H1. Introduction to the business enterprise
• Er wordt een raamwerk gegeven om te begrijpen hoe enterprises met elkaar verbonden zijn over elke
dimensie in verschillende geografische omgeving.
1.1 What does the business enterprise exist to do?
• BUSINESS: elke soort economische activiteit waarin goederen en/of diensten geleverd worden in ruil voor
een soort waarde (meestal geld).
• INTERNATIONAL BUSINESS: business activiteiten die twee of meer landen overlapt.
Purpose and goals
• Bedrijven ontstaan in een bepaalde nationale omgeving.
1. FOR-PROFIT ORGANISATIES = organisaties met als doel winst te maken.
2. NOT-FOR-PROFIT ORGANISATIES = goede doelen die bestaan om hun doel te promoten i.p.v. geld
verdienen.
3. SOCIAL ENTERPRISE = een enterprise die tussen (1) en (2) inligt. Het doel is geld verdienen, maar dit
gebeurd voor sociale doeleinden.
Markten en consumenten
• MARKT: locatie waar transacties plaatsvinden, formeel of informeel. Een markt kan op vier (4) manieren
gedefinieerd worden:
1. Een land, in termen van de consument: de consumenten van een land hebben vaak voorkeur voor
goederen door gedeelde cultuur en geschiedenis (nationale markt).
2. Een type van handel. Het kan globaal plaatsvinden en zit niet vast aan een specifieke plek (financiële
markt).
3. Een land in termen van economie:
- EMERGING MARKETS = snel groeiende ontwikkelingslanden.
- BRIC (Brazilië, Rusland, India en China).
4. Een groep consumenten met overeenkomende karakteristieken en voorkeuren.
- SEGMENTEN = een groep van identificeerbare consumenten.
• STAKEHOLDER: grote categorie die, individuen, groepen en de samenleving in het algemeen omvat, die
invloed uitoefenen op het bedrijf of waarop het bedrijf invloed kan uitoefenen.
• CORPORATE SOCIAL RESPONSIBILITY (CSR) = een benadering van business die herkent dat de organisatie
verantwoordelijkheden heeft in de samenleving voorbij de economische rol. Denk aan legal, ethisch,
omgeving en filantropisch.
1.2 How does the enterprise carry out its goals?
• ENTREPRENEURS = een person die en bedrijf start en de dive heeft om op de markten te concurreren.
• FRANCHISING = bedrijfsovereenkomst waarbij een bedrijf het merk, product en het bedrijfsformat gebruikt
van een ander onder een licentie.
Companies
• Opzetters van bedrijven geven de voorkeur aan LIMITED COMPANIES (RECHTSPERSONEN) om de
voordelen van gelimiteerde aansprakelijkheid.
• COMPANY/CORPORATION = een wettelijke vorm van een organisatie die een gescheiden identiteit heeft
van de eigenaar(en).
• SHAREHOLDERS = eigenaren van een bedrijf die de rechten hebben om dividend te ontvangen van de
winsten van het bedrijf.
• EQUITY = in corporate finance, het aandelenkapitaal van een bedrijf.
• LIMITED LIABILITY = de aandeelhouder is aansprakelijk voor het deel dat geïnvesteerd wordt in het bedrijf.
• PRIVATE LIMITED COMPANY = besloten vennootschap (bv) = bedrijf wiens aandelen niet publiek traceer
zijn op de aandelen markt.
• PUBLIC COMPANY = naamloos vennootschap (nv) = bedrijf dat zijn aandelen verhandeld op de
aandelenmarkt.
• INITIAL PUBLIC OFFERING (IPO) = eerste aanbod van een bedrijf om zijn aandelen aan het publiek aan te
bieden op de aandelenmarkt.
• RICHTS ISSUE = een middel om kapitaal aan te trekken waarbij bestaande investeerders gevraagd kunnen
worden om hun investering te vergroten.
1
Margo Soetinga
,The multinational enterprise (MNE)
• MULTINATIONAL ENTERPRISE (MNE) = een organisatie die eigendom of andere contractuele banden in
andere organisaties buiten het thuisland verkrijgt.
• TRANSNATIONAL CORPORATION (TNC) = een bedrijf die operations controleert of bezit in één of meer
landen anders dan zijn thuisland.
- MNE is de voorkeursterm, omdat het rekening houd met de groeiende organisatorische diversiteit van
internationaal business.
• AFFILIATES = organisaties die dmv eigendom verbonden zijn of andere strategische verbindingen met een
MNE.
• SUBSIDIARY COMPANY = een bedrijf die in zijn geheel of gedeeltelijk het eigendom is van een ander bedrijf.
Who controls the organisation?
• De voornaamste manieren waarin de overheid eigendom en controle heeft in entreprises.
1. Full ownership and control = de traditionele overheidsbedrijven die die zich gedragen als een ledemaat
van de overheid en wiens financiers worden gemanaged door de overheid. Het worden ook wel
genationaliseerde industrieën genoemd.
2. Partial ownership and degrees of controle = de overheid kan ervoor kiezen om een state-owned
enterprise te PRIVATISEREN door het te registreren als een publiek bedrijf. Ze verkopen een deel van
de aandelen aan het publiek, terwijl ze een groot aandeel en een controlerende rente behouden.
