Deze samenvatting betreft een goede omvatting van de lesstof.. Ik heb het examen hiermee tijdens de eerste zit direct behaald. Het bevat de onderwerpen:
- Causaliteit
- Genetica en Evolutie
- Ontogenie
- Motivatie
- Leerprocessen
- Soortspecifieke ethologie
- Sociale systemen
- (Een deel va...
Ethologie, dierenethiek, rassen- en beoordelingsleer
Inleiding
Wat is Ethologie?
Ethologie is de biologische studie van gedrag. Hierbij wordt er gekeken naar
wetenschappelijke methoden en vergelijkbare studies.De evolutieleer een meespelende
factor op de achtergrond. Onder gedrag verstaan we:
- Iedere uitwendig waarneembare activiteit van het organisme.
- Een eigenschap van het dier waarmee het zijn relatie tot het uitwendige milieu kan
veranderen.
Norm: Ik wil mijn kachel op 30 graden is niet vast, kan variëren.
ACT: mijn kachel onderneemt actie.
Sensors: Processen mijn veranderingen aan de AC.
Vragen van de ethologie:
Hoe ziet gedrag eruit?
- Tinbergen (On aims and methods of ethology, 1963)
- 2 Ultimate vragen (waartoe/ why?)
- Functie. (Wat is de functie of overlevingswaarde van het gedrag?)
- Evolutie. (Hoe is een gedrag ontstaan doorheen de evolutie en heeft
het zich genetisch vastgelegd?)
- 2 proximate vragen (Waardoor/ how?)
- Veroorzaking. (Welke oorzaken doen het beschreven gedrag
optreden?)
- Ontwikkeling. (Hoe heeft het gedrag zich ontwikkeld in de loop van het
leven van een individu?)
Causaliteit
Bij gedrag kijken we naar 3 verschillende factoren die meespelen:
- Reflexen
- Soorten stimuli
- Functie stimulus:
- Gedrag opwekken
- Gedrag sturen
- Algemene waakzaamheid verhogen
- Formatio reticularis
- Zintuiglijke mogelijkheden
- Receptoren → zintuigen
- Welke zintuigen heeft een dier
- ´´Umwelt´´ van elke diersoort
Bij het testen van het zintuiglijk vermogen wordt er gekeken naar het
onderscheidingsvermogen. Dit houdt in dat de gevoeligheid van de zintuigen gemeten wordt.
Dit kan gemeten worden via fysiologische metingen (elektromyografie, EEF) of
gedragsproeven (conditionering).
1
,Perifere en centrale filtering
Bij de filtering is er sprake van een selectie van relevante prikkels. Hierbij maakt men
onderscheid tussen perifere- en centrale filtering. De perifere filtering vindt plaats via
zintuigen. De centrale filtering vindt plaats ter hoogte van het centrale zenuwstelsel.
selectie van relevante prikkels.
Sleutelprikkels zijn een specifieke stimulus waarop dieren reageren met een welbepaald
bedrag.
- Gestalt Karakter (Reactie uitlokken d.m.v. totaalplaatje uiterlijk).
- Drempelwaarde (Bij lage drempelwaarde is een kleine prikkel al voldoende).
Een voorbeeld is de rode kleur van roodborstjes. Deze kleur lokt vechten uit tussen de
mannetjes, en laat hierdoor de dominantie van het mannetje aan de vrouwtjes zien.
Heterogene summatie
● ‘Kunstmatige’ oestrusdetectie bij merries:
○ Respons grootst bij combinatie tactiele en akoestische prikkels
Adaptieve waarde
Overlevingsreactie bij +, Kleine kop, grote staart bv.
