Week 1: uitgangspunten van het straf(proces)recht
Wat is strafrecht?
1. Doel en plaats van het strafrecht
a. Het bestraffen van personen die een strafbaar feit hebben gepleegd:
sanctierecht – het enige recht waarbij de overheid repressief mag optreden
b. Strafdoelen: vergelding, speciale en algemene preventie en reparatie
c. Verticale verhouding tussen burger en overheid
d. Valt onder publiekrecht
2. Bronnen van het strafrecht
a. Wet: commune strafrecht → materieel recht
b. Jurisprudentie
c. Verdragen en Unierechtelijke regelgeving
3. Verhouding materieel-formeel-sanctie
a. Materieel: belangrijkste algemene leerstukken van strafrechtelijke
aansprakelijkheid
b. Formeel: procedures die moeten worden gevolgd om iemand strafrechtelijk
aansprakelijk te houden
c. Sanctierecht: voorwaarden waaronder straffen mogen worden opgelegd en
ten uitvoer worden gelegd
Opbouw van het strafrecht
Wat is een strafbaar feit?
1. Onderdelen van een strafbepaling
2. Subjectieve versus objectieve bestanddelen
3. Misdrijf versus overtreding
4. Materieel versus formeel delict
5. Gekwalificeerd versus geprivilegieerd delict
4 voorwaarden van strafbaarheid: “Een menselijke gedraging die past binnen een wettelijke
delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten”.
Onderdelen van een strafbepaling (bijvoorbeeld art. 287 Sr.)
- Delictsomschrijving: welke gedragingen zijn strafbaar?
- Kwalificatie aanduiding: schuldig aan wanneer …
- Strafbedreiging: geeft aan wat de maximale straf is
Subjectief versus objectieve bestanddelen:
Art. 287 Sr → ‘Hij die opzettelijk (subjectief) een ander van het leven berooft (objectief).
- Bestanddelen: onderdelen die nodig zijn om te kunnen spreken van een strafbaar feit
- Objectieve bestanddelen: uiterlijk en objectief waarneembaar, actus reus (schuld /
guilty act), menselijke gedragingen
,Misdrijf versus overtreding
- Tweede boek Wetboek van Strafrecht → misdrijven → subjectief bestanddeel vereist
(bijvoorbeeld opzettelijk)
- Overtreding: geen subjectief bestanddeel vereist, maakt niet uit waarom je iets hebt
gedaan → boek 3 WvSr
Materieel versus formeel delict
- Materieel delict: stelt het gevolg strafbaar (bijv. doodslag)
- Formeel delict: de gedraging is strafbaar (bijv. diefstal)
Door het gevolg gekwalificeerd delict (moet intreden, maar hoeft niet per se de intentie
daartoe te hebben gehad): er moet een bepaald gevolg voortvloeien uit een gedraging,
waardoor de gedraging strafbaar is, onder die bepaalde wet.
Voorwaarden voor strafbaarheid:
Menselijke gedragingen
- Alleen personen kunnen aansprakelijk worden gehouden
- Gedraging: fysiek gedragingsbegrip → daadstrafrecht → gewilde spierbeweging
- Commissie: gedraging met daardoor een bepaald gevolg
- Omissie: het nalaten van een gedragen, met daardoor een bepaald gevolg
Wettelijke delictsomschrijving
- Gedragingen zijn pas strafbaar als ze in de wet zijn terug te vinden
- Juridische duiding van menselijke gedraging, in de wettelijke bepaling staat specifiek
omschreven welke menselijke gedraging strafbaar is
Wederrechtelijkheid
- In strijd met het objectieve recht (geschreven en ongeschreven regels)
- Wederrechtelijkheid wordt in beginsel verondersteld aanwezig te zijn, tenzij er sprake
is van een rechtvaardigingsgrond, zoals bijvoorbeeld noodweer
Aan schuld te wijten
- Verwijtbaarheid: toerekening van het feit aan de dader → schuldbeginsel → geen
straf zonder schuld
- Verwijtbaarheid wordt in beginsel verondersteld aanwezig te zijn, tenzij er sprake is
van een schulduitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld ontoerekeningsvatbaarheid
Bestanddelen versus elementen
1. Menselijke gedragingen → wettelijk delictselement = bestanddelen → wederrechtelijk
en verwijtbaar = elementen
“Hij die opzettelijk iemand van het leven beroofd” art. 287 Sr
- elementen worden verondersteld aanwezig te zijn tenzij er uitsluitbaarheid is
- ideaaltypische delictsomschrijving: verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid zijn
elementen – hoeven niet bewezen te worden
2. Menselijke gedragingen → wettelijke delictsomschrijving en wederrechtelijk =
bestanddelen → verwijtbaar = elementen
“Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen” (gedragingen die zonder
toestemming zijn verricht)
, 3. Menselijke gedraging → wettelijke delictsomschrijving en wederrechtelijk en
verwijtbaar = bestanddelen
Artikel 307 Sr: “Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is”
Het rechterlijk beslissingsmodel: art. 350 SV → markeren in wettenbundel
- De vier vragen van art. 350 Sv
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen?
