Samenvatting blok A2
Loep
Les 1 wat is onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek levert kennis en inzicht waarmee je iets kunt verklaren en
voorspellen. Omvat basisbegrippen, grondslagen, valkuilen en voorschriften.
Empirische cyclus:
Observatie → theorie/model: hypothese opstellen → voorspellingen → onderzoeksdata →
evaluatie.
Hypothese: Een stelling die in de wetenschap nog niet is bewezen en dient
als het beginpunt van een theorie.
Design: Een soort onderzoek waarvoor je kiest/hoe een onderzoek is
opgebouwd (bv RCT,CCT). Het geeft richting aan wat je gaat
doen. Hieruit kies je de methode (o.a. aantal personen,
kenmerken, meetinstrumenten etc.)
Inductie: Het vormen van een theorie in je hoofd.
Deductie: Theorie omzetten in hypothese (onderzoeksvraagstelling).
Fundamenteel: vergroten van algemene kennis van de werkelijkheid. Bv hoe
werkt een cel
Praktijkgericht: leveren van een bijdrage in de vorm van kennis en inzicht aan
oplossingen.
Etiologie: oorsprong en hoe iets ontstaat en hoe zich het ontwikkeld.
EBP: het probleem beantwoorden in een beantwoordbare vraag.
Betrouwbaarheidsinterval: is een interval rondom een getal en is een maat voor precisie
van het gemiddelde dat wat we hebben geschat in een
steekproef.
Operationaliseren: het meetbaar maken van een variabel begrip
Fasen in praktijkonderzoek:
• Meten → men meet relevante variabelen bij personen, uit metingen worden parameters
afgeleid. Dus het vaststellen van de waarde van het variabel begrip in een bepaalde
analyse-eenheid.
- Meetinstrument → datgene waarmee je meet
- Operationaliseren → hoe ga je het meetbaar maken van variabel begrip
- Variabele → beschrijf specifiek welk begrip je wilt beschrijven
Soorten onderzoek
• Kwalitatief onderzoek → subjectieve ervaring van onderzochte personen, altijd
beschrijvend of explorerend.
• Kwantitatief onderzoek → echt in getallen uitgeschreven, beschrijvend of
causaal/experimenteel (verband tussen oorzaak en gevolg) of explorerend. Kun je
onderverdelen in experimenteel en observationeel.
• Systematische reviews en meta-analyses → niveau 1, zeer groot
• Randomised controled clinical trials (RCT) → niveau 2, groot
• Controlled clinical trils (CCT) → niveau 3, voldoende
• Niet experimentele studies (Cohorts en patiënt-controle onderzoek), beschrijvend en
explorerend → niveau 4, matig/laag (observationeel kwantitatief)
• Mening van deskundigen → niveau 5, zeer laag
,Typen onderzoeksvraagstellingen
• Explorerend (verklarend) onderzoek → je wilt alleen maar iets gaan beschrijven.
- Het ontdekken van verbanden of verschillen, dus kijken of oorzaak en gevolg met
elkaar te maken hebben
- Tussen beschrijvend/experimenteel in
• Toetsend onderzoek → de 1 krijgt de ene manipulatie en de ander een andere
manipulatie en ga je toetsen of er verschil in ziet
• Beschrijvend onderzoek → onderzoeker heeft de opdracht gekregen om bepaalde
aspecten te letten en die te beschrijven, je wilt iets verkennen en/of in kaart brengen.
- Zo goed mogelijk de werkelijkheid beschrijven
- Niet gericht op oorzaak-gevolg relaties
• Evaluerend onderzoek → je doet niks, maar kijkt alleen
• Experimenteel (exploratief) onderzoek → correlatieonderzoek, zoeken naar en verklaren
van oorzakelijke (causale) verbanden tussen variabelen bv. RCT. Is er een relatie
tussen… en… Wil niet zeggen dat er altijd een verband is.
• Vergelijkend onderzoek → verschillen tussen twee groepen
• Voorspellend onderzoek → gevolgen van een onderwerp bekijken
Veel medisch wetenschappelijke onderzoeksvragen zijn gericht op de relatie tussen
variabelen (kenmerken/begrippen).
5 stappen van de methodiek van EBP:
• Stap 1: Klinisch probleem vertalen in beantwoordbare vraag → PICO
- P = patiënt (probleem, populatie, aandoening)
- I= Interventie (therapie, indextest, diagnostisch instrument, risicofactor, prognostische
factor)
- C= Comparison/ co-intervention (controle, placebo, goudstandaard)
- O= Outcome (klinische relevantie uitkomst maat)
- Dit doe je met boliaanse opperatoren (AND, OR etc)
• Stap 2: Efficiënt zoeken naar het beste bewijsmateriaal (evidence). Zoekactie
(databanken, zoektermen) vastleggen in zoekverslag, selectie artikelen →
- Kies de juiste wetenschappelijk databanken
- Relevante zoektermen opstellen
- Zoektermen combineren
- Zoekactie beperken door in- en exclusiecriteria en limits
- Aantal hits
- Keuze artikelen
• Stap 3: Data-extractie -> het artikel dat je gevonden hebt is bijv. 2000 woorden en wil je
voor de lezer kort neerzetten.
- Aantal hits,
- Inclusie criteria, exclusie criteria, limits, article types, languages etc.
• Stap 4: Beoordelen methodologische kwaliteit artikelen →
- Beoordelingsformulieren voor elk design beschikbaar:
o Cbo.nl
o Cochrane.org
- Artikelen beoordelen en analyseren
o Voor JC één artikel
• Stap 5: Best evidence-synthese
Les 2 + 3 methodologie 1 en 2
Methodologische classificatie
1. Beschrijvend – explorerend – experimenteel
2. Kwantitatief vs. kwalitatief (kwalitatief gaat voor kwantitatief)
, 3. Cross-sectioneel vs. Longitudinaal →
- Cross-sectioneel; heeft een dwarsdoorsnede/transversaal. Één meetmoment
- Longitudinaal; meerdere meetmomenten, kan experimenteel of niet-experimenteel
zijn. Niet-experimenteel kan weer verdeeld worden in:
o Prospectief: bv cohortonderzoek of experiment (je gaat vooruit met meerdere
meetmomenten in de toekomst)
o Retrospectief: patiënt-controle onderzoek (terug in de tijd, bv data uit archieven
halen)
Cohorte-sequentieel onderzoek →
Een onderzoeksmethode waarbij een dwarsdoorsnede van de bevolking gekozen en
vervolgens elk cohort wordt gevolgd gedurende een korte periode van tijd. Nauwkeuriger
gegevens dan een cross-sectionele studie oplevert. Zie volgende tabel:
Indeling onderzoek op design (een soort onderzoek waarvoor je kiest)
• Experimenteel; manipulatie door onderzoeker
• Observationeel; geen manipulatie door onderzoeker
• Descriptief; beschrijven van resultaten zonder nadruk op statistische analyse
• Analytisch; studie met een van te voren gespecificeerde hypothese en statistische
analyse
• Kwalitatief; subjectieve ervaring van personen
• Kwantitatief; in getallen uitgeschreven
• RCT; gerandomiseerd (dubbelblind) gecontroleerd onderzoek (experiment). Valt onder
kwantitatief en analytisch onderzoek. Kijken of de ene groep het beter heeft gedaan dan
de andere.
• CCT; gecontroleerd onderzoek door vergelijking met een groep die de interventie niet
heeft gehad, niet gerandomiseerd. Dit kan leiden tot BIAS.
• Case control study; retrospectief (kijken in het verleden, de ziekte wordt als uitgangspunt
genomen)
• Cohort; niet de ziekte maar de mogelijke oorzaak wordt als uitgangspunt genomen
Een systematische fout (fout in het ontwerp en de uitvoering van een onderzoek), dit leidt tot:
BIAS → vertekening van resultaten.
• Selectiebias; fout bij de samenstelling van de groep
• Informatiebias; wanneer de patiënt bv is gediagnosticeerd door de onderzoeker
• Confounding; bepaalde kenmerken invloed hebben op de uitkomst maat en niet gelijk zijn
tussen de behandelgroepen. Randomisatie houdt confounding tegen!
Let op significantie! (het verschil wel of niet op toeval berusten). P= < 0,05
Case control study (onderzoek design):