BIOLOGIE
Hoofdstuk 5
Par 1
Diëten
Eiwitten Koolhydraten Vetten
In wat voor Vlees, eieren, Suikers en Plantaardige
voeding ? kaas en meelsoorten. oliën en dierlijke
bepaalde producten, boter
plantendelen, en spek.
sojabonen.
Waarvoor Sterkere Brandstof. Brandstof.
gebruikt je spieren.
lichaam ze ?
Waar is de Geen opslag. Spier- en Beenmerg, rond
opslag van die levercellen. organen en
stoffen in je onder de huid.
lichaam ?
Dissimilatie; afbraak van stoffen, daarbij zijn zuurstof en voedingsstoffen
nodig en komt er energie vrij.
Energie; warmte + (molecuul) ATP
ATP; spiercellen = actief transport van stoffen over celmembranen.
Ruststofwisseling, energie die je lichaam nodig heeft in rust, is hoger bij
mensen die veel en lager bij mensen met weinig beweging.
Vetten; maken van membranen in en om cellen + grondstof voor sommige
hormonen.
Eiwitten; bouwstof voor (spier)cellen.
Mineralen; spelen een rol bij stofwisselingsprocessen.
- Kalk/calcium, botopbouw.
- Ijzer, aanmaak van rode bloedcellen.
- Fosfor, ATP.
- Jodium, schildklierhormoon.
Vitaminen; spelen een rol bij stofwisselingprocessen.
- VitA, netvlies.
- VitB, zenuwcellen, dissimulatie, celdeling.
VitB11, foliumzuur, celdeling.
Vit12, celdeling.
- vitC, bindweefsels.
- vitD, kalkafzetting van bot.
ADH-Waarde; aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (niet meer, niet minder).
Par 2
Plantaardig en dierlijk voedsel
, Voedingsvezels; niet verteerbare plantaardige moleculen. Ze zijn goed
voor je want:
- stimuleren darmwerking
- zorgen voor verzadigd gevoel
- houd water vast (soepele ontlasting)
Voorbeelden voedingsvezels:
- cellulose; bouwstof van de celwand van planten,
grote moleculen die bacteriën in je dikke darm
verteren tot glucose.
- Lignine; houtstof, extra dikke celwanden.
- Pectine; tussencelstof, ‘plakt’ tussen de cellen.
Vaatbundels:
- Houtvaten; water met mineralen van de wortels
naar boven.
- Bastvaten; water met suikers van de bladeren
naar de rest.
Hiertussen vindt fotosynthese plaats, dus hoe meer zonlicht en water
hoe meer glucosevorming, hoe zoeter het wordt. Groeifactoren
beïnvloeden samenstelling van de plant/vrucht ook.
Sommige planten hebben stoffen om zichzelf te beschermen, ze kunnen
voor mensen giftig zijn.
Stengelknollen en zaden slaan reservestoffen op, bijv. suiker al zetmeel,
grotere keten en wordt dus ook minder zoet.
Plantaardig voedsel levert op:
- Water
- Eiwitten
- Vetten
- Koolhydraten
- Vezels
- Vitaminen
- Mineralen
Eiwitten; opbouw van (spier)cellen. Ze bestaan uit aminozuren, door
assimilatie vormen aminozuren samen een grote keten, een eiwit.
- Niet-essentiële aminozuren (12); lichaamseiwitten, bij tekort kan je
lever die weer bijmaken.
- Essentiële aminozuren (8); kan je lichaam niet zelf maken, bij tekort
moet je voeding met deze eiwitten eten.
Let op! Vegetariërs kunnen tekort krijgen aan essentiële aminozuren,
want die zitten meer in dierlijke eiwitten dan in plantaardige eiwitten en
kunnen ze zwakker worden.
Vetten; opgebouwd uit glycerol (kapstok met 3 haakjes) en vetzuren (3
lange sjaals)
- Verzadigde vetzuren; vooral in vaste vetten, slecht voor je hart en
bloedvaten, ze kunne zorgen voor aderverkalking (atherosclerose).
- Onverzadigde vetzuren; bijv. olie. Dit is beter voor je, maar bij
verhitten kunnen transvetten ontstaan, die weer minder goed zijn