Samenvatting Rechtsfilosofie A
Week 1 – Introductie en natuurrecht
Conceptuele analyse = het verhelderen van begrippen.
Normatieve analyse = dit gaat over het evalueren en voorschrijven, hoe moeten we handelen?
Formele theorie = wetten moeten een bepaalde vorm hebben. Alleen eisen aan de vorm van de
wetten, hoe ze tot stand komen (algemeen gemotiveerd, duidelijk afgekondigd, niet met
terugwerkende kracht).
Substantieve theorie = stelt eisen aan de inhoud van de wetten (wetten die afgekondigd zijn moeten
ook in overeenstemming zijn met fundamentele mensenrechten).
Natuurrecht = recht ontleent werking aan morele status
- Er is een geheel van regels/wetten dat voorafgaand en onafhankelijk van het positief recht
bestaat, van nature gegeven
- Universeel; altijd en overal geldig, ongeacht wat de lokale wetten stellen
- Positief recht moet in overeenstemming zijn met natuurrecht om geldend te zijn
- Niet in overeenstemming? > Dan niet geldend dus niet bindend, legt geen plicht op.
Rechtspositivisme = recht is geldend wanneer wetgeving uitgevaardigd wort door aangewezen
autoriteit
- Strikte scheiding tussen recht en moraal
- Geen eisen aan de inhoud van de wet, alleen aan de vorm
- Al het recht dat is ingesteld door de soeverein, rechtvaardig of niet, is recht
- Onrechtvaardige wetten zijn nog steeds wetten en moeten gehoorzaamd worden
Verhaal van Antigone
Dient het positief geldende recht of het hogere goddelijke recht gevolgd te worden?
- Antigone; als de wetten van de koning niet in overeenstemming zijn met de wil van de goden,
hoeft ze de wetten niet te gehoorzamen (natuurrecht)
- Koning Creon; geldend recht is datgene wat door de legitieme overheid wordt vastgesteld,
ongeacht de inhoud (rechtspositivisme)
Thomas van Aquino (natuurrechtsdenker) – Summa Theologiae
- Als wetten van natuurrecht/goddelijke wet afwijken, dan zijn het niet alleen onrechtvaardige
wetten, maar dan zijn het überhaupt geen wetten (lex iniusta nons est lex). Ze binden ons als
burger niet.
- We mogen onrechtvaardige wetten dus ongehoorzaam zijn, maar niet altijd! Soms is het nodig
om een onrechtvaardige wet te gehoorzamen om verdere onrust te voorkomen.
- Echte wetten zijn gericht op het gemeenschappelijke goede, dus hebben we een algemene
plicht om de wet te gehoorzamen.
- Maar zelfs wetten die in zijn algemeenheid het algemeen belang bevorderen kunnen in
specifieke gevallen toch het algemene belang schaden. In dat geval is ongehoorzaamheid
geoorloofd omdat de wetgever dat niet beoogd kan hebben.
Hoe zou Thomas van Aquino het handelen van Antigone beoordelen? De wet van koning Creon is in
strijd met de goddelijke wet. Creon vaardigt een wet uit die onrechtvaardig is. Als een wet
onrechtvaardig is kan dit volgens Thomas geen wet genoemd worden en hoef je onrechtvaardige
wetten, die dus niet echt wetten zijn, niet te gehoorzamen. Dus handelt Antigone op een goede
manier, want hij houdt zich aan de goddelijke wet boven de menselijke wet die eigenlijk geen wet is
van koning Creon.
Hij onderscheidt 4 soorten wetten
- Eeuwige wet; kosmos zoals deze door god geordend is
- Natuurlijke wet; eeuwige wet voor ons, voor zover wij deze kunnen kennen
- Menselijke wet; positieve wetten (in het wetboek, geldend recht)
- Goddelijke wet; regels die god ons door de openbaring kenbaar heeft gemaakt
,Een wet moet aan de volgende criteria voldoen om een geldige wet te zijn
- Publiekelijk afgekondigd; mensen moeten weten wat de wet is
- Ordening van de rede; regel die mensen tot een handeling kan zetten of weerhouden
(leidraad, zorgt voor orde in samenleving)
- M.b.t. het gemeenschappelijke goede; niet gericht op belangen van de heerser/regering zelf,
maar op die van de gemeenschap als geheel
- Afkomstig van hem die de zorg voor de gemeenschap heeft
- Wetten hebben dwingende kracht
Wetten kunnen op 4 manieren onrechtvaardig zijn volgens Thomas van Aquino
- Het doel van de wet; bijv. wanneer een bestuurder voor eigen belang kiest en niet voor het
algemeen belang
- Onbevoegde autoriteit; de maker van de wet bezit niet de juiste bevoegdheid. Hij die de wet
maakt, gaat zijn bevoegdheid te buiten.
- Ongelijke lasten; een wet kan onrechtvaardig zijn, als de lasten van een wet ongelijk verdeeld
zijn over de gemeenschap waarop de wet betrekking heeft. Bijv. armen meer belasten dan
rijken.
- Tegengesteld aan het goddelijke goede; wetten die dwingen tot afgoderij
Belangrijkste voor- en nadelen natuurrechtsdenkers
Voordeel: kritische toetsing van het gepositiveerde recht
Nadeel:
- Nogal vaag (wat is rechtvaardiging?)
- Wanneer is slecht recht niet meer geldig? Wat als recht een klein beetje slecht is, loop je dan
niet je risico dat je rechtssysteem in elkaar loopt, want iedereen heeft een andere mening? Is
het niet erg dat Puttfarken dan eigenlijk niet strafbaar wordt gesteld?
- Weinig rechtszekerheid.