3. Creation of SOVEREIGN WEALT FUNDS and other investment vehicles = door de staat gecreëerde
fondsen die over heel de wereld investeren.
4. Government purchase of stakes in failing companies = sommige overheden zijn grote shareholders
geworden door het uitkopen van firma’s met problemen met publiek geld (overheidsgeld).
• CORPORATE GOVERNANCE = het bestuur van een onderneming. Een aanduiding van hoe een onderneming
goed, efficiënt en verantwoordelijk geleid moet worden alsmede het afleggen van verantwoording over het
gevoerde beleid richting alle belanghebbenden.
• In het Rijnland model bestaat de Raad van commissarissen uit non-executives (de directie zijn executives)
dit zorgt ervoor dat belangen niet verstrengeld raken. In het Angelsaksische model is deze splitsing niet
gemaakt. In de Board of directors zitten ook executives.
Functies binnen de enterprise
• Centrale managers moeten alle functies van bedrijven zo coördineren dat de doelen bereikt worden:
1. Finance and accounting = dit gaat over de controle over de opbrengsten en uitgaven van een bedrijf,
het doel is om de boeken te balanceren en genoeg opbrengsten te genereren voor de toekomstige
gezondheid van het bedrijf.
2. Operations = het gehele proces van productie en het leveren van een product aan een klant.
3. Human resource management (HRM) = alle aspecten van het management van mensen in een
organisatie.
4. Marketing = het bevredigen van de behoeften en verwachtingen van de klanten.
5. Research and devolopment (R&D) = het zoeken van nieuwe kennis en applicatie wat kan leiden tot
nieuwe en verbeterde producten of processen.
The firm’s view on the world
• ETNOCENTRIC = een absolute overtuiging dat de eigen nationale cultuur en manier om dingen aan te
pakken het beste is.
• POLYCENTRIC = openheid naar andere culturen en de manier om dingen te doen.
2
Margo Soetinga
, • GEOCENTRIC = organisatie die ernaar streeft om te focussen op global corporate goals, maar lokale reacties
en adaptatie toelaat.
1.3 The enterprise in the international environment
• De dimensies van de omgeving:
1. Culturele en sociale omgeving: waarden,
gedragingen, normen en gedrag en sociale
relaties onder mensen die zich identificeren
als een samenhangende groep.
2. Economische omgeving: overziet de
economische activiteiten die in het
levensonderhoud van mensen voorziet, de
landelijke inkomstenbronnen en de mate van
industrialisatie van een land.
3. Politieke omgeving: het overheidssysteem
van een land en de belangrijke groepen en
individuen die vormen hoe het land opereert.
4. Legal omgeving: het systeem van wetten in
een land.
5. Technologische omgeving: de mate van
toepassing van wetenschappelijke kennis dat gebruikt wordt voor praktische doeleinden.
6. Financiële omgeving: overlapt banken en andere financiële diensten die anderen bedrijven maar ook
consumenten dienen.
7. Ecologische omgeving: overlapt alle levende dingen en relaties tussen hen in hun natuurlijke habitat.
• Nieuwe producten moeten beschermd worden door de wet.
- INTANGIBLE ASSETS = rechten over producten, zoals een handelsmerk en patenten, die commercieel
geëxploiteerd kunnen worden.
- TANGIBLE ASSETS = fysieke bezittingen zoals machines en voorraad.
- INTELECTUAL PROPERTY (IP) = eigendom in intangible assets zoals: patenten, copymarks en
handelsmerken, die legally beschermd kunnen zijn tegen het gebruik door anderen mits ze geen
toestemming hebben van de eigenaar.
• Lagen van de Internationale omgeving:
1. Lokale community = waar de MNE ook opereert er is altijd een lokale community waar de impact direct
is.
2. Land = de nationale omgeving beïnvloed de business omgeving het meest.
3. Regio = elk land is gelokaliseerd in een regio en wordt in relaties met buurtlanden getrokken. Deze
relaties zorgen sneller voor conflicten.
4. Wereld = het toenemende bewustzijn van globale fenomenen zoals klimaatverandering zorgen ervoor
dat alle spelers samen moeten werken.
H2. Globalization and the business environment
2.1 Wat is globalization?
• GLOBALIZATION = het kan worden gedefinieerd als een mix van processen waarbij producten, mensen,
bedrijven, geld en informatie snel over de hele wereld kunnen bewegen.
• VALUE CHAIN = concept dat de waarde die in elke stadia in het productieproces wordt gecreëerd
identificeert.
• De wereld is:
1. INTERCONNECTED = verbeterde communicaties over nationale grenzen, vooral gefaciliteerd door de
vooruitgang in technologie, computing en het internet.
2. INTERDEPENDENCE = linken gebaseerd op complementariteiten en co-operaties tussen twee of meer
landen of organisaties.
2.2 Country difference
• Elk land heeft specifieke karakteristieken die de natuur van de economische activiteiten beïnvloeden die
samen de nationale economie vormen.
- PRIMARY PRODUCION: landbouw, mijnbouw en visserij.
- SECONDARY PRODCUTION: industriele productie geconcentreerd in fabrieken.
3
Margo Soetinga
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper margosoetinga. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.