2. Is het feit strafbaar?
3. Is de verdachte strafbaar?
4. Welke sanctie dient er te worden opgelegd?
- De relatie met de structuur van het strafbare feit:
Menselijke gedraging → wettelijke delictsomschrijving → wederrechtelijk →
verwijtbaarheid
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen? (menselijke gedraging)
2. Is het feit strafbaar? (wettelijke delictsomschrijving)
3. Is de verdachte strafbaar? (wederrechtelijk / verwijtbaarheid)
4. Welke sanctie dient er te worden opgelegd?
Beslissingsmodel en einduitspraken
1. Is het ten laste gelegde feit bewezen?
- Zo ja, ga naar vraag 2
- Zo nee, vrijspraak → art. 352 lid 1 Sv
2. Is het feit strafbaar?
- Zo ja, vraag 3. Staan de bestanddelen ook in de tenlastelegging?
- Zo nee, OVAR (ontslag van alle rechtsvervolging) → art. 352 lid 2 Sv
3. Is de dader strafbaar?
- Zo ja, vraag 4
- Zo nee, OVAR, art. 352 lid 2 Sv
4. Welke sanctie dient te worden opgelegd?
Legaliteitsbeginsel
Materieel gelijkheidsbeginsel
1. Art. 1 Sr, bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan,
worden voor de verdachte gunstige bepalingen toegepast
2. Plaats en doel
a. Rechtsstaatgedachte: elk overheidsoptreden dient te zijn gebaseerd op tijdig
uitgevaardigde rechtsregels van goede kwaliteit, men moet ook weten welke
gevolgen een gedraging kan hebben
b. Rechtszekerheid: de burger moet vooraf weten welk gedrag een
overheidsreactie uit kan lokken
3. Deelbeginselen van het legaliteitsbeginsel
a. Lex scripta: strafbaarheidstelling vereist een schriftelijke bepaling
b. Lex certa: strafbaarstelling moet zo precies mogelijk worden geformuleerd
(hyponofie = rechterlijke interpretatie nodig)
c. Lex stricta: de strafbepaling mag niet intensief worden geïnterpreteerd
d. Lex praevia: strafbaarstelling mogen geen terugwerkende kracht hebben
e. Tenzij: lex mitior: indien de wet voor de verdachte in zijn voordeel wordt herzien (art.
1 lid 2 Sr)
, Week 2: opzet en schuld (culpa)
Culpa: schuld
Mens rea elementen: opzet en schuld zijn allebei subjectieve bestanddelen
Actus reus: objectieve bestanddelen
Art. 287 Sr: ‘Hij die opzettelijk (subjectief) een ander van het leven berooft (objectief)’
Art. 307 Sr: ‘Hij aan wiens schuld (subjectief) de dood van een ander te wijten is (objectief)’
Opzet
Alleen opzettelijke gedragingen zijn strafbaar als misdrijf.
Er zijn verschillende niveaus in bestanddelen:
1. Opzettelijk: willens en wetens handelen
a. ‘Hij die opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van
seksuele aard vervaardigt’
- Opzettelijk willens en wetens handelen
2. Oogmerk: stelt de wil van de dader voorop
a. Hij die een lijk begraaft, verbrandt, vernietigt, verbergt, wegvoert of
wegmaakt, met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden,
dan wel van het dood ter wereld komen te verhelen (verborgen houdt), wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de
vierde categorie.
- Stelt de wil van de dader voorop
- Willens en wetens
3. Wetende dat, wist, wetenschap: het weten staat centraal
a. hij die een goed verwerft, voorhanden heeft of overdraagt, dan wel een
persoonlijk recht op of een zakelijk recht ten aanzien van een goed vestigt of
overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen
van het goed dan wel het vestigen van het recht wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
- Het weten staat centraal.
4. Ingeblikt: kan niet anders dan opzettelijk gedaan
a. Hij die in het openbaar, mondeling of schriftelijk of afbeelding, tot enig
strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete
van de vierde categorie
- Het kan niet anders dan opzettelijk zijn begaan. Betreft ook willens en
wetens handelen
Opzet is gericht op alle bestanddelen die volgen na het woord ‘opzettelijk’.
Geobjectiveerde bestanddelen: bestanddelen waarvan niet hoeft bewezen te worden dat de
verdachte daar opzet op had
Boos opzet: wet opzettelijk overtreden
Kleurloze opzet: opzet is beperkt tot de delictsbestanddelen die komen na ‘opzettelijk’
- In Nederland gaan we uit van kleurloze opzet.
- De opzet blijft beperkt tot de bestanddelen van de delictsomschrijving