KT3
Casus 1
Angst bij ouders van kinderen
In een echte driftbui kan het kind schreeuwen, gillen, zich laten vallen, met het hoofd op de
grond bonzen en zelfs ‘achter adem’ raken (breath holding spells). Dit ontstaat als het kind
door de opwinding zuurstofgebrek krijgt en flauwvalt. De ouders schrikken hiervan als zij het
voor de eerste keer meemaken en kunnen ongerust zijn als hun kind blauw aanloopt of
trekkingen heeft. Ze hoeven echter niet bang te zijn voor eventuele hersenbeschadiging als
gevolg van zuurstofgebrek; de ademhaling komt vanzelf weer op gang als het kind is
flauwgevallen.
Emoties van ouders werken meer machtsstrijd in de hand. Gevoelens van machteloosheid,
verdriet, onbegrip en boosheid kunnen zowel bij de peuter als bij de ouders aanwezig zijn.
Vpk. Zorg bij RS virus
Het respiratoir syncitiaal (RS) virus is een seizoensgebonden virus gelijkend op het
influenzavirus. Het RS seizoen begint in oktober. Bijna alle kinderen komen er voor hun
derde levensjaar mee in aanraking. Bij peuters en volwassenen verloopt de ziekte als een
verkoudheid. Bij jonge zuigelingen en speciaal bij te vroeg geborenen kan een RS-
bronchiolitis of –pneumonie ontstaan. Besmetting is moeilijk te voorkomen. Iemand is al
besmettelijk voordat hij ziek is. Het RIVM beveelt goede hygiënische maatregelen aan
(papieren zakdoekjes, hoofd wegdraaien bij hoesten/ niezen, speelgoed en andere
voorwerpen regelmatig reinigen, het best werkt reiniging met een alcoholoplossing). De
verschijnselen komen overeen met verkoudheid; de zuigeling is snotterig, heeft soms koorts
en kan kortademig worden met een piepende ademhaling. Hoestbuien kunnen het kind erg
hinderen. In ernstige gevallen verloopt de voeding slecht en wordt het kind grauw. Na herstel
kan kortademigheid nog lange tijd aanwezig blijven, veel zuigelingen houden een verhoogde
vatbaarheid voor luchtinfecties. Kinderen uit een risicogroep, zoals te vroeg geborenen en
zuigelingen met hart- en longafwijkingen, worden passief geïmmuniseerd. Vaccinatie volgens
het RVP blijft voor deze kinderen van groot belang, vooral omdat veel zuigelingen na een
RS- infectie een verhoogde vatbaarheid voor luchtweginfecties houden.
Symptomen (ook ernstig)
- Milde tot ernstige verkoudheid
- Loopneus
- Hoesten
- Spugen als gevolg van hoesten
- Oorpijn
- Temperatuurverhoging (subfebriel, koorts) en soms ook ondertemperatuur (<36,5
C)
- Kortademigheid als gevolg van geïnfecteerde lagere luchtwegen
- Tachypneu
- Piepende ademhaling
- Slecht drinken/ eten (ontstaat door tachy- en dyspneu).
- Tachycardie
- Grauwe kleur
- Neusvleugelen;
- Intrekkingen tijdens de ademhaling (tussen de ribben, onder de ribbenboog,
boven sleutelbeen)
- Stikbuien
- Kreunen
- Apneu (adempauze, stokken ademhaling)
- Dyspneu
- Cyanose
- Zuurstoftekort
- Auscultatie longen; piepen
- Sufheid ten gevolge van vermoeidheid
1
, Risicofactoren:
- (Ex-) prematuren geboren voor 32 weken zwangerschapsduur
- Kinderen met een ernstige aangeboren hartafwijking
- Kinderen met een chronische longafwijking (bronchopulmonale dysplasie en
cystic fibrose)
- Kinderen met een gestoorde cellulaire immuniteit (aids, acute lymfatische
leukemie)
- Kinderen met het syndroom van Down
Verhoogd risico op apneu bij:
- Zuigelingen jonger dan 2 maanden
- Zuigelingen met apneu in voorgeschiedenis
- (Ex-) prematuren geboren voor 32 weken zwangerschap
Tegen RSV bestaat geen medicijn. Antibiotica geven heeft geen zin, omdat RSV een virus is.
Alleen de verschijnselen die het virus veroorzaakt, kunnen worden behandeld. Indicaties
voor een ziekenhuisopname zijn slecht drinken, verergering van de benauwdheid en
intrekkingen, toename van de ademhalingsfrequentie en een grauw kleur.
Tot de verpleegkundige zorgen behoren:
- Druppelen van de neus met fysiologisch zout, om de luchtwegen en neus open te
houden.
- Xylometazoline (let op juiste dosering en concentratie, vermindert zwelling
neusslijmvlies (voorschrift arts))
- Indien nodig slijm/ snot wegzuigen uit neus en bovenste luchtwegen.
