Hier alle colleges van blok 2C/D over het vak CNA, dus CNA.CO.1-3 en BMD.CO.3en4. Verder heb ik een samenvatting van de belangrijkste FIEZ dingen uit vorige blokken, het gaat met name over elektrostimulatie met FES en MNES. Last but not least heb ik de KNGF richtlijn 'Beroerte' samengevat!
Dit doc...
,2D. CNA.CO.1 - Onderzoek van een patiënt na een CVA
Leerdoelen van de student:
1. De student kan uitleggen wat het belang van het onderzoeken van stoornissen in functies is in
relatie tot het onderzoeken van beperkingen in activiteiten.
2. De student kan de betekenis van de vragen WAT? HOE? WAAROM? uitleggen binnen het
onderzoek van patiënten na CVA.
3. De student kan binnen de 5 ICF domeinen factoren noemen die beweegactiviteiten beïnvloeden
en die aan de orde moeten komen bij het onderzoek van een patiënt na CVA in de verschillende
fasen van herstel.
4. De student kan beargumenteerde keuzes maken in het onderzoeksproces van de lessen CAS1 en
CAS2.
SAMENVATTING HOORCOLLEGE;
Een beroerte/CVA is een vaataandoening, er is een leasie in een bloedvat aanwezig door vaak
atherosclerotisch vaatlijden. Dus hoe ouder je bent hoe meer kans je krijgt op een beroerte.
Maar het komt zeker ook vaak voor bij kinderen, dit is vaak acuter en is minder atherosclerotisch.
CVA is een momentopname, dus je hebt het niet over mensen met een CVA, maar over mensen die
een CVA hebben doorgemaakt. Ze ervaren nu alleen nog de symptomen ervan.
Er zijn in groter lijnen twee soorten beroertes:
1. Hersenbloeding: 20% - Er is een lek in het bloedvat.
2. Herseninfarct: 80% - Er is een afknelling / opstopping in het bloedvat.
3. Maar ook ontstaat een tijdelijk infarct, zogenoemd een TIA (transient ischemic attack).
└> Tegenwoordig wordt de diagnostiek met name door een CT-scan gedaan.
└> Maar ook een MRI scan kan meer duidelijk geven over lokalisatie en uitbreidheid.
Ook als iemand niet voor een CVA bij jou komt in een eerstelijns praktijk, kan het zijn dat je
symptomen opvangt die op een TIA, herseninfarct of hersenbloeding lijken (FAST).
- F : Face Gezicht gaat hangen aan één kant.
- A : Arm Arm werkt niet meer mee.
- S : Speech Spraak verslechterd.
- T : Time In een kort tijdsbestek ontstaan.
,Medische behandeling na CVA:
> Na de constatering vaneen CVA wordt een CT-scan gemaakt en moet binnen 6 uur een
trombolyse plaatsvinden. Dit is om de trombo (bloedpropje) op te lossen.
> Vervolgens wordt je opgenomen op de stroke unit, dit is een afdeling waar patiënten goed in de
gaten worden gehouden.
> Op de stroke unit wordt een fysiotherapeut in consult gevraagd, de patiënt moet zo mogelijk
binnen 24 uur mobiliseren. Maar dit is wel afhankelijk van de patiënt zijn medische gezondheid.
> Er niet is direct bewezen dat hoe eerder je begint hoe beter het gaat, soms moet je iemand ook
een paar dagen met rust laten.
> De fysiotherapeut blijft zo lang als nodig betrokken.
Fasen na een CVA (Uit richtlijn);
Het herstel na een CVA verloopt niet lineair, maar in een kromme, waarbij in de eerste dagen tot
maanden verreweg het meeste herstel plaatsvindt. In het beloop worden vier fasen onderscheiden
die in elkaar overlopen en niet scherp zijn afgebakend:
> Eerste 24 uur: (Hyper)acute revalidatiefase. ([H]AR)
> 24 uur tot 3 maanden: Vroege revalidatiefase. (VR)
> 3 maanden tot 6 maanden: Late revalidatiefase. (LR)
> 6 maanden tot 12 maanden: Revalidatie in de chronische fase. (RC)
(Hyper)acute (revalidatie)fase – Eerste 24 uur:
Deze fase wordt gekenmerkt door medische diagnostiek, voorkomen van progressieve schade aan de
hersenen en secundaire complicaties. Er wordt gestreefd naar tijdige mobilisatie en vroegtijdig
geïnitieerde revalidatie.
Vroege revalidatiefase – 24 uur tot 3 maanden:
Deze fase wordt gekenmerkt door revalidatie, gericht op restitutie van functie en, indien dit niet
mogelijk is, op het aanleren van compensatiestrategieën, zodat beperkingen in activiteiten en
participatie worden voorkomen of verminderd. Zo nodig wordt aandacht besteed aan aanpassingen
in de omgeving of zorgverlening aan huis.
(IN DEZE FASE -met name eerste 4 weken- KAN JE HET MEESTE FUNCTIONELE HERSTEL WINNEN)
Late revalidatiefase – 3 maanden tot 6 maanden:
Deze fase is een vervolg op de vroege revalidatiefase, waarin de nadruk ligt op het voorkomen of
verminderen van beperkingen in activiteiten en participatie. Zo nodig wordt aandacht besteed aan
aanpassingen in de omgeving of zorgverlening aan huis.
