Inleiding tot de filosofie - Deel 2
Hoofdstuk 4: Decentrering van het subject. De hedendaagse tijd
A. Naar een decentrering van het subject
1. INLEIDING
- Hoe de hedendaagse filosofie tegen de verhouding van denken en zijn aankijkt, is
grotendeels een erfenis van de moderniteit
- In de hedendaagse tijd wordt het moderne weten ‘reflexief’: het plooit op zichzelf terug en
wordt zich zo van zijn vooronderstellingen, mogelijkheden en beperkingen bewust
1.1 HET MODERNE SUBJECT EN HET BURGERLIJKE PERSOONLIJKHEISIDEAAL
- De moderniteit situeert het dragende principe van alle domeinen (politiek, religie, economie,
recht) eenduidig in het menselijke subject. Het effect van die volgehouden ‘wending naar het
subject’ is de constitutie (vorming) van de moderne subjectiviteit. Zij is het resultaat van
het systematisch verplaatsen van de oorsprong en fundament van de verhoudingen tussen
mens en wereld van een ‘buiten’ (OH en ME) naar een ‘binnen’: naar de mens zelf. Daardoor
werd die mens voor het eerst echt zelf een ‘subject’ (drager). Voor het aanbreken van de
moderniteit bestond dat (moderne) subject dan ook niet, maar was wat wij nu ‘subject’
noemen veeleer een concretisering of verbijzondering van een abstract wezen (het mens-
zijn)
- De mens komt pas echt op een nieuwe manier filosofisch in beeld, waar hij zichzelf leert
begrijpen als individu en zich als individu opwerpt als drager van zijn (verhoudingen tot de)
werkelijkheid
- De antropologische vernieuwing van de moderniteit is dus de idee van de mens als een op
zichzelf staand individu dat als dusdanig ook subject is: hij is de oorsprong en het fundament
van zijn verhoudingen tot de werkelijkheid
- Dat moderne zelfverstaan van de mens als individu(eel subject) valt samen met de opkomst
van de burgerij; Naarmate de burgerij nl de economische touwtjes in handen krijgt binnen
de samenleving, eist ze niet enkel de overeenkomstige deelname aan de politieke macht op,
maar streeft ze tevens naar de opheffing van de ms standen en de daarmee verbonden
sociale ongelijkheden en hiërarchieën
1
,- Voortaan begrijpt de burgerij de sl als het resultaat van een overeenkomst tussen ‘van
nature’ aan elkaar gelijke individuen (het sociale contract)
- Die herijking van de samenlevingsopbouw doet evenwel een nieuw probleem rijzen; er moet
aangetoond worden dat en hoe ms orde mogelijk is op grond van het samenspel van
atomaire, autonoom handelende en ‘van nature’ aan elkaar gelijke individuen. Hoe
individuele vrijheid en sociale cohesie kunnen samengaan, is dan ook het kernprobleem
van het moderne sociaal-politieke denken
- Aan het eind van de 18e eeuw verlaat men evenwel dergelijke (Adam Smith’s invisible hand,
…) weinig inzichtelijke vormen van ‘vooraf ingestelde harmonie’ tussen individu en sl. Er
wordt een nieuw en krachtiger instrument ontwikkeld om de samenhang tussen individuele
vrijheid en ms cohesie te denken: de idee van de ontwikkeling. Die idee vormt zowat het
koninginnenstuk van de 19e-eeuwse manier van denken. Bovendien krijgt de idee van
ontwikkeling een bijzonder vruchtbare inpassing in de 19e-eeuwse burgerlijke mensvisie
De Bildungsidee
- In de 19e eeuw vindt de voorstelling ingang dat de sl een ontwikkelingsproces is, een
Bildungsprozess. De term Bildung duidt oorspronkelijk op het groeien van organismen
(planten)
- Dat ook de sl begrepen wordt als een Bildungsprozess betekent niet enkel dat die sl ‘in
ontwikkeling’ is, maar tevens dat men die ontwikkelingen begrijpt als de ontplooiing van
een innerlijke substantiële kern. De voortschrijdende ontwikkeling van die kern wordt
dan ook geduid als ‘vooruitgang’: het zijn opeenvolgende stappen in de volledige ontvouwing
en verwerkelijking van wat in de kern reeds impliciet aanwezig is (analoog aan het groeien
van planten). Door de sl te zien als een Bildungsprozess kunnen negatieve of problematische
aspecten binnen de sl (armoede, ms conflicten) gezien worden als kinderziekten, groeipijnen
of crisissen. Het zijn slechts fasen die noodzakelijkerwijs overwonnen zullen worden,
naarmate het ontwikkelingsproces van de sl zijn voltooiing bereikt
- Vooral Hegel (redelijkheid en vrijheid) en Marx (klasseloze ms) hebben in hun
geschiedenisfilosofie die visie op de sl vertolkt. In beide gevallen fungeert het
wereldhistorische ontwikkelingsproces als een metafysisch raamwerk dat de realisatie van
het burgerlijke ideaal, begrepen als het samengaan van individuele vrijheid en harmonie
binnen de gemeenschap, garandeert. Dezelfde visie vormt de grondslag van de grote
sociaal-politieke doctrines van de 19e eeuw: het liberalisme, het socialisme, het nationalisme
2
,- Vanaf het einde van de 18 e eeuw wordt ook het individu voorgesteld als een
Bildungsprozess. De basisstructuur van het proces wordt daarbij omgeduid als de
ontplooiing van de eigen ‘natuurlijke’ talenten en mogelijkheden. De wil tot zelfrealisatie
vormt daarbij de motor; de confrontatie en interactie met de buitenwereld zijn de factoren
die het proces van buitenaf bepalen. Het doel ten slotte is uit te groeien tot een autonome
persoonlijkheid, die pas tot stand komt wanneer er harmonie is tussen innerlijk en het
uiterlijk, tussen wie men is en wat men doet: tussen de persoon en zijn positie in de sl
- Dat Bildungsconcept is op een complexe manier verweven met de burgerlijke cultuur.
Bildung is nl zowel het ideaal van de burgerij als sociale klasse, als het ideaal van de burger
als persoon:
o Als ideaal van de sociale klasse is Bildung gericht op de ontplooiing van het
individu en op sociale harmonie. Het Bildungsideaal ondersteunt op die manier
de realisatie van het programma van de burgerij: het doorbreken van de
bestaande ms tussenschotten en barrières (standen). Dat impliceert dat het
verwerven van ms posities enkel en alleen afhankelijk wordt van arbeid en de
ontplooiing van individuele talenten (competenties). Tezelfdertijd onderstreept
de burgerij dat dit programma niet bedreigend is voor de sociale cohesie, maar
integendeel tot een grotere ms harmonie zal leiden. Aldus bevat het
Bildungsprogramma zowel een kritiek op de vroegere ‘aristocratische’ sl, als een
boodschap van verzoening
o Als ideaal van de burger als persoon is de Bildung gericht op de vorming van
een harmonische en autonome persoonlijkheid. Hieronder verstaat men
concreet;
Iemand die met zichzelf in harmonie is en dus in verhouding tot
zichzelf vrij is: iemand die zichzelf beheerst, redelijk is, zelfstandig kan
oordelen. Dit eerste facet van het harmonische individu is het resultaat
van vorming in de zin van ‘opvoeding’. Dit is geen passieve scholing,
maar het veronderstelt zelfwerkzaamheid, inspanning. Bestaande uit het
verwerven van kennis (eruditie), inzicht en ervaring. Hier krijgt de term
Bildung zijn huidige betekenis van een complete opvoeding: intellectueel,
moreel, sociaal. Die vorming geldt als ideaal en norm voor het individu
dat geacht wordt zich te ontwikkelen tot een Gebildete. In de klassieke
19e-eeuwse traditie is dit een intellectueel gevormde persoon
3
, In zijn verhouding tot de sl realiseert de autonome persoonlijkheid een
vergelijkbare harmonie, wanneer hij zijn ‘roeping’ (Ruf) in samenklank
kan brengen met zijn ‘beroep’ (Beruf), d.w.z. wanneer hij in de sl doet
waarvoor hij het meest geschikt is. Die dimensie van de autonome
persoonlijkheid (de harmonie vh individu met de sl) valt volgens het
burgerlijke persoonlijkheidsideaal enkel te bereiken via het ‘beroep’. Een
beroep is niet zomaar een inwisselbare functie, maar eerder een
opdracht, een roeping. Het is een plicht die zijn oorsprong vindt in de
substantiële kern van het individu zelf (zijn persoonlijkheid). Het beroep
is dan ook geen vrijblijvende job, maar onderstelt overgave, toewijding
en ernst. In het beroep zijn individu en sl verbonden. Voor de burgerij
vervult het beroep in die zin de brugfunctie tussen het ind en de
ruimere gs. Kortom: via de ontplooiing van het ind d.m.v. Bildung en
Beruf zoekt de moderne burgerij naar een harmonieus verband tussen
het vrije ind en een burgerlijke ordening van de sl. In het beroep
realiseert de mens zich als mens. Door de binding met het beroep wordt
de persoonlijkheid meer dan een psychologische instantie. De burgerlijke
persoonlijkheid krijgt een sociale, economische, ethische dimensie.
Arbeid wordt voorwaarde voor een volwaardig mens-zijn
- Op de burgerlijke persoonlijkheid weegt dus een loodzware last: naast het initiatief voor de
uitbouw van zichzelf (Bildung) en van haar wereld (Beruf), ligt ook de realisatie van de
sociale cohesie in haar handen. Het moet niet alleen de ‘subjectieve cultuur’, maar in
dezelfde beweging ook de ‘objectieve cultuur’ integreren: naast de singuliere, subjectieve
eenheid van innerlijkheid (vorming) en uiterlijkheid (handelen), dient ze ook de ruimere ms
en culturele samenhang tot stand te brengen
- Vanaf het einde van de 19e eeuw begint het continentale denken over de mens de moderne,
burgerlijke mensvisie te problematiseren radicale bevraging en/of verwerping van de
moderne voorstelling van de mens als subject en van het burgerlijke persoonlijkheidsideaal
1.2 DE MENSWETENSCHAPPEN EN HUN GEVOLGEN
- In het spoor van de moderne oriëntatie op het subject ontwikkelen zich vanaf het eind van
de 18e eeuw de menswetenschappen: de economie, sociologie, geschiedwetenschap,
psychologie, ect. De mens wordt zo object van wetenschappelijk onderzoek
- Ook de vraag naar de wijze waarop een pluraliteit van vrije en gelijke individuen een
harmonieuze sl kan vormen, staat hoog op de agenda van de burgerlijke sl
4