Werkcolleges en slides samengevoegd
De leerdoelen voor deze module zijn:
1. Begrip krijgen van kosten en opbouw van een kostprijs, financiering balans en resultaten.
2. In staat zijn om een communicatieplan financieel te onderbouwen.
3. Kennis hebben van het financiële beleid van organisaties met de taken en functies van financieel
management.
4. Het kunnen adviseren van het management over de impact van financiële resultaten op de
reputatie van de onderneming.
5. Het kunnen lezen en interpreteren van een financieel jaarverslag.
Werkcollege 1
Balans: momentopname. Overzicht van de bezittingen (bedrijfsmiddelen) en schulden
(geldmiddelen) van je bedrijf
- Twee zijden:
Links = activa = bedrijfsmiddelen = debet
Rechts = passiva = geldmiddelen = credit
- Balans is altijd ‘in balans’: linker en rechterkant altijd identiek bedrag
- Balans is altijd momentopname, altijd datum
Kort vermogen: korter dan een jaar
Lang vermogen: langer dan een jaar
Inventaris: dingen die je nodig hebt om je bedrijf lopende te houden (binnen een supermarkt dus
bijvoorbeeld kassa en lopende band).
Obligatie: schuld met bepaalde looptijd. Meestal lang lopend. Ze leveren rente op. Vrij verhandelbaar
(net als aandeel).
BV vrij verhandelbaar, NV niet vrij verhandelbaar.
Aandelen staan onder eigen vermogen.
, Werkcollege 2
Leerdoelen:
- Je kan een balans ordenen en lezen (in les 1)
- Je begrijpt de relatie tussen een balans en resultatenrekening
- Je begrijpt verschillende financiële ratio’s en kunt ze toepassen
Resultatenrekening = veranderingen in eigen vermogen
Eigen vermogen neemt toe:
- Wanneer er winst wordt gemaakt
- Privé storting in de onderneming
Eigen vermogen neemt af:
- Verlies
- Voor privé gebruik of andere zaken geld uit onderneming wordt gehaald
Privé geen invloed op de winst, wel op de kas
Dynamische (over lange termijn kijken hoeveel geld er binnen komt en weg gaat) en statische
(verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden) liquiditeit
Vlottende activa: liquide middelen + debiteuren + voorraden
Hoe hoger de current ratio, hoe groter de liquiditeit van de onderneming.
Current ratio: (vlottende activa + liquide middelen)/schulden op korte termijn (de verhouding tussen
de activa welke op korte termijn in geld zijn om te zetten en de verplichtingen die op korte termijn
moeten worden voldaan). Tussen 1,5 en 2,0
Quick ratio: (hetzelfde als current ratio, maar voorraden buiten beschouwing). Minimaal 1,0
Window dresssing: balans in een momentopname, dus je kan het mooier maken op het moment dan
dat het werkelijk is
Netto werkkapitaal: vlottende activa – vreemd vermogen kort (hoeveel geld is er beschikbaar voor
nieuwe projecten)
De solvabiliteit van een onderneming kan inzicht bieden in de mate waarin je onderneming aan haar
verplichtingen (schulden) kan voldoen. Het laat zien in hoeverre je afhankelijk bent van schuldeisers.
Eigen vermogen : totale vermogen. Bij 25% goede solvabiliteit, 50% is strenge norm.
Debt ratio: vreemd vermogen / totaal vermogen
Werkcollege 3
Leerdoelen:
- Begrippenkennis: Variabele kosten (progressief, proportioneel, degressief), IWO, constante
kosten, dekkingsbijdrage, contributiemarge, BEO, BEA, etc.
- In staat om te rekenen met kosten in verhouding met andere cijfers, inclusief break-
evenanalyse
Constante kosten: kosten die niet direct samenhangen met omzet of het productievolume
(huisvestigingskosten, rentekosten, afschrijvingskosten etc.)