,Revalidatie in de chronische fase – 6 maanden tot 12 maanden:
Deze fase wordt gekenmerkt door ondersteuning en begeleiding van de patiënt (‘support’, i.e.
behoud en preventie), met als doel het verwerkingsproces te ondersteunen, het maatschappelijk
functioneren en het leren omgaan met beperkingen te optimaliseren, het behoud van de fysieke
fitheid te bevorderen en de kwaliteit van leven te monitoren. In geval van functionele verbetering of
verslechtering wordt gericht ingezet op respectievelijk (tijdelijk) continueren van de therapie of het
opnieuw bereiken van het na de initiële revalidatie bereikte niveau van functioneren.
Als eerste na een CVA moet je denken aan de ‘prognose’:
> De prognose blijft gelijk : Dan ga je compenseren (strategie hulpmiddelen) om klachten te
voorkomen en de participatie te kunnen volbrengen.
> De prognose gaat achteruit : Je gaat de achteruitgang proberen te vertragen. En indien van
toepassing leer je ook hier compensatie strategieën aan. (Degeneratief)
> De prognose gaat vooruit : Dan ga je de functies proberen te herleren, door te trainen en
indien nodig wat compensatie te gebruiken, maar zo min mogelijk.
Taak van de fysiotherapeut: Het vastleggen van zorginhoudelijke onderzoeksgegevens.
En vervolgens deze gegeven aan collega’s en interdisciplinaire
collega’s rapporteren. Verder moet je als therapeut regelmatig de
gang van zake objectiveren.
Waarom onderzoeken/meten wij?
> Regelmatig objectiveren van het functioneren van de patiënt.
> Vastleggen van de zorginhoudelijke gegevens, inclusief beoogde functionele doelen.
> Het rapporteren van de gegevens aan het CVA team of verwijzend arts, óf aan andere
fysiotherapeuten in de zorgketen.
> Prognose vaststellen!!! (Om realistische doelen te kunnen stellen.)
Hulpvraag van de patiënt:
Vaak willen patiënten zelf direct na een CVA naar huis.
Hiervoor is hun hulpvraag vaak ‘lopen’ of ‘zelfstandig naar de wc gaan’…
De cliënten willen pas als dit lukt vaak naar de armfunctie kijken, etc… Maar dat is niet realistisch!
- Vaak zijn de doelen van de patiënt niet realistisch.
- Vaak is er sprake van cognitieve stoornissen.
- Vaak is er sprake van fatische stoornissen (spraak en betekenisproblemen).
- Vaak is er sprake van neglect, ze zien een lichaamshelft niet staan en weten/begrijpen dus ook
niet dat dit deel niet werkt.
, Basis meetinstrumenten (uit de richtlijn):
> MI = Motricity Index
> TCT = Trunk Control Test
> BBS = Berg Balance Scale
> FAC = Functional Ambulation Categories
> 10MLT = 10 Meter LoopTest (met comfortabele loopsnelheid)
> FAT = Frenchary Arm Test
> BI = Barthel Index
> FMA = Fugl-Meyer Assessment
Welke factoren voorspellen de loopvaardigheid? - MI van onderste extremiteit (>25).
- TCT voor zitbalans (25).
└> (Een andere aanbevolen klinimetrie is de FAC, maar deze is niet primair van belang.)
Welke factoren voorspellen de arm- en handvaardigheid? - MI voor schouderabductie (>9).
- FMA voor vingerextensie (1 en 2).
└> (Een andere aanbevolen klinimetrie is de FAT, maar deze is niet primair van belang.)
Voor de ADL-check heb je ook een test: Dit is de Barthel Index (BI) en wordt met name op dag
vijf na de beroerte afgenomen.
Start snel met meten (i.v.m. het opstellen van een prognose):
└> Het liefst doe je de eerste meting binnen 48 uur. Want dan zegt het ‘t meest over de prognose.
Arm- en handfunctie (over 6 maanden):
> Binnen 72 uur de testen positief (MI + FMA); 98% kans op herstel van de handfunctie.
> Binnen de eerste 4 dagen positief (MI + FMA); 25% kans op herstel van de handfunctie.
> Na 5-9 dagen is er slechts 14% kans op herstel van de handfunctie.
> Dus meet zo vroeg mogelijk, voor een optimaler herstel.
└> De FMA – Vinger extensie : Positief vanaf 1 punt.
└> De MI – Schouderabductie : Positief vanaf 9 punten.
Zelfstandig lopen (over 6 maanden):
> Binnen 72 uur de testen positief (MI + TCT); 98% kans op zelfstandig lopen na 6 maanden.
> Binnen de eerste 4 dagen positief (MI + TCT); 25% kans op zelfstandig lopen na 6 maanden..
> Na 5-9 dagen is er slechts 96% kans op het zelfstandig lopen na 6 maanden.
> Dus meet zo vroeg mogelijk, voor een optimaler herstel.
└> De TCT – Zitbalans : Positief bij 25 punten.
└> De MI – Onderste Extremiteit : Positief vanaf een totaal van 25 punten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper hu-fysio4students. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.