- Eventueel zuurstof geven op geleide van de saturatie op de monitor (neusbril,
kapje)
- Vaker kleinere hoeveelheden vocht aanbieden (een fles leegdrinken is
vermoeiend en moeilijk door de aanwezigheid van slijm, tachy- en dyspnoe)
- Indien nodig monitorbewaking (hartslag, ademhaling, bloeddruk en saturatie);
spreek alarmgrenzen af met arts.
- Bij uitdroging infuus, sondevoeding (let op verstopte neus)
- Soms helpt verneveling met luchtwegverwijdende medicatie (bijvoorbeeld
salbutamol en atrovent; heffen verkramping van luchtwegen op)
- Zorgen voor rust (uitputting maakt het ademen moeilijk en zorgt voor een
langzamer herstel, geruststellen bij huilen, handelingen bundelen) keuze voor
sondevoeding in plaats van flesvoeding.
- Geen antibiotica (tenzij verdenking infectie)
- Boxverpleging, of met meerdere kinderen die RSV hebben verplegen;
maatregelen; schorten, handschoenen, alles moet op box blijven, handhygiëne.
Verpleegkundige controlepunten:
- Ademhalingsfrequentie
- Ademhalingsdiepte
- Ademhalingssnelheid
- Hartfrequentie
- Bloeddruk
- Saturatie
- Temperatuur
- Gewicht
- Monitor, bewakingsgrenzen, eventueel bloedgas (normaalwaarden: pH; 7,35-
7,45, pCO2: 35-45 mmHg = 4,7-6,4 kPa, pO2 75-100 mmHg = 10,0-13,3 kPa,
sO2: 0,95-0,98 mol/mol)
Isolatieverpleging
Het RS-virus is een zeer besmettelijk virus. Het wordt verspreid via de lucht. De overdracht
vindt vooral plaats via contact met de handen en met voorwerpen. Het virus kan enkele uren
overleven buiten het lichaam. Om verdere verspreiding te voorkomen vragen wij u
materialen, knuffels en speelgoed bij het bed van uw kind te houden. Ouders/verzorgers en
bezoek dienen voor het betreden en bij het verlaten van de afdeling de handen te wassen
2
,met water en zeep. De verpleegkundige zal tijdens de verzorging van uw kind een blauw
schort dragen, dit om besmetting naar andere kinderen op de afdeling te voorkomen.
Diagnose en behoeftegestuurde visie
Bij de diagnosegestuurde zorg wordt vooral reductionistisch geredeneerd, waarbij de
medische en/ of verpleegkundige diagnostiek een belangrijke basis is. Bij de
behoeftegestuurde zorg wordt eerder holistisch geredeneerd, waarbij de behoefte van de
cliënt vooral het uitgangspunt is voor verpleegkundige zorg. Beide richtingen zijn methodisch
en hebben hun eigen kwaliteiten. Ze zijn als zodanig aanvullend aan elkaar en kunnen niet
zonder elkaar tijdens de professionele beroepsuitoefening.
Diagnosegestuurde zorg Behoeftegestuurde zorg
Systematisch verpleegkundig handelen Vraaggerichte zorg, vraaggestuurde zorg
Classificaties zoals NANDA, NIC, NOC Shared decision making
Classificaties zoals ICF Belevingsgerichte zorg
Geïntegreerde belevingsgerichte zorg
Familiezorg
Presentietheorie
NANDA (anamnese)
Een veelgebruikt hulpmiddel bij de verpleegkundige anamnese is de systematiek van de
functionele gezondheidspatronen van Gordon. Pluspunt is dat Gordon bij veel professionals
bekend is. Ook sluit de systematiek goed aan bij de domeinen van de Nanda- taxonomie.
Het is niet de bedoeling om de domeinen van de Nanda- I taxonomie als anamnesekader te
gebruiken. Een verpleegkundige diagnose is een klinisch oordeel over de ervaring of reacties
van een individu (of gezin, groep of gemeenschap) op actuele of potentiële
gezondheidsproblemen of levensprocessen. Het gaat dus bij de anamnese om het
vaststellen van mogelijke vragen, problemen, behoeften of risico’s op het gebied van
gezondheid/ ziekte en welzijn. Om dit te bereiken moet je de cliënt leren kennen en
informatie op deze gebieden verzamelen.
Op basis van die verzamelde informatie kom je in eerste instantie vaak tot een flink aantal
mogelijke Nanda- I diagnosen. Door klinisch redeneren moet je hieruit de hoofddiagnose(n)
filteren. Klinisch redeneren is reflectief en creatief denken over patiënten en patiëntenzorg en
de wijze waarop er in het verpleegkundig proces geredeneerd wordt. Een handig hulpmiddel
hierbij is het formuleren van de Nanda- I diagnosen in de vorm van de PES- structuur.
Uiteraard gebeurt dit alles in samenspraak met de cliënt. Bij het stellen van de
verpleegkundige diagnose toets je als het ware hypothesen over de reactie van de cliënt op
diens gezondheidsproblemen. Hiervoor moet je als verpleegkundige voldoende kennis en
kunde hebben. Dat wil zeggen boekenkennis en professionele ervaringskennis, maar je moet
ook kunnen denken in concepten, overstijgend kunnen denken en de juiste verbanden
kunnen leggen. Verpleegkundige diagnosticeren gaat dus verder dan het vaststellen welke
handelingen er nodig zijn bij een cliënt.
Als de verpleegkundige diagnoses gesteld zijn, is het tijd om het zorgplan verder vorm te
geven. Eerst bepaal je de gewenste uitkomsten en daarna de interventies. Veel
verpleegkundigen hebben de neiging om direct te gaan handelen, zonder eerst doelen te
stellen.
NIC (verpleegkundige interventies)
In de thuiszorg moeten wijkverpleegkundigen indiceren; de aard en hoeveelheid zorg die een
patiënt nodig heeft vastleggen. Met het vastleggen van interventies hebben
wijkverpleegkundigen niet veel moeite, maar wel met het vaststellen van de hoeveelheid tijd
per interventie. Het NIC- handboek voorziet hierin door per interventie het opleidingsniveau
en de tijdsduur te vermelden. Dit kun je gebruiken bij het bepalen van de indicatietijd; als
interventies elkaar overlappen kun je een afgewogen middeling kiezen. Deze gecodeerde,
gedefinieerde interventies zijn onderverdeeld in diverse activiteiten en zeer volledig.
Opvallend is dat verpleegkundigen sommige interventies in de praktijk nauwelijks gebruiken
terwijl juist daar veel tijd in gaat zitten.
NOC (evalueren)
3
, Na de afgesproken periode stelt de verpleegkundige de doelwaarden van de resultaten
(NOC) vast. Als de doelwaarden niet gehaald zijn stelt ze haar resultaat en mogelijke
interventies bij. Het kan zijn dat je op de verkeerde weg bezig bent; dan is bijstellen van de
diagnose een mogelijkheid. Zijn de resultaten behaald, overweeg dan of de verpleegkundige
diagnose nog actueel is. Bij chronische ziektebeelden is een verbetering van de
gezondheidstoestand vaak niet mogelijk en is stabilisering een belangrijk resultaat.
Omaha
Het Omaha System is een classificatiesysteem dat in de jaren zeventig in Amerika is
ontwikkeld door en met zorgverleners. Deze zorgverleners misten een handig systeem
waarin kon worden vastgelegd wat er bij de cliënt gebeurt; zowel bij het individu, als bij een
groep cliënten. Ze gingen daarom op zoek naar een methodiek waarmee de zorgvraag en
zorgacties konden worden vastgelegd. Volgens Koster en Harmsen wordt het vakmanschap
van zorgverleners pas zichtbaar als zij gebruikmaken van een taal en een structuur die
ondersteunt bij het analyseren en beschrijven van wat ze zien, plannen en doen. In de jaren
daarna is er veel onderzoek verricht door verschillende disciplines. Dit onderzoek leidde tot
de vaststelling van de classificatie van het Omaha System. Classificeren is een proces
waarmee dingen worden gegroepeerd op basis van hun overeenkomsten of
gemeenschappelijke kenmerken. Het Omaha System ondersteunt de professional op een
brede manier door naar een cliëntsituatie te kijken en sluit aan bij de holistische gedachte om
naar het totaalbeeld van een individu te kijken. De basis van het Omaha System zijn 42
aandachtsgebieden, die verdeeld zijn in vier domeinen. Deze hebben te maken met
gezondheid, welzijn en menselijk functioneren. De vier domeinen zijn:
- Het omgevingsdomein
- Het fysiologisch domein
- Het gezondheidgerelateerd gedrag domein
- Het psychosociaal domein
Bij elk gebied hoort een definitie en een set unieke signalen of symptomen, die weergeven
wat het gebied inhoudt. Als de aandachtsgebieden in kaart zijn gebracht, is de volgende stap
het omschrijven van acties. Het Omaha systeem kent vier soorten acties:
- Adviseren, instrueren en begeleiden (AIB)
- Behandelen en procedures toepassen (BP)
- Casemanagement (CM)
- Monitoren en bewaken (MB)
Er zijn 75 specifieke actievlakken benoemd. Verpleegkundige acties worden ingezet om
doelen te kunnen behalen of achteruitgang te voorkomen. Om te beoordelen of doelen zijn
behaald, is het noodzakelijk te evalueren. Het Omaha System meet per aandachtsgebied
met een schaal. Per gebied kunnen scoren op status, kennis en gedrag worden vastgesteld
op een schaal van 1 tot 5. De kracht van het Omaha System zit hem voornamelijk in de drie
samenhangende onderdelen; assessment, acties en uitkomsten.
4