PROEFEXAMEN WET WOZ
1. De WOZ-waarde van een onroerende zaak die tot woning dient naar waardepeildatum
1 januari 2008 bedraagt € 334.000,-. De gemeente wil met betrekking tot deze
onroerende zaak OZB 2009 hefen. Het tarief OZB eigenarenbelastng voor onroerende
zaken die tot woning dienen, bedraagt 0,1569%. Bereken het aanslagbedrag en rond af
op gehele euro’s.
A. € 522,00
B. € 523,00
C. € 524,00.
2. Een leegstaande winkel met een bruto markthuurwaarde van € 600.000,- is per de
geldende waardepeildatum voor een bedrag van € 6.500.000,- v.o.n. verkocht. De
kosten koper bedroegen hierbij 7%. Welke referentekapitalisatefactor volgt hieruit
(afronden op 1 decimaal)?
A. 10,1
B. 10,8
C. 11,6
3. Wie draagt zorg voor het verzamelen, opslaan en verstrekken van de gegevens
betrefende de in de gemeente gelegen onroerende zaken en betrefende de waarde
ervan, een en ander voor zover dit voor de uitvoering van de Wet waardering
onroerende zaken nodig is?
A. Het college van burgemeester en wethouders.
B. De hefngsambtenaar.
C. Het WOZ-datacenter.
4. Hieronder volgen twee stellingen:
I De waarde van een gebouwd eigendom in aanbouw dient te allen tjde te worden
bepaald op de vervangingswaarde.
II De waarde van een onroerende zaak die tot woning dient, dient altjd te worden
bepaald door middel van de vergelijkingsmethode.
Wat is juist?
A. De stellingen I en II zijn beide juist.
B. Stelling I is juist; Stelling II is onjuist.
C. Stelling I is onjuist; Stelling II is juist.
5. De Wet WOZ is in werking getreden met ingang van:
A. 1 januari 1994.
B. 1 januari 1995.
C. 1 januari 1997.
, 6. A BV is exploitant van een pretpark. De omzet bedraagt jaarlijks € 900.000,-. De
exploitatelasten bedragen € 175.000,- per jaar. A BV zal na drie jaar het park verkopen
voor € 12.500.000,-. Alle inkomsten en uitgaven vallen op het einde van het jaar. De
kosten koper bedragen 7%. De te hanteren disconteringsvoet bedraagt 8%.
Bereken met behulp van bovenstaande gegevens en de discounted-cash-fowmethode de
waarde in het economische verkeer van dit pretpark (afronden op duizendtallen).
A. € 11.159.000,-.
B. € 11.142.000,-.
C. € 11.019.000,-.
7. In een beroepsprocedure stelt de rechter belanghebbende in het gelijk als gevolg
waarvan de WOZ-waarde van een onroerende zaak die tot woning dient naar
waardepeildatum 1 januari 2008 wordt verlaagd en nader wordt vastgesteld op
€ 230.000,-. Daarnaast veroordeelt de rechter de betrefende gemeente tot vergoeding
van proceskosten. Het gewicht van de zaak is gemiddeld. Belanghebbende heef een
beroepschrif door een derde laten indienen die beroepsmatg rechtsbijstand verleend en
die ter zitng is verschenen. Deze derde brengt daarvoor € 890,- exclusief BTW in
rekening. Welk bedrag aan proceskosten dient de gemeente aan belanghebbende te
vergoeden?
A. € 322,-.
B. € 644,-.
C € 890,-.
8. De kassenvrijstelling is opgenomen in:
A. Uitsluitend de Gemeentewet.
B. Uitsluitend de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering
onroerende zaken.
C. Zowel in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering
onroerende zaken als ook in de Gemeentewet.
9. Piet is per 1 december 2008 eigenaar van een onroerende zaak die tot woning dient. De
WOZ-waarde van deze onroerende zaak is door de gemeente vastgesteld op
€ 350.000,-. Piet ontvangt van de gemeente een WOZ-beschikking die is gedagtekend
14 februari 2009. Piet vindt de vastgestelde WOZ-waarde te hoog (volgens hem
bedraagt de waarde € 340.000,-) en dient tjdig een gemotveerd bezwaarschrif in. Na
hertaxate blijkt dat de WOZ-waarde € 342.000,- dient te bedragen. Wat is rechtens de
juiste WOZ-waarde van de woning van Piet na dit bezwaarschrif?
A. € 340.000,-.
B. € 342.000,-.
C. € 350.000,-
10. Een landweg als bedoeld in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet
waardering onroerende zaken is volgens de Hoge Raad openbaar als deze als zodanig
wordt aangemerkt in:
A. het spraakgebruik.
B. de provinciale wegenlegger.
C. de Wegenwet.