College 1
Faillissementswet (Fw)
Faillissementsrecht in ruime zin:
- Faillissement (titel I, art. 1 e.v.)
- Surseance van betaling (titel II, art. 214 e.v.)
= Uitstel van betaling (zodat je je financiële problemen kunt oplossen, zoals
bijvoorbeeld geld ergens vandaan halen). Doel = faillissement voorkomen.
- Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (titel III, at. 284 e.v.)
= Alleen voor natuurlijke personen, gedurende 3 jaar. Als die 3 jaren voorbij zijn ben
je volledig schuldvrij. Het is een tweede kans om financieel alles op orde te krijgen.
Inhoud
- Formeel recht
- Materieel recht
Basis faillissement: uitgangspunten verhaal
Wat is een faillissement eigenlijk?
Gerechtelijk beslag op (nagenoeg) het gehele vermogen van de schuldenaar ten
behoeve van alle schuldeisers (Art. 20 e.v. Fw)
Voorbeeld: Meneer X is schuldenaar. Hij heeft crediteuren A, B en C. Wat kan (bijvoorbeeld)
A als eerste stap nemen om zijn geld te krijgen? Beslag laten leggen door de deurwaarder
op het huis van X (wel met executoriale titel). Crediteur B gaat ook beslag leggen op het huis
(dus deelt opbrengst met A) en legt ook beslag op auto. Crediteur C doet niks, dus krijgt niks.
Het kan ook zijn dat de beslaglegging geen nut heeft omdat het huis een hoge
hypotheekschuld heeft en de auto heel oud is en niks opbrengt.
Faillissement is het van rechtswege gerechtelijk beslag op het gehele vermogen, zonder dat
de deurwaarder aan pas komt. Curator gaat over tot verkoop van het vermogen (de boedel).
Dat geld wordt verdeeld onder alle crediteuren op basis van evenredigheid/gelijkheid, tenzij
een van de crediteuren voorrang heeft. (A, B en C).
Art. 3:276 BW
Verhaal op gehele vermogen van een schuldenaar
Art. 3:277 BW
Paritas creditorum, gelijkheid van crediteuren behoudens voorrang
Twee fasen
In theorie:
1. Verificatiefase:
Vorderingen worden geverifieerd, fase eindigt door de verificatievergadering
2. Liquidatiefase:
Curator maakt het vermogen van de failliet te gelde
Maar in praktijk: eerst liquidatie, daarna eventueel verificatievergadering. Want als er geen
geld is heb je alles voor niks gecontroleerd
,Faillissement
Art. 1: De schuldenaar die in de toestand verkeert te zijn opgehouden met betalen wordt,
hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van één of meer schuldeisers, bij rechterlijk vonnis
in staat van faillissement verklaard. Lees dit artikel altijd in combinatie met art. 6 lid 3 Fw.
Criteria faillissement
Art. 1 jo. 6 lid 3 Fw
1) ‘Toestand te hebben opgehouden te betalen’:
1.1) Tenminste 2 schuldeisers (pluraliteit = 2 schuldeisers of meer, 1 is niet
genoeg om faillissement uit te spreken). Je kan wel als enige schuldeiser het
faillissement aanvragen, maar dan moet je bewijzen met steunvorderingen dat
anderen ook vordering hebben op het bedrijf waarvoor faillissement wordt
aangevraagd.
1.2) Tenminste 1 vordering opeisbaar (opeisbaar = als de termijn is verstreken).
HR De Bok q.q. (q.q. = in de hoedanigheid van curator)/Gunnewijk =
Steunvordering hoeven niet per se opeisbaar te zijn, mits de vordering van de
aanvrager wel opeisbaar is.
1.3) Schuldenaar heeft daadwerkelijk opgehouden te betalen. Hypotheekschuld
valt hier bijvoorbeeld niet onder, want dit is een ‘normale’ schuld die je hebt bij
het kopen van bijvoorbeeld/vaak een huis. Dit mag je dan niet als 2e
schuldeiser gebruiken en hierdoor voldoe je dan ook niet aan de
pluraliteitsvereiste. Hypotheekschuld los je maandelijks af en betaal je rente
over, dat betaal je terug.
2) Vorderingsrecht van aanvrager is aannemelijk (dus hoeft niet bewezen te zijn). In art.
6 lid 3 Fw staat ‘summierlijk’, summierlijk wilt zeggen: kort en eenvoudig onderzoek
waaruit het moet blijken. Als rechter na kort onderzoek niet ziet dat vordering
aannemelijk is, wijst hij het af.
3) Redelijk belang aanvraag/geen misbruik van bevoegdheid. HR Verhees/Modellen
BV (= dwangsom crediteur heeft geen belang bij faillissement) en HR Gemeente
Dantumadeel (= er is geen vermogen, dus ik ga geen faillissement uitspreken. Dat
zei de rechter. Als er geen belang is bij een faillissement heeft het geen nut om een
faillissement uit te spreken. HR: dit is onzin, rechtbank kan dat niet beoordelen, een
curator moet dat eerst onderzoeken.
Wanneer heb je geen redelijk belang: bijvoorbeeld als je een dwangsom (iedere dag
dat je iets wel/niet doet betaal je een boete, doel is om iets af te dwingen of juist te
laten doen) vordering hebt. Dan wordt je niet als crediteur erkend in het faillissement.
Je kunt dan geen aanspraak maken op de boedel.
Faillissementsverzoek
Wie kan failliet worden verklaard?
- Natuurlijk persoon
- (Privaatrechtelijk) rechtspersoon
- Personenvennootschappen met afgescheiden vermogen: openbare maatschap, VOF
en CV
- Publiekrechtelijk rechtspersoon (bijvoorbeeld gemeente). Er is nog geen uitspraak
over, maar in praktijk zal dit niet gebeuren.
, Wie kan faillissement aanvragen? Art. 1 Fw
- Schuldenaar zelf
- 1 of meer schuldeisers
- OM (in het maatschappelijk belang)
- Fiscus (= belastingdienst) art. 3 Invorderingswet
- Rechtbank kan ambtshalve (ambtshalve = op eigen initiatief) faillissement uitspreken
Behandeling faillissementsverzoek
- Bevoegde rechter (art. 20)
Rechtbank van woonplaats schuldenaar
- Oproep schuldenaar verplicht (art. 6) en HR Lobo (= wet zegt in art. 6 lid 1 dat
schuldenaar KAN worden opgeroepen, maar in arrest staat dat schuldenaar MOET
worden opgeroepen)
- Spoedige behandeling (art. 4)
- Behandeling in raadkamer (art. 4)
- Summierlijk onderzoek (art. 6)
- Verzoek tot schuldsaneringsregeling of surseance gaat voor (art. 3 e.v., art. 218 lid 6)
Uitspraak
Afwijzing = beschikking
Toewijzing = vonnis (openbaar)
- Uitspraak moet voldoende zijn gemotiveerd
- Uitspraak is tevens benoeming Rechter-Commissaris (= houdt toezicht op de curator.
Curator stuurt 1 x in de 6 weken een rapport naar RC en RC controleert en houdt
toezicht daarop) en aanstelling curator (beheert en verkoopt boedel)
- Vonnis is uitvoerbaar bij voorraad (art. 4). Dit betekent dat als je failliet wordt
verklaard, ben je meteen failliet, ook al kan je nog in hoger beroep.
- Directe publicatie in Staatscourant (Art. 14). Als er in de wet staat ‘publicatie’, wordt
er altijd publicatie in de Staatscourant bedoelt, dus niet op andere plekken.
Rechtsmiddelen art. 8 t/m 12
- Verzet of hoger beroep tegen faillietverklaring door schuldenaar (art. 8)
Als je bent gehoord, kun je in hoger beroep. Als je niet bent gehoord, kun je in verzet.
- Hoger beroep tegen afwijzing van aangifte/aanvraag of tegenvernietiging na verzet
(art. 9)
- Verzet tegen faillietverklaring door (andere) schuldeisers en belanghebbenden (art.
10/11)
- Cassatie (tegen afwijzing dan wel faillietverklaring) door diegene die partij was bij
uitspraak hof (art. 12)
Let op, verschillende termijnen!
Omvang vermogen
Art. 20: het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de
faillietverklaring én alles wat hij tijdens het faillissement verwerft (bijvoorbeeld je uitkering of
een deel van loon, zie art. 21 sublid 2) (vgl. Art. 3:276 BW)
Art. 21: uitzonderingen
NB: denk aan fixatiebeginsel. Fixatiebeginsel = vanaf de datum van het faillissement kan het
vermogen niet minder worden, want de boedel wordt gefixeerd. Er kan geen vermogen meer
uit. (Loon kan er wel bij komen). Schuldenaar verliest na faillissement
beschikkingsbevoegdheid en kan niks meer overdragen/vervreemden. Na faillissement
kunnen er geen schulden meer gedaan en opgevraagd worden.