Staatsrecht 2017-2018
Week 1: Inleiding
Literatuur
- M. Scheltema, ‘De rechtsstaat’, in: J.W.M. Engels e.a. (red.), De
rechtsstaat herdacht, Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink 1989, p. 11-25.
- F.J. van Ommeren, ‘De rechtsstaat als toetsingskader’, in: F.J. van
Ommeren & S.E. Zijlstra (red.), De rechtsstaat als toetsingskader, Den
Haag: Boom Juridische uitgevers 2003, p. 7-22.
- Van der Pot, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, bew. door D.J.
Elzinga, R. de Lange & H.G. Hoogers, Deventer: Kluwer 2014, p. 183-192.
- Van der Pot, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, bew. door D.J.
Elzinga, R. de Lange & H.G. Hoogers, Deventer: Kluwer 2014, p. 117-140.
- R.J.B. Schutgens & J.J.J. Sillen, ‘Een preambule: splijtzwam of
gemeenplaats’, Ars Aequi 2008, p. 715-716.
- S. van Bijsterveld, ‘Een preambule voor de Grondwet: van wezenlijke
betekenis’, Ars Aequi 2008, p. 717-718.
Leerdoelen
Na het bestuderen van het onderwijsmateriaal en het volgen van deze
werkgroep:
(A) hebt u inzicht in de normatieve uitgangspunten van het begrip
rechtsstaat; kunt u aangeven hoe deze door middel van rechtsregels
gerealiseerd kunnen worden en kunt u in een concrete casus herkennen
welke elementen van de rechtsstaat daarin centraal staan.
(B) kunt u aangeven in welke gevallen en waarom sprake is van
ongeschreven staatsrecht, waarin ongeschreven recht zich onderscheidt
van staatsrechtelijke gewoonten en afspraken, en hoe ongeschreven
staatsrecht zich verhoudt tot centrale staatsrechtelijke leerstukken als
legaliteit, rechtsstaat en constitutie.
(C) kunt u de historische ontwikkeling van de Nederlandse staat kunnen
op hoofdlijnen schetsen en van de belangrijkste instellingen en regels
aangeven hoe zij zich tot hun huidige vorm hebben ontwikkeld.
Op het tentamen wordt gevraagd naar de auteurs en of er sprake is
van een verband
Werkgroepvragen:
Vraag 1
a. Het begrip rechtsstaat wordt in het staatsrecht gewoonlijk
omschreven aan de hand van enkele essentiële kenmerken:
, legaliteitseis, machtenscheiding, onafhankelijke rechter,
grondrechten. Scheltema (in zijn bijdrage aan De rechtsstaat
herdacht) vindt dat een onjuiste benadering. Waarom?
Scheltema
Waarden/doel - Rechtszekerheid
- Gelijkheid
- Democratie
- Dienende overheid:
overheid moet niet hun
eigen belangen
behartigen, maar moet de
belangen van de burgers
zo goed mogelijk
bewerkstelligen
Middelen - Legaliteit (A)
- Kiesrecht (H)
- Controle
vertegenwoordiging(J)
- Machtenscheiding (G)
- Grondrechten (K)
Rechtsstaat
Scheltema heeft het over een doel en middelen
Middelen zijn beginselen. Het doel is de rechtsstaat. Legaliteit is alleen een
middel om een bepaald doel te bereiken.
Hoe houdt legaliteit verband met de rechtszekerheid?
Alles wat de vrijheid beperkt, dus de rechten en plichten wijzigt van de
burgers moet in de wet zijn verankerd.
Kiesrecht past bij democratie.
Machtenscheiding (G) past bij democratie: het kan er voor zorgen dat er
meer controle is.
Machtenscheiding
De wetgever maakt algemene regels en geldt voor een onbepaalde groep op
een onbepaalde niveau. De rechter kijkt vervolgens of het in een individueel
geval ook gebeuert.
Machtenscheiding draagt ook aan bij gelijkheid, want er is een betere
waarborging voor algemene regels die gelijk worden toegepast voor gelijke
gevallen.
Grondrechten draagt bij aan de dienende overheid. Er zijn klassieke (bijv.
godsdienst) en sociale grondrechten (bijv. onderwijs). Door een actief beleid