Week 7 obstipatie en diarree
om chronische obstipatie goed te kunnen definiëren worden de Rome III-criteria gebruikt,
waarbij minimaal twee van de volgende klachten aanwezig moeten zijn gedurende minimaal drie
maanden:
In meer dan 25% van de gevallen:
persen gedurende de defecatie; manuele fecesverwijdering
harde en keutelvormige ontlasting noodzakelijk;
(voor 40-60% uit water bestaand in plaats minder dan 3 x per week ontlasting;
van 75-80%); diarree zeldzaam aanwezig zonder
gevoel van incomplete evacuatie; gebruik van laxeermiddelen;
gevoel van rectale blokkade of te weinig criteria om aan IBS te
obstructie; voldoen
Dit kan verder aangevuld worden met:
een ontlastingsgewicht van minder dan 30 gram per dag;
een vertraagde colonpassagetijd (Mathus-Vliegen 2006).
Om obstipatie als chronisch te kunnen omschrijven moeten de klachten zes maanden geleden
begonnen zijn en minimaal drie maanden aanhouden. Verder dient opgemerkt te worden dat
obstipatie zelf geen diagnose is, maar een symptoom.
Het is vaak lastig om de consistentie van de ontlasting te
omschrijven. Een hulpmiddel hierbij kan de Bristol stool form
scale zijn. Deze gaat uit van zeven verschillende
consistenties van ontlasting.
type 1: aparte harde keutels (moeilijk om uit te
scheiden);
type 2: samengekleefde keutels;
type 3: worstvormige feces brokkelig van structuur;
type 4: worstvormige feces zacht en glad van
structuur;
type 5: zachte feces met duidelijke scherpe contouren
(makkelijk uit te scheiden);
type 6: zachte tot zeer zachte feces met onduidelijke
contouren, een breiige ontlasting;
type 7: Waterig, geen structuur aanwezig, volkomen
vloeibaar (Foxx-Orenstein e.a. 2008, Otten 2006).
De normale defecatiefrequentie ligt tussen de drie keer per
dag en drie keer per week
‘
Er zijn twee soorten obstipatie te onderscheiden:
Primaire of idiopatische chronische obstipatie is vaak verdeeld in drie groepen:
Slow transit obstipatie: Komt vaak voor bij jonge vrouwen. De reden waarom het vooral bij jonge
, vrouwen voorkomt is onbekend. Slow transit obstipatie wil zeggen dat de totale passagetijd door
de darm is toegenomen als gevolg van hetzij een afgenomen darmactiviteit met een daling van
het aantal darmcontracties door het hele colon, hetzij een toename van het aantal
ongecoördineerde contracties met als gevolg een functionele obstipatie. Symptomen hiervan zijn
lage defecatiefrequentie, gebrek aan aandrang om te defeceren, buikpijn, opgeblazen gevoel.
Normal transit obstipatie ;Patiënten met normal transit obstipatie hebben vaak een verkeerd
beeld van de frequentie van hun ontlasting. Vaak ervaren zij veel stress. Bij deze patiënten zijn
rectale gevoeligheid en peristaltiek vaak wel abnormaal en kunnen deze erg variëren en daarom
is deze vorm van obstipatie moeilijk te onderscheiden van de slow transit obstipatie.
Rectale-evacuatieproblemen;Bij patiënten met rectale evacuatieproblemen denkt men dat ze
bepaald gedrag hebben aangeleerd dat resulteert in een ineffectieve ontlediging door een
verkeerd gebruik van (bijvoorbeeld bekkenbodem) spieren. Hierbij is de passagetijd normaal,
maar verloopt het ontlastingsmechanisme niet goed, waardoor feces zich in het rectum ophoopt
Secundaire obstipatie
Obstipatie wordt vaak toegeschreven aan leefstijl:
te weinig te weinig te weinig
beweging; vochtgebruik; voedingsvezels in de
voeding.
Secundaire obstipatie kan ook ontstaan door andere factoren dan de leefstijl zoals:
Endocriene ziekten, Metabole ziekten, gastro-inestinale ziekten, psychiatrische ziekten
(dementie, depresseie) of neurologische ziekten (overig: zwangerschap, medicatie etc.)
Hierbij verschilt de behandelbaarheid van de obstipatie sterk:
obstipatie is redelijk/goed te behandelen bij metabole en endocriene stoornissen, zoals
hypercalciemie, hypokaliemie, porfyrie, uremie, hypothyreodie en diabetes mellitus;
obstipatie is moeilijk/niet te behandelen bij algemeen of lokaal degeneratieve
neurologische aandoeningen, spieraandoeningen, bijvoorbeeld bij de ziekte van Parkinson,
CVA en ruggemergaandoeningen;
obstipatie ten gevolge van obstructie van de darm, zowel in als buiten de darm in het
kleine bekken, bij de ziekte van Crohn, diverticulose, vernauwing van het lumen door een
tumor of littekenweefsel en anale problemen is doorgaans redelijk goed te behandelen.
Opoïden, parasympathicolytica, calcium- en aluminiumzouten, lisdiuretica, ijzerpreparaten en
laxantia kunnen reeds bestaande obstipatie verergeren.
Opoïden (pijnstillers) en parasympaticolytica verminderen de darmperistaltiek.
Diuretica kunnen zorgen voor een indikking van de feces door dehydratie.
Klachten bij obstipatie
De meest voorkomende klachten bij obstipatie zijn:
buikpijn; flatulentie, vol of opgeblazen
misselijkheid, opgezette buik, gevoel;
braken; borrelingen in de buik;