Supernormale stimuli
Eerlijke en valse signalen
Sleutelprikkels zijn structuren of gedragspatronen met als functie het deblokkeren van een
reactie bij partner(s). Ze worden opgevangen als elementen van andere soorten of
soortgenoten. Dit geeft informatie (motivatie) over het individu dat de prikkel produceert en
heeft meestal een voordeel voor beide dieren. Het is een vorm van communicatie. Deze
signalen kunnen eerlijk (evaluatie) of vals (conventioneel) zijn:
- Pauwveren - eerlijk
- Giftige vlinders lijken op elkaar, om predator te ontwijken - eerlijk
- Wespen en zweefvliegen - vals (Alleen de wespen steken en zullen pijn veroorzaken,
de zweefvlieg niet! Maar door de kleur van het lijf lijkt het voor een predator van wel).
Bij echte signalen hebben beide dieren een anti-predatoren eigenschap en lijken ze op
elkaar. Bij valse signalen heeft het ene dier wel de kwaliteit en de andere niet, toch zal het
dier de ander mimicen.
Interoceptoren en hormonen:
Interoceptoren zijn receptoren van het inwendige milieu. Voorbeelden hiervan zijn
neurotransmitters en hormonen. Hormonen beïnvloeden het gedrag:
- Direct: Binden zich aan hersenen
- Indirect: Bereiden lichaam voor op reactie.
Er zijn interacties tussen het gedrag en hormonen. Zo kunnen hormonen zorgen voor een
bepaald gedrag en kan bepaald gedrag hormonen oproepen in
Interacties gedrag-hormonen
2
, Hormonen kunnen invloed uitoefenen op het gedrag. Echter kan dit ook andersom, dat het
gedrag invloed heeft op de hormonen. Een voorbeeld van deze interactie is de
geïnduceerde ovulatie bij katten en konijnen.
Hormonen en ontogenetische ontwikkeling
Effect van postnatale stress
Negatieve feedback wordt versterkt door bepaalde postnatale stressoren, terwijl anderen
leiden tot sensitisatie van de HPA-as. Oorzaken van de postnatale stress kunnen op een
manier postnataal hanteren of langdurig gescheiden zijn van de moeder.
Omgevingsverrijking kan het effect van maternale scheiding omkeren.
Feromonen
Feromonen worden geproduceerd door een individu als informatieoverdracht naar een ander
individu (of groep). Er wordt hierbij gesproken van olfactorische communicatie. Het is
bedoeld om bij de ontvanger een fysiologische of gedragsreactie uit te lokken. De reactie
kan snel zijn (alarm) of over langere termijn (onderhoud reproductieve status).
Echter, niet elke geur is een feromoon. Feromonen ontstaan uit urine, faeces, speeksel en
zweet. De feromonen worden verspreid, doordat het op een voorwerp wordt aangebracht of
via de lucht.
Voseronasaal orgaan
Dit orgaan ligt tussen de neus- en mondholte en zal feromonen waarnemen. In het geval bij
paarden kan het waarnemen opgemerkt worden door het flamen. Dit is de bovenlip
optrekken. Bij hoefdieren en knaagdieren komt het vaak uit in de neusholte. Bij katten komt
het uit in de mondholte.
Genetica en Evolutie
Er ontstaan aanpassingen in het gedrag dankzij ontogenese en leerprocessen (ontwikkeling
van leven vanuit de eicel) en fylogenese (genetisch geheugen).
De studie van determinanten is moeilijk. Er is een lange weg van de genen naar het gedrag.
Hierom wordt een selectie gemaakt van delen van gedragssequenties of eigenschappen van
gedrag. Dit verloopt nog makkelijker, indien de milieu-invloed klein is.
De genetische onderbouw voor gedrag is meestal multifactorieel. Daarbij dient er rekening
gehouden te worden met de pleiotropische effecten. Dit betekent dat het hetzelfde gen kan
zijn, wat kan uiten als verschillende kenmerken bij organismen bij manipulatie.
Soorten invloeden van genen op het gedrag
Genen die instaan voor de keuze tussen twee mogelijke alternatieven in de ontwikkeling
noemt men ‘Switch genes’. Deze switch genes beheersen het al dan niet optreden van een
van de twee.
- Invloed op het gedrag.
- Bijen met hun raten.
- Invloed op de gedragssequentie.
- De volgorde van een handeling van een mannetjeseend.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Rebecca22. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.