Belangrijk voor- en nadeel positivisme
Voordeel: rechtszekerheid, helderheid en duidelijkheid
Nadeel: recht is soms onrechtvaardig en wat doe je dan? (Zie bijvoorbeeld de tweede variant van het
rechtspositivisme).
Week 2 – Natuurrecht
Gustav Radbruch
Switcht van rechtspositivisme naar natuurrecht.
Vroege Radbruch (rechtspositivisme)
Radbruch noemt zijn 3 ideeën waaruit het recht ontstaat de 3 a priori’s;
1. Rechtvaardigheid als gelijkheid
o Gelijkheid is voor alle juridische regels gemeenschappelijk
o Een regel die in gelijke gevallen soms wel en soms niet geld, is geen regel (regels
moeten algemeen van vorm zijn)
o Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, ongelijke gevallen ongelijk
o Probleem; zegt iets over de vorm van het recht, niet over de inhoud, verduidelijkt niet
wie gelijke en wie ongelijk behandeld moeten worden
2. Doelmatigheid
o Gelijkheid is afhankelijk van de doelen die het recht stelt
o Doelen worden afgeleid uit bepaalde kernwaarden
o Recht krijgt zo concrete inhoud in de samenleving
o Kernwaarden volgens Radbruch; individuele ontplooiing, het collectief (de staat), werk
en cultuur
Spanning tussen gelijkheid en doelmatigheid algemene regel waaraan gelijkheid ten grondslag ligt
generaliseren, maar als we naar het doel kijken moeten we juist individualiseren.
, 3. Rechtszekerheid
o Verschillende doelen strijden om voorrang en we kunnen niet vaststellen welke het
meest rechtvaardig zijn, dus moet de staat dit vastleggen, daarmee krijgen we
rechtszekerheid
o Geen van de doelen heeft een natuurlijke voorrang, dus is het recht nodig om dit
conflict te beëindigen, zodat we weten waar we aan toe zijn
o Intrinsieke waarde van het recht
o Vroege Radbruch vindt rechtszekerheid het belangrijkste
o Wil iets recht zijn, dan moet het positief recht zijn, natuurrecht is geen recht
o Rechters moeten voorrang geven aan rechtszekerheid, ook al zijn de wetten niet
rechtvaardig
Late Radbruch (natuurrecht)
- Rechtszekerheid is niet langer de kernwaarde van het recht, maar rechtvaardigheid
(noodzakelijke band recht en moraal)
- Rechtszekerheid blijft belangrijk en geniet in de meeste gevallen voorrang, maar niet altijd.
Indien een wet opzettelijk een duidelijk in strijd is met de kern van rechtvaardigheid en
gelijkheid, dan ontbreekt volledig de aard van het recht.
- Wetten die bepaalde groepen als ‘untermenschen’ behandelen en hun mensenrechten
ontzeggen zijn wettelijk onrecht omdat ze gelijke mensen ongelijk behandelen. Een ander
voorbeeld is het opleggen van uniforme straffen zonder oog voor verschillen in ernst van
zaken.
- Rechters moeten onrechtvaardig recht niet toepassen, maar rechters tijdens WO2 moeten
geëxcuseerd worden voor het feit dat ze de nazi-wetgeving hadden toegepast
- Radbruchformule = in de regel geldt het positieve, afgekondigde recht altijd, zelfs als het een
onrechtvaardige inhoud heeft, tenzij de kloof tussen gerechtigheid en rechtszekerheid
onverdraaglijk groot wordt, dan moet de rechtszekerheid wijken voor de gerechtigheid.
Verschillen vroeg en late Radbruch
Vroeg = rechters moeten het recht toepassen
- Juistheid van het recht is afgeleid van het feit dat het gesteld is
- Scheiding recht en moraal
Laat = rechters moeten onrechtvaardig recht niet toepassen
- Juistheid van het recht afgeleid van rechtvaardigheid
- Noodzakelijke band tussen recht en moraal
Radbruch over Puttfarken vs Göttig het nazi-recht kan niet als geldend recht worden erkend, omdat
het dermate in strijd is met rechtvaardigheid. Rechters kunnen geëxcuseerd worden, omdat ze
‘geperverteerd’ zijn door het heersende positivisme, het kwam niet eens in hen op om het recht niet
toe te passen, wet was de wet.
Muurschutters
Conflict van 2 waarden; rechtszekerheid (onmogelijk als je veroordeeld wordt voor een handeling die
ten tijde daarvan niet strafbaar was gesteld) en rechtvaardigheid (vluchtelingen hadden een recht op
leven, recht om het land te verlaten).
- Schutters handelden in overeenstemming met geldend recht
- Radbruch formule; rechtvaardigingsgrond gebaseerd op Oost-Duits recht kan niet slagen,
wanneer het een duidelijke schending is van rechtvaardigheid en menselijkheid. Dit is het
geval als deze schending zo ernstig is dat het tegen de overtuiging van de gehele menselijke
waardigheid ingaat en als de wettelijke bepaling zo onrechtvaardig is dat er geen sprake meer
is van ‘recht’.
- Als geldend recht zo onrechtvaardig is wettelijk onrecht.
Hoe zou Radbruch de casus van de Muurschutters beoordelen?
In zijn vroege werk (Rechtsphilosophie, 1932) stelt Radbruchs dat het de professionele plicht is van rechters
wanneer zij rechtspreken dat ze zich alleen afvragen wat het wetboek stelt en niet of datgene wat het wetboek
stelt ook rechtvaardig is. Zelfs wanneer de wet in kwestie onrechtvaardig is, moet de rechter zichzelf louter als
dienaar van de rechtszekerheid beschouwen.
Als we dit toepassen op de Muurschutters-zaak zouden we het volgende moeten zeggen: de rechters moeten
zich enkel afvragen of de schutters handelden i.o.m. geldend DDR-recht. Zo ja, dan is hun handelen