Darwin en Lamarck:
Perspectief op menselijk gedrag:
● Darwin: Theorie van natuurlijke selectie: Darwin's belangrijkste bijdrage is de theorie
van natuurlijke selectie. Hij stelde dat organismen met gunstige eigenschappen beter
overleven en zich voortplanten, waardoor die eigenschappen worden doorgegeven
aan volgende generaties. Darwin benadrukte dat variatie in een populatie willekeurig
is en dat overleving wordt bepaald door natuurlijke selectie.
● Lamarck: Lamarck geloofde in de overerving van door organismen tijdens hun leven
verworven eigenschappen. Bijvoorbeeld, als een giraffe zijn nek strekte om bladeren
te bereiken, zouden de nakomelingen een langere nek hebben.
Evolutietheorie:
● Darwin: Ontwikkelde de theorie van natuurlijke selectie, waarbij organismen die het
best aangepast zijn aan hun omgeving meer kans hebben om te overleven en hun
genen door te geven aan de volgende generatie.
● Lamarck: Propageerde de theorie van verworven eigenschappen, waarbij hij
geloofde dat organismen eigenschappen kunnen verwerven tijdens hun leven en
deze doorgeven aan hun nakomelingen.
Overerving van kenmerken:
● Darwin: Kenmerken worden overgeërfd via genetische variatie en natuurlijke selectie.
● Lamarck: Geloofde in de overerving van verworven eigenschappen, waarbij de
kenmerken die een organisme tijdens zijn leven verwerft, worden doorgegeven aan
de volgende generatie.
Rol van omgeving:
● Darwin: Benadrukte de rol van de omgeving in de overleving van soorten.
● Lamarck: Geloofde dat de omgeving directe invloed heeft op de evolutie door de
behoeften van organismen.
, Freud en Jung:
Freud:
● Psychoanalyse: Freud ontwikkelde de psychoanalytische theorie, waarin hij stelde
dat het menselijk gedrag wordt beïnvloed door onbewuste krachten, zoals
verlangens en herinneringen.
● Drie delen van de psyche: Freud verdeelde de menselijke psyche in het id, ego en
superego. Hij legde de nadruk op het belang van de seksuele ontwikkeling en het
Oedipus-complex.
Jung:
● Analytische psychologie: Jung bouwde voort op Freud's ideeën maar ontwikkelde de
analytische psychologie. Hij introduceerde begrippen als collectief onbewuste,
archetypen en individuatie.
● Zelfrealisatie: Jung geloofde in het streven naar zelfrealisatie en de integratie van
verschillende aspecten van de psyche.
Structuur van de geest:
● Freud: Verdeelde de geest in het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste, en
benadrukte de rol van instincten en het conflict tussen het id, ego en superego.
● Jung: Introduceerde de ideeën van het collectieve onbewuste en archetypen, die
diepere, universele symbolen en ervaringen vertegenwoordigen.
Persoonlijkheidstheorie:
● Freud: Ontwikkelde een psychoseksuele ontwikkelingstheorie, waarbij de
persoonlijkheid werd gevormd door ervaringen in verschillende stadia van de
kindertijd.
● Jung: Introduceerde concepten zoals introvertie, extravertie en de individuatie,
waarbij persoonlijke groei en het streven naar heelheid centraal staan.