BIOLOGIE
Hoofdstuk 6
Par 1
Meer dan voedsel
Moedermelk: samenstelling verandert.
- Begin; eiwitrijk, waardoor het gelig is. Bouwstoffen want baby moet
nieuw cellen maken.
- Na paar dagen; veel vet en koolhydraten (lactose). Brandstof want
baby verbruikt veel energie om zichzelf warm te houden door
verhouding van groot lichaamsoppervlak vergeleken met de inhoud.
- Eind; hoeveelheden nemen af, maag- darmstelsel van de baby klaar
voor het voedsel.
Moedermelk bevat ook beschermende stoffen:
- Mineralen
- Vitamines
- Antistoffen van de moeder tegen bacteriën
Darmflora; samenstelling van honderden verschillende darmbacteriën die
niet schadelijk zijn, soms zelfs nuttig (resten verteren).
Deze samenstelling ontstaat door het leven heen:
- Eerste bacteriesoorten uit geboortekanaal van de moeder.
- Bacteriën via tepel van de moeder, door witten bloedcellen naar de
borst vervoerd.
- Bacteriën in de moedermelk, koolhydraten uit de moedermelk zogen
ervoor dat bacteriën in de darm nog verder gaan groeien.
Borstvoeding:
- Melkkliertjes; die produceren voortdurend melk, als de baby zuigt,
komt er melk. Eerst beetje is telkens waterig, tegen de dorst, daarna
komen er meer voedingsstoffen mee.
- Bloedvaatjes rond de tepel, donkere kleur.
- Talgklieren in tepelhof, houden tepel vettig.
- Zweetklieren; geven geurstoffen af, herkenning baby dat is mijn
moeder.
Voeding uit de fles:
- Kinderen worden groter, maar het gevaar is dat ze te veel voeding
binnen krijgen en dus dikker worden.
- Schadelijke bacteriën kunnen allergische reacties opwekken, want
afweersysteem van een baby is nog niet zo goed.
Voeding uit de borst:
- Band tussen moeder en kind wordt beter, door herkenningsgeur.
, Gezonde voeding; voedsel voorziet precies in de behoefte van het
lichaam, afhankelijk van leeftijd, groei, herstel,
lichamelijk inspanning en ziekte.
Welvaartsziekten; ziekten die ontstaan door te
veel eten en te weinig bewegen. Je kan dan
obesitas en hart- en vaatziekten krijgen.
Tekorten van specifieke voedingsstoffen: bijv.
scheurbuik (tekort aan vit C), of te weinig
ijzerzouten, daardoor kan je minder
hemoglobine in bloed maken en minder goed
zuurstof vervoeren en word je moe.
Par 2
Verteringsstelsel
Verteringsstelsel;
- Mond;
1. Het gebit voor mechanische
vertering. Functie; voedsel in kleine
delen knippen en vermalen, groter
oppervlak, kunnen later meer
enzymen tegelijk bezig.
2. Speekselklieren, 2 bij je oren,
produceren vocht, 2 onder je tong en 2 onderkaak, produceren
allebei enzym dat zetmeel verteert.
- Slokdarm
- Maag; maagsappen produceren een enzym dat eiwitten verteert in
een zure omgeving.
- Dunne darm;
1. Vertering; enzymen uit de alvleesklier verteren vetten, DNA,
koolhydraten en eiwitten.
2. Opname van voedingsstoffen, bijv. glucose en aminozuren, die
zijn door verteringsenzymen vrijgekomen door de afbraak van
macromoleculen.
Transport; na de opname van voedingsstoffen in de dunne darm komen ze
via de poortader in de lever terecht, bewerking, bloed naar organen en
weefsels, door bloeddruk verlaat vocht met voedingsstoffen de haarvaten,
weefselvocht, lichaamscellen nemen de voedingsstoffen op.
Additieven;
- Kleur-, geur- en smaakstoffen die de fabrikant toevoegt aan een
product.
- Kunnen negatieve effecten hebben bijv. drukke kinderen. Wettelijke
bepalingen of die stoffen mogen worden gebruikt, vermeld met E-
nummers en ADI-waarde vastgesteld (Aanvaardbare Dagelijkse
Inname, hoeveelheid die je dagelijks veilig kan eten zonder risico op
gezondheidsklachten).