Literatuur in zicht
Paragraaf 1.1 Middeleeuwen
Anders, maar ook herkenbaar
Middeleeuwen, is de benaming die zeventiende-eeuwse geleerden bedenken voor de periode 500-
1500, die ze zien als een tijd van onbeschaafde barbaarsheid.
Luisteren naar literatuur
De literatuurgeschiedenis begint bij aan het begin van de twaalfde eeuw, als de schriftelijke
overlevering begint.
In de middeleeuwen wordt literatuur voorgedragen. Voordrachtskunstenaars of minstreels vertellen
of zingen hun verhalen en liederen voor gezelschappen.
Na de uitvinding van de boekdrukkunst (1450) maakt de luistercultuur langzamerhand plaats voor
een leescultuur. Veel teksten op rijm worden dan in proza omgezet. Maar tot in de zestiende eeuw
komt het niet vaak voor dat mensenzelf in stilte een boek lezen.
Het boek der middeleeuwen
Voor de drukpers worden boeken met de hand geschreven en overgeschreven. Een middeleeuw
boek heet daarom een manuscript of handschrift. Het kopiëren van een boek kost veel geld. Het
perkament waarop geschreven wordt, speciaal bewerkte dierenhuid, is kostbaar. Ook de inkt is duur.
Bovendien moet de kopiist, meestal een monnik of non, betaald worden voor het weken-, soms
maandenlange werk van het overschrijven.
Miniaturen maken een manuscript extra kostbaar. Vaak zijn deze illustraties prachtig uitgevoerd, als
kleine schilderijtjes, waarin soms bladgoud is verwerkt. Doordat de kosten zo hoog zijn kunnen alleen
rijke mensen een boek betalen.
Een ander gevolg van de hoge kosten is dat een middeleeuws auteur meestal schrijft in opdracht van
een rijke opdrachtgever, een mecenas.
Wat bleef er van de literatuur bewaard?
Enkele handschriften zijn bewaard gebleven in kloosterbibliotheken. Veel handschriften zijn verloren
gegaan. Een deel van de middeleeuwse voordrachtsliteratuur is nooit op schrift gesteld.
De taal
In de middeleeuwen spreekt men in Nederland Diets, een verzamelnaam voor de verschillende
dialecten. Tegenwoordig gebruiken we hiervoor de term Middelnederlands. Geestelijken en
geleerden kunnen Latijn. Zij kunnen de Latijnse teksten lezen en schrijven. De volkstaal wordt lange
tijd alleen als spreektaal gebruikt. De oudst bekende tekst in de volkstaal is in het Oudnederlands
geschreven, rond 1100. Het is de zin: Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu. Wat
ubidan we nu? = zijn alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij? Waar wachten we nog op?
Na 1200 wordt de volkstaal steeds meer gebruikt in alle lagen van de maatschappij. Men schreef niet
alleen in het Latijn, maar ook in het Middelnederlands. Er verschijnt dan voor het eerst volop
literatuur in de volkstaal.
Literatuur in een standenmaatschappij
De adel
Geestelijkheid
Boeren
1
,In de twaalfde eeuw, als de steden aan macht beginnen te winnen, ontstaat de vierde stand: de
burgerij.
We deelden de literatuur in: literatuur voor de elite, literatuur voor de vrome kringen en literatuur in
de stad.
Literatuur voor de elite
Middeleeuwse ridderromans zijn vaak vertaald of bewerkt naar de avonturen van ridders. Het woord
roman betekent verhaal in het Romaans. In de twaalfde en dertiende eeuw verschijnen er veel
ridderromans. Ze worden voorgedragen aan de hoven van de adel en later ook in huizen van
welgestelde burgers. De ridderroman betekent de doorbraak van de Middelnederlandse literatuur.
Hoofsheid
In de twaalfde eeuw raakt de elite in Europa in de ban van de nieuwe hoofse cultuur, die gebaseerd
is op een verlangen naar een beschaafde, verfijnde manier van leven.
In de Franse ridderromans speelt dit hoofse ideaal een grote rol. Zo ontstaat het ideaal van
hoofsheid: deugdzame en charmante gedrag, waarbij agressie beheerst wordt en goede
omgangsvormen belangrijk zijn.
Onder invloed van de hoofse cultuur wordt liefde het belangrijkste thema van de Europese literatuur,
meer dan dood, geloof of strijd.
De kerk in de middeleeuwen
De kerk heeft een belangrijke plaats in de samenleving. Binnen de kerk zijn er leken,
wereldgeestelijken en geestelijken die de kloostergeloften hebben afgelegd. Leken zijn gewone
kerkleden, niet-geestelijken. Wereldgeestelijken hebben hun taak in de wereld buiten het klooster.
De geestelijken die zich teruggetrokken hebben in een klooster, hebben de kloostergeloften van
armoede, kuisheid en gehoorzaamheid afgelegd en houden zich aan bepaalde kloosterregels. In de
kerk worden de leken onderwezen door de geestelijken. De Bijbel wordt alleen in de Latijnse
vertaling (de Vulgaat) gelezen en de mis wordt in het Latijn opgedragen. Ook boeken over geestelijke
zaken worden in het Latijn geschreven en gekopieerd. Dat gebeurt in de kloosters. Leken kennen
geen Latijn en zijn voor kennis van de Bijbel dus volkomen afhankelijk van de geestelijken.
Literatuur in vrome kringen
Vanaf de twaalfde eeuw ontstaan er gemeenschappen van leken die zich terugtrekken uit de wereld
om een religieus leven te leiden, maar zich niet willen aansluiten bij een bestaande kloosterorde.
Geestelijken zien het belang van de volkstaal in om leken te kunnen onderwijzen in de christelijke
leer en levenswandel. Met dat doel worden veel legenden en exempelen die oorspronkelijk in het
Latijn geschreven zijn, vertaald in het Middelnederlands. Oorspronkelijk is een exempel bedoeld als
verduidelijkend voorbeeld in een preek. Het is een kort verhaaltje dat bepaalde zonden of
ondeugden duidelijk afschildert en er een les aan verbindt. De onderwerpen zijn afkomstig uit de
Bijbel, de geschiedenis, de dierenwereld of het dagelijks leven.
Een legende vertelt over een gebeurtenis rond een heilige, Christus of Maria.
Hoewel er geestelijke literatuur in de volkstaal verschijnt, blijven de kerkelijke autoriteiten de hele
middeleeuwen door gereserveerd staan tegenover het gebruik van de volkstaal voor theologische
kwesties. Maar veel leken willen op dat gebied meer leren en begrijpen, en dus is er vraag naar
Middelnederlandse geestelijke literatuur.
2
, Leken hebben ook aangedrongen op een Bijbelvertaling in de volkstaal. Een anonieme Vlaamse
monnik maakte als eerste in Europa een bijna complete Bijbelvertaling in de volkstaal.
Literatuur in de stad
Ook burgers in de stad houden zich bezig met literatuur. In de 14 e eeuw groeiden de steden, en ook
de kloosters, kerken en vorsten vestigden zich binnen de stad. De stedelingen, de burgers, krijgen
steeds meer macht en welvaart.
Lezen en schrijven is voor de burgerij heel belangrijk. in een stad wordt handel gedreven en daarbij
zijn vaardigheden als lezen, schrijven, rekenen en goede omgangsvormen onmisbaar. Burgerkinderen
leren dit op de stadsscholen.
Bij de boekhandelaren in de stad bestellen de burgers boeken. Burgers organiseren zich in
verenigingen die zich bezighouden met het schrijven van literatuur. Ze schrijven gedichten, dragen
die voor en bespreken ze, schrijven toneelstukken en spelen toneel. Vaak worden er wedstrijden
georganiseerd, onderling of tussen verschillende verenigingen.
Geloof en kunst
In de middeleeuwen is de algemene opvatting dat het leven een reis naar de eeuwige bestemming is.
Omdat het leven plotseling afgelopen kan zijn, is het belangrijk te leven naar Gods geboden, zodat er
na dit leven een eeuwig leven in de hemel zal zijn= memento mori.
De kunstopvatting van de middeleeuwers is niet los te zien van hun levenshouding. Kunst dient de
mens te wijzen op het goddelijke en hem bewust te maken van de vergankelijkheid van het aardse
leven. Daarom bevat middeleeuwse literatuur altijd een les over hoe de mens zich hoort te gedragen
in dit leven.
Paragraaf 1.2 Karel ende Elegast
Verhalen over Karel de Grote
Karel de Grote (742-814), koning van de Franken, wordt in 800 in Rome door de paus tot keizer
gekroond. Hij bezit zoveel grondgebied dat hij van hof tot hof trekt om zijn land te regeren. Het leven
van deze machtige koning spreekt enorm tot de verbeelding. Er worden veel verhalen over hem
verteld, tot lang na zijn dood. In de loop van de tijd komen de verhalen steeds verder van de
werkelijkheid af te staan. Van deze verhalen is een aantal op schrift gesteld. Deze Karelromans gaan
over strijd en trouw, vooral trouw van leenman aan leenheer. Ook de strijd tegen de ongelovige
moslims is een belangrijk thema. De Karelromans zijn voordrachtsteksten.
Het feodale stelsel
Het uitgangspunt hiervan is dat God de eigenaar van heel de aarde is. Hij is de leenheer, die een deel
van de aarde aan een koning in leen geeft. Deze ziet zichzelf als leenman of vazal van God. Omdat
het land van de koning te groot is om alleen te besturen, geeft hij als leenheer delen van zijn land in
leen aan de leenmannen, leden van de adel. De opbrengsten van het land mogen ze houden. In ruil
daarvoor zweren de vazallen levenslange trouw aan hun leenheer. Zij zijn door de eed ridders in
dienst van hun heer. Ze helpen he, het land te verdedigen tegen vijanden.
Op een hofdag nodigt de koning al zijn vazallen uit, vertelt wat zijn beleid is voor de komende tijd en
spreekt recht. Daarna wordt er feest gevierd. Zo’n hofdag heeft als doel te laten zien wat een
machtig en rechtvaardig vorst Karel is.
Een echt middeleeuws verhaal
3