Radiologie periode 4:
De aanvraag dusdanig interpreteren om juiste opnames te maken met bijbehorende
instelcriteria
Anatomie en pathologie benoemen
Uitleggen wat de wet Dieck-Cieszynski inhoud
Een beschrijving geven hoe een digitale beeld gevormd wordt
Een beschrijving geven welke systemen op een digitale afdeling ene rol spelen
Technische aspecten ook uit voorgaande periodes uitleggen en kunnen toepassen:
Handbelichting/AEC + meetvelden
Strooistralenrooster
Klein/groot focus
Focus-detector afstand
04-001:
Cervicale wervelkolom, C1-2, AP (densopname)
Indicaties:
- Degenratieve afwijkingen van het atlanto-occipitale en atlantoaxiale gewricht
- Ossale afwijkingen, fracturen
- Standafwijkingen, (sub)luxatie
Stralenrichting:
- AP. De CS staat loodrecht op de detector
Positionering:
De patiënt staat of zit met de rug tegen het wandstatief, met de mond maximaal geopend. De
verbindingslijn tussen de bovenste tandenrij (of maxilla) en de onderrand van het os occipitale staat
loodrecht op de detector.
Centreren:
- Er wordt gecentreerd in het midden van de open mond, deze positie komt overeen met C1-
C2.
- De bovengrens van het röntgenveld is de maxilla ter hoogte van de MAE
- Zijgrens is de angulus mandibulae
Beoordelingscriteria:
- Volledig, vrije afbeelding van atlas, axis, dens axis en atlantoaxiale gewricht
- Zo veel mogelijk vrije afbeelding van het atlantoaxiale gewricht
- Onderste begrenzing van bovenste tanderij (of maxilla) en os occipitale zijn exact op elkaar
geprojecteerd
- Voorste en achterste atlasboog zijn op elkaar, over de dens geprojecteerd, afgebeeld.
, - Symmetrische afbeelding: beiderzijds gelijke afstand van de dens en massa lateralis van de
atlas tot de ramus mandibulae
Opmerking:
Indien de hals van de patiënt gefixeerd is (bijvoorbeeld door nekkraag), kan eventueel iets
caudocraniaal ingeschoten worden om de atlas, axis, dens axis en het atlantoaxiale gewricht vrij te
projecteren
Cervicale wervelkolom, C3-7, AP
Indicaties:
- Cervicobrachialgie
- Halsribben
- Osteoporose, fracturen
- Spondylose, spondylartrose, reumatoïde artritis
- Standafwijkingen, scoliose, (sub)luxatie
Stralenrichting:
AP. De CS staat loodrecht op de detector
Positionering:
De patiënt staat of zit met de rug tegen het wandstatief, zonder torsie van wervelkolom en hoofd. De
cervicale wervelkolom wordt gestrekt. Hoofd zo ver achterover dat de verbindingslijn onderrand
mandibula – os occipitale loodrecht op de detector staat.
Centreren:
- Er wordt gecentreerd ter hoogte van het thyroïd
- De bovengrens van het röntgenveld is ter hoogte van de MAE
- De ondergrens ter hoogte van het jugulum
- De zijgrenzen vallen net binnen de huidgrenzen
Beoordelingscriteria:
, - Volledige afbeelding van C3 tot C7, inclusies de processus transversi (met name van C7)
- Zo veel mogelijk vrije projectie van de wervelcorpora en tussenwervelruimten. De processus
uncinati en uncovertebrale gewrichten zijn goed te beoordelen. (de processus uncinati zijn
uitsteeksels aan beide zijden op de bovenkant van de wervelcorpora van C3 tot en met C7. Zo
maken de onder- en bovenliggende wervels op dit niveau een extra gewricht: de
uncovertebrale gewrichten. Deze zijn vaak aangedaan als er sprake is van artrose in de nek.)
- De onderste begrenzing van mandibula en os occipitale zijn exact op elkaar geprojecteerd
- Symmetrische afbeelding: druppelvormige afbeelding van de processus spinosi onder elkaar
in de middellijn van de cervicale wervelkolom
Opmerking:
Voor een betere projectie van de wervellichamen, de tussenwervelruimten en de uncovertebrale
gewrichten moet, afhankelijk van de cervicale lordose, 10-20 graden caudocraniaal worden
ingeschoten. De lijn onderrand mandibula – os occipitale is evenwijdig aan de stralengang/
1. dens
2. axis
3. processus spinosus
4. corpus vertebrae cervicalis VII
5. processus transversus vertebrae thoracicae I
6. processus articularis inferior vertebrae
cervicalis V
7. processus articularis superior vertebrae
cervicalis VI
8. processus transversus vertebrae cervicalis VI
, Cervicale wervelkolom, lateraal:
Indicaties:
- Cervicobrachialgie
- Osteoporose, fracturen
- Spondylose, spondylartrose, reumatoïde artritis
- Standafwijkingen, scoliose, (sub)luxatie
Stralenrichting:
- DS. De CS staat loodrecht op de detector
Positionering:
De patiënt staat of zit in laterale positie, met linkerschouder tegen de detector. De wervelkolom, vooral
het cervicale deel, laten strekken. Schouders zo veel mogelijk laten afhangen, zo nodig met
hulpmiddelen (bijvoorbeeld zandzakjes, gewichten.) het hoofd iets achterover laten buigen zodat
overprojectie door de mandibula wordt voorkomen.
Centreren:
- Er wordt gecentreerd op de m.sternocleidomatoideus (nekspier) ter hoogte van het thyreoïd
- De bovengrens van het röntgenveld is ter hoogte van de craniale aanhechting van de
oorschelp
- Ondergrens ter hoogte van het manubrium sterni
- De dorsale grens valt op de processus spinosi
Beoordelingscriteria:
- Volledige afbeelding van C1 tot en met bovenkant Th1, inclusief de processus spinosi
- Exact laterale projectie: orthogonale afbeelding van wervels, tussenwervelruimten en
intervertebrale gewrichten, dat wil zeggen: