Privaatrecht Huiswerkvragen
Week 1)
1) Wat is een goed?
Art. 3:1 BW
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten
2) Wat is een zaak?
Art. 3:2 BW
Zaken zijn voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Voorbeelden: Eigendom, burenrecht, mandeligheid, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal en
het recht van appartement.
3) Wat is een vermogensrecht?
Art. 3:6 BW
Vermogensrechten zijn rechten die hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht,
overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen,
ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn
vermogensrechten
4) Wat is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben?
Het eigendom, Art. 5:1 BW jo Art. 3:81 jo Art. 3:83 BW
Art. 5: 1 BW jo art. 3: 81 (verkrijging van goederen)
3: 83 BW (overdracht van goederen)
Feitelijk bestaat dit recht uit 3 aspecten:
• Gebruiksrecht art. 5:1 Lid 2 BW
Zeer ruim opvatten. De eigenaar heeft alle denkbare bevoegdheden ten aanzien van zijn zaak. Niet
alleen het gewone gebruik. Ook het beheer en het overige genot van de zaak. Je mag alles doen. Ook
kapot maken.
• Eigenaar van de vruchten art. 5: 1 lid 3 BW
Denk aan landbouwopbrengsten, de oogst. Maar ook aan de waardestijging van de grond
• Beschikkingsrecht art. 3: 81/lid 1 en art. 3: 83 lid 1 BW
Bevoegdheid om zijn eigendomsrecht op de zaak te bezwaren met een beperkt recht zoals erfpacht,
opstal en hypotheek plus de bevoegdheid om zijn recht te vervreemden.
1
,5) Is dit recht onbeperkt?
Art. 5:1 lid 1 BW
Nee, grens: strijd met rechten van anderen, wettelijke voorschriften en ongeschreven recht. Zie ook
schema hoorcollege: inbreuk eigendomsrecht.
6) Van wie kan de eigenaar de zaak opeisen, en welk juridisch begrip hoort hierbij?
Art. 5:2 BW Revindicatie
De exclusiviteit van het eigendomsrecht blijkt onder meer uit het feit dat de eigenaar bevoegd is de
zaak op te eisen van ieder die haar zonder recht houdt.
7) Wat is toe-eigening of occupatie?
Art. 5:4 BW jo Art. 3:113 BW
Toe-eigening of occupatie wil zeggen dat iemand eigenaar wordt van een zaak die aan
niemand toebehoord door die zaak in bezit te nemen. Bv. Occupatie van een res nullius, een
weggeworpen krant in de trein.
8) Welke zaken zijn roerend, welke onroerend en welke registergoed? Motiveer je antwoord door
middel van relevante wetsartikelen.
Roerende zaak Art. 3:3 Lid 2 BW
Onroerende zaak Art. 3:3 Lid 1 BW
Registergoederen Art. 3:10 BW
Boek (roerend Art. 3:3 lid 2 BW)
Vrachtauto (roerend Art. 3:3 lid 2 BW)
Zeeschip (roerend en registergoed, art. 3:3 lid 2 BW jo 3:10 BW)
retreiver (hond) met stamboom (dier is geen zaak, art. 3:2a BW)
vakantiehuisje op vakantiepark (onroerend en registergoed)
vliegtuig (registergoed) (roerend en registergoed)
9) Geef aan welk van de volgende zaken hoofdzaak of bestanddeel zijn. Motiveer je antwoord
door middel van relevante wetsartikelen.
Bestanddeel Art. 3:4 BW
een losse dakpan (hoofdzaak)
Hoofdzaak: een losse dakpan maakt geen onderdeel uit van een andere zaak (art. 3:4 lid
1BW) en is evenmin zodanig met een hoofdzaak verbonden dat deze daarvan niet zonder
schade kan worden afgescheiden (art. 3:4 lid 2 BW).
een dakpan die op een dak is geplaatst (bestandsdeel)
Bestanddeel: een dakpan die op een dak is geplaatst, maakt volgens verkeersopvatting
onderdeel uit van een andere zaak, te weten het gebouw waar het dak op rust (art. 3:4 lid
1BW).
2
, een tafel (hoofdzaak)
Hoofdzaak: een tafel maakt geen onderdeel uit van een andere zaak (art. 3:4 lid 1BW) en is
evenmin zodanig met een hoofdzaak verbonden dat deze daarvan niet kan worden afgescheiden
(art. 3:4 lid 2 BW).
een spaak in een wiel (bestandsdeel)
Bestanddeel: een spaak in een wiel is zodanig met een hoofdzaak (het wiel) verbonden dat deze
daarvan niet zonder schade kan worden afgescheiden (art. 3:4 lid 2 BW).
een ingebouwde autoradio (bestandsdeel)
Bestanddeel: een ingebouwde autoradio is zodanig met een hoofdzaak (de auto) verbonden dat
deze daarvan niet zonder schade kan worden afgescheiden (art. 3:4 lid 2 BW).
een op maat gemaakte lijst om een schilderij (bestanddeel)
Bestanddeel: een op maat gemaakte lijst om een schilderij maakt volgens verkeersopvatting
onderdeel uit van een andere zaak, te weten het schilderij dat het omvat (art. 3:4 lid 1BW).
een auto (hoofdzaak)
Hoofdzaak: een auto maakt geen onderdeel uit van een andere zaak (art. 3:4 lid 1 BW) en is
evenmin zodanig met een hoofdzaak verbonden dat deze daarvan niet kan worden afgescheiden
(art. 3:4 lid 2 BW)
10) Kan een onroerende zaak geen eigenaar hebben?
Art. 5:24 BW Occupatie van terra nullius
Aan de Staat behorende onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben.
Onroerende zaken behoren toe aan een eigenaar en is er geen andere eigenaar, dan behoren die
zaken toe aan de Nederlandse Staat. Occupatie of toe-eigening is alleen mogelijk bij roerende
zaken. Je kunt officieel nooit door in bezitneming eigenaar worden, alleen bezitter.
11) Wat is natrekking?
Art. 5:3 BW jo 5:14 BW jo 5:20 BW
Natrekking wil zeggen dat een roerende zaak bestanddeel wordt van een hoofdzaak. Het wordt
opgeslokt door de hoofdzaak.
Voor zover de wet niet anders bepaald, is de eigenaar van een zaak eigenaar van al haar
bestanddelen.
12) Wat omvat de eigendom van de grond? Wetsartikel.
Art. 5:20 BW
13) In welk wetsartikel worden de juridische begrippen natuurlijke vruchten en burgerlijke
vruchten geregeld? Geef een voorbeeld van elk van deze begrippen.
Natuurlijke vruchten Art. 3:9 lid 1 BW
Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt. Voorbeelden: een appel en puppy
Burgerlijke vruchten Art. 3:9 lid 2 BW
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt. Voorbeelden: rente van een spaarrekening, huuropbrengsten van een woning.
3
, Casus:
Casus 1 (horizontale natrekking)
Casus “Grensoverschrijdende garage” (Kuipers – de Jongh arrest); zie ook het artikel: De gevolgen
van grensoverschrijdend bouwen van Mr. J. Kampherbeek.
Kuipers wilde een garage op zijn erf laten bouwen. Nu blijkt dat dit technisch alleen mogelijk is als de
garage over de volle lengte enige centimeters over de erfafscheiding en dus in de tuin van buurvrouw
De Jongh komt te staan. De Jongh, aan wie de zaak wordt voorgelegd, heeft daartegen geen
bezwaar. De garage wordt dan ook volgens plan gebouwd. Een paar jaar later krijgen De Jongh en
Kuipers ruzie en hun verhouding wordt steeds slechter. Op den duur wordt het een sport om elkaar
zoveel mogelijk het leven zuur te maken. In die sfeer zoekt de Jongh op het kadaster uit hoe het nu
precies met haar erfafscheiding zit. Daar blijkt de garage niet met enkele centimeters maar ruim een
halve meter, namelijk 70 cm op het terrein van buurvrouw De Jongh te staan. Kuipers stelde volledig
te goede trouw te hebben gehandeld. Hij bood aan De Jongh een redelijke schadevergoeding te
betalen, maar De Jongh volhardde in haar eis dat het deel van de garage dat zich op haar erf bevond,
zou worden afgebroken.
Vragen: (Wetsartikelen vermelden)
a. Welk recht wendt de buurvrouw aan? En wordt dat recht geschonden?
Haar eigendomsrecht. Ze is immers eigenaar van de grond -7 natrekking. Art. 5.1 BW Onrechtmatig
gehandeld?
Ja, inbreuk/ schending van haar eigendomsrecht om precies te zijn aantasting in het genot en
gebruiksrecht van haar grond. Ze heeft toestemming gegeven voor ((enkele cm", dus 70 cm is een
inbreuk (aantasting van het gebruiksrecht) art. 5: 20 BW.
b. Welk vorderingsrecht komt de buurvrouw toe? En wat houdt dit recht in?
Een vorderingsrecht uit onrechtmatige daad (art. 6: 162 BW). Namelijk het recht van amotie. Dit is
een vorderingsrecht tot afbraak van hetgeen op haar eigendom/terrein is gebouwd.
Schadevergoeding eisen of afbraak van de garage (gebod).
c. Wat zal Kuipers tegen dit vorderingsrecht van de buurvrouw kunnen inbrengen?
Optie 1: De buurvrouw maakt misbruik van haar eigendomsrecht art. 3: 13 BW. (misbruik van
bevoegdheid)
Indien het nadeel dat Kuipers zou leiden door de afbraak, zowel op zichzelf beschouwd als in
verhouding tot het belang van de Jongh bij de afbraak, zo groot zou zijn, dat, de Jongh naar
redelijkheid niet tot uitoefening van haar recht om amotie te vorderen had kunnen komen.
Belang van De Jongh (het genot van 70 cm grond) vs belang van Kuipers (behoud van garage).
De Hoge Raad overwoog dat in dit geval de belangen van De Jongh niet opwogen tegen die van
Kuipers. Daarom moest De Jongh genoegen nemen met een redelijke schadevergoeding en een
beperking van haar eigendomsrecht.
4