
Jaren 50: kinderbewaarplaats werd kinderdagverblijf.
Er kwam, naast de aandacht voor voeden en schone kleding, ook aandacht voor de
pedagogische begeleiding van kinderen. Het opvangen van kinderen werd iets anders dan
het bewaren van kinderen.
Er was geen sprake op een algemeen pedagogische visie, de omstandigheden qua werk en
voorzieningen bleven hetzelfde.
Werken met kinderen bleef voornamelijk verzorgend.
Jaren 60/70: veranderingen binnen het bestuur. Er kwamen meer deskundigen in het
bestuur en er kwamen meer mannen (technisch en financieel). De directrice nam taken over
van het bestuur: dit leverde een conflict op met bevoegdheden. Bestuur wilde zo veel
mogelijk kinderen opvangen, de directrice stelde de belangen van kinderen en personeel
voorop: kleinere groepen.
De behoefte voor opvang steeg: er kwamen wachtlijsten.
Het was nu niet meer alleen voor arme gezinnen, maar ook voor de middenklasse (jaren 70).
De vraag naar opvang bleef stijgen: er kwamen actiegroepen en initiatieven vanuit ouders
openden kinderopvangen.
Jaren 70: er ontstonden acties nav de lange wachtlijsten. Ook nav het feminisme (ook
vrouwen wilden studeren en werken).De gedachten was dat het kinderen zal schaden als zij
gescheiden werden van hun moeder.
Jaren 80/90: steeds meer vrouwen gingen en bleven buitenshuis werken, dus de behoefte
aan opvang werd groter. Wachtlijsten 2x zo groot als dat er opvangen waren. Er werden
actiegroepen gevormd, maar hadden weinig succes. De situatie veranderde toen in 1989 de
stimuleringsmaatregel kinderopvang werd aangenomen. Het doel hiervan was het uitbreiden
van kinderopvangmogelijkheden. Kinderopvang is een gemeenschappelijk belang: ouders,
overheid, werknemers.
Het openen van meerdere kinderopvangen had als gevolg dat er meer focus werd gelegd op
de kwaliteit, niet alleen meer op capaciteit.
In 2005 kwam er een wet die de kwaliteit en het toezicht erop waarborgde. Het was nog wel
heel algemeen. De wet regelt ook de financiering. Ouders kunnen in aanmerking komen voor
een toeslag. De wet moest ervoor zorgen dat ouders makkelijker werk en zorg konden
combineren.
Men vond dat er nog te weinig aandacht was voor kwaliteit. In 2018 kwam hierom IKK:
innovatie kwaliteit kinderopvang.
Vier aandachtsgebieden: ontwikkeling kind, veiligheid en gezondheid, stabiliteit en
pedagogisch maatwerk, en kinderopvang is een vak. Er moet meer aandacht komen voor
kinderopvang in opleidingen.
Maximaal aantal baby’s van 0 jaar per PM is van 1:4 naar 1:3 gegaan.
Elk kind krijgt een mentor toegewezen die de ontwikkeling van het kind volgt.
Een pedagogisch beleidsmedewerker coacht de PM bij de dagelijkse werkzaamheden.
Kinderdagverblijven (childcare centers/daycare centers):
Groepen van maximaal 16 kinderen, afhankelijk van de leeftijd.
Kinderen van ongeveer 3 maanden (10 weken), tot 4 jaar (groep 1)
Groepssamenstelling kan horizontaal (50%) (same age): babygroepen van 0-2 jaar en
peutergroepen van 2-4 jaar, of verticaal (50%) (mixed age): 0-4 jaar