Een voornaam geven aan een kind heeft te maken met iemands referentiekader (= het geheel van
kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt). -> wordt ook wel
sociale bril genoemd. Ouders denken na over een voornaam. Ze worden dan onder andere beïnvloed
door hun familie, omgevingen en tijd waarin zij leven.
Iemands voornaam hoort bij wie iemand is en maakt daarmee onderdeel uit van iemands identiteit
(= het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als
kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over
groep(en) waar hij wel of niet deel van uitmaakt).
Drie aspecten van identiteit:
- Persoonlijke identiteit = heeft te maken met het beeld dat iemand van zichzelf heeft; het
zelfbeeld
- Sociale identiteit = het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand deel
van uitmaakt. -> groepsidentificatie
- Collectieve identiteit = gaat om het beeld dat de samenleving heeft van een groep en welk
beeld ze kenmerkend en blijvend vinden voor die groep
Soms zijn er spanningen tussen de beelden en verwachtingen tussen iemands identiteit. Vb: de
persoonlijke identiteit van de individuele moslim botst dan met de collectieve identiteit van moslims.
Par 1.2 Kans en variabele
Kans = de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
Variabele = een kenmerk van een actor of samenleving en kan variëren. Vb: geslacht.
Dit is belangrijk om onderzoek te doen.
Par 1.3 socialisatie
Socialisatie = het hele proces van het aanleren en aangeleerd krijgen van/door mensen. / het proces
van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de samenleving waar mensen toe
behoren.
Twee delen van socialisatie:
- Proces van overdracht: mensen brengen de cultuur van een groep of samenleving over aan
‘nieuwkomers’. Mensen die de cultuur overdragen heten socialisatoren.
- Proces van verwering: mensen maken zich de cultuur van een groep/samenleving eigen. Ook
wel internaliseren
Proces van socialisatie vindt plaats waar mensen met elkaar omgaan. Zoals vrienden.
,Bijzondere vormen van socialisatie:
- Politieke socialisatie = in elke land bestaat er een politieke cultuur met specifieke regels en
tradities die daarbij horen.
- Enculturatie = iemand leert de cultuur waarin hij geboren wort
- Acculturatie = het aanleren van een cultuur die nieuw is voor mensen.
Par 1.4 model en hypothesen
Bij een onderzoek wordt vaak gekeken naar de relatie, verband tussen verschillende variabelen. Dit
wordt gedaan in een conceptueel model. Vb soort school → mate van gepest worden.
Een hypothese is een toetsbaar idee over de werkelijkheid. Een hypothese heeft niet waar te zijn.
H2
Par 2.1 groepsvorming
Mensen zijn afhankelijk van elkaar. Daarom zijn er bindingen:
- Affectieve = emotionele bindingen. Vb: familie, vrienden, Nederland
- Cognitieve = binding op het gebied van kennis. Vb: oudere, leraren
- Economische = bindingen die te maken hebben met werk, met goederen die nog zijn voor
bestaan. Vb: bouwvakker en de bank hebben elkaar nodig.
- Politieke = bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op het
gebied van bijvoorbeeld onderwijs, zorg, verkeer etc.
Groepsvorming
Mensen kunnen groepen gaan vormen als ze het dingen met elkaar gemeen hebben. Zoals dezelfde
hobby of geloof.
Groepsvorming = bindingen tussen meer dan 2 mensen die tot stand komen, doordat ze elkaar
beïnvloeden en gemeenschappelijke normen en waarden delen.
Sommige mensen horen wel of duidelijk niet bij een groep:
- Ingroup/insluiting = daar is binding mee
- Ourgroup/uitsluiting = mensen die niet bij de groep horen
Om de groepsregels te handhaven is er in een groep sprake van sociale controle (= het geval als
mensen anderen ertoe brengen zich te houden aan de normen van de groep). :
- Informele sociale controle = als groepsleden elkaar wijzen op de waarden en normen van de
groep
- Formele sociale controle = verwijst naar mensen die vanuit hun beroep/functie anderen op
de regels wijzen.
Stereotypen = zijn vaststaande gegeneraliseerde beelden en ideeën over een groep mensen
, Binding tussen mensen in een groep blijven niet voor altijd:
- Mensen kunnen er niet meer bij horen
- Mensen mogen er niet meer bij horen
- Mensen willen er niet meer bij horen
Informele groep = mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel met elkaar verbonden
Formele groep = een groep met regels. In zo’n groep is er vaak sprake van hiërarchie.
Par 2.2 indicatoren en categorieën
Indicator = zet je op het spoor van variabele. Vb: variabele = opleidingsniveau. Dit kan je
onderzoeken door te vragen naar iemands ‘hoogst afgeronde opleiding’ (indicator).
Sociale categorieën = mensen delen bepaalde kenmerken maar hebben geen gemeenschappelijke
normen en waarden. Vb: bejaarden
Par 2.3 sociale cohesie
Gedeelde waarden en normen hebben vorm gekregen bij het inrichten van de samenleving en door
socialisatie en acculturatie worden die overgedragen op nieuwkomers. Zo is gelijkheid een
belangrijke waarde in Nederland
Wederzijdse afhankelijkheid = mensen zijn verbonden met elkaar en van elkaar afhankelijk
Mensen kunnen zich ook binden met elkaar doormiddel van dwang
Sociale cohesie als bindmiddel
Sociale cohesie = mensen voelen zich met elkaar verbonden en vormen een groep / het aantal en de
kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel
een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, verantwoordelijkheid voelen voor elkaars welzijn
en een beroep op anderen doen.
Negatieve kanten van sociale cohesie:
Soms sluit zo’n hechte gemeenschap anderen uit die er niet bij mogen horen omdat ze ‘anders’ zijn.
Het gevolg kan zijn dat er conflicten kunnen ontstaan. De sociale cohesie tussen groepen kan bij
conflicten zwakker worden, maar binnen de eigen groep juist sterker worden.
Par 2.4 samenhang
Correlatie = de samenhang tussen 2 variabelen. We kunnen daarmee voorspellingen done
Causaliteit / causale relatie = een oorzakelijk verband tussen 2 variabelen. Variabele A leidt
rechtstreeks tot variabele B
Sociale verschijnselen zijn heel vaak muticausaal (= veel factoren spelen tegelijkertijd en de vraag is
welke werkelijk doorslaggevend zijn)
Voorbeeld van causale relaties
Levensbeschouwing → mate van vrijwilligerswerk
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper geert-janverkuil. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.