Nieuwe tijd hoorcollege 19
Absolutisme in Frankrijk
Evolutie staatsvorming na 1648
Het einde van de 30 jarige oorlog vond plaats in 1648, er kwam een nieuw evenwicht
in de machtsbalans in Europa, Habsburg was de grote verliezer en Frankrijk kreeg
enorme hoeveelheden macht. De periode 1550 en 1650 was een veel bewogen
periode door voortdurende oorlogvoering dynastieke en religieuze conflicten door
deze zaken veel armoede, hongersnoden en sterfte daling bevolkingsaantal. Deze
crisis is de voedingsbodem voor de nieuwe politieke systemen in Europa Absolute
monarchen en het parlementaire model (Engeland en de Republiek).
Het concept Absolutisme
Deze term komt uit de 19e eeuw, die werd uitgevonden om de situatie in de 16 e, 17e
en 18e eeuw te verklaren. De 19e eeuw is een periode van natievorming en iedereen
wil zijn nationale geschiedenis zo schrijven dat het logisch opkomt na een
parlementaire democratie, dit is echter moeilijk door het Absolutisme en vandaar dat
de term is verzonnen. In de nieuwe periode was de koning ook absoluut maar het
begrip absolutisme is pas in 19e eeuw ontstaan. De macht zou rechtstreeks van God
komen en de vorst was niet onderhevig aan externe controle of restricties, ze waren
aan niemand verantwoording verschuldigd dit was het beeld van Absolutisme in de
19e eeuw, er werd een negatief beeld gevormd van het ancien regime. In de 20 e
eeuw is deze interpretatie van het absolutisme erg bekritiseerd, en wordt het meer
met een korrel zout genomen, je moet wel nuances aanbrengen aan het
absolutisme, de theorie van het absolutisme uit de 19 e eeuw is vaak heel anders dan
hoe het in de praktijk was.
Kenmerken absolutisme (cliché): vorst bezit alle machten rechtelijk, wetgevend en
uitvoerende macht. Geen controlerende instanties/ vorst bepaalt alles, belastingen
heffen zonder toestemming van de bevolking, uitbouw enorme administratie, uitbouw
staand leger, mercantilisme economische politiek met oog op versterking van de
staat, oorlogvoering. Bij alle kenmerken kan je dus wel enige nuance plaatsen. In de
19e eeuw ging men kijken naar de theoretische grondslagen van het absolutisme, 1.
de politieke-theoretische onderbouwing was de theorie van soevereiniteit, 2. de
theologische onderbouwing is de theorie van het goddelijk recht ofwel droit divin.
Politiek-theoretisch
Jean Bodin was een frans jurist en filosoof. Hij leefde in de 16 e eeuw een troebele tijd
waar burgeroorlogen plaatsvonden tussen katholieken en protestanten. Hij wilde een
oplossing verzinnen voor al dit leed, zijn oplossing was een sterke monarch want op
het moment was het koningschap nogal zwak zoals bv. de Hendrikkenoorlog
illustreert. Een sterke monarchie zou alles oplossen, dit was de basis voor zijn
soevereiniteitstheorie, hij bedacht het concept soevereiniteit wat betekende dat
iemand de allerhoogste macht had en niks boven hem stond. Hij schreef Les Six
livres de la Republique (1576) Republiek niet in de moderne zin van het woord
maar gewoon als naam voor een gebied. In deze 6 boeken staan:
, De theorie van soevereiniteit, soevereiniteit is het onweerlegbare gezag om recht te
vormen en macht uit te oefenen.
De staat is soeverein: monopolie op rechtsvorming en machtsuitoefening en behoeve
van orde, rust en veiligheid binnen het eigen territorium.
De staat wordt vereenzelvigd door de vorst, de vorst belichaamt de staatsmacht.
Vorst is niet gebonden aan juridische weten, maar wel door religieuze en natuurlijke
wetten en gehoorzaamheid aan God. Vorst is niet gebonden aan eigen wetten of
wetten van andere vorsten. Enkel natuurlijk en religieuze wetten.
Bodin beseft dat zijn verhaal lijkt op een vorst die doet wat die wel en alles laten kan
dit wilde hij echter niet, de vorst was wel gebonden aan natuurwetten en religieuze
wetten en de vorst moest gehoorzaam zijn aan God dit was lastig want hoe
bepaal je de wil van God.
Bossuet was ook een Fransman, hij was bisschop van Meaux, was een theoloog en
een bekend predikant in de nieuwe tijd. Bossuet werd een invloedrijk man want hij
werd hofpredikant bij Lodewijk XIV en tutor van de zoon van Lodewijk XIV, hij was
dus de mentor van de toekomstige koning van Frankrijk hij moest de koning gaan
leren regeren, hij werd echt een propagandist van het idee van droit divin. Hij werkt
dit idee helemaal uit en theoriseert het in zijn werk Politique tiree des propres paroles
de l’ecriture sainte, in dit werk onderbouwt hij de theorie van droit divin namelijk:
De vorst is de wereldlijk vertegenwoordiger van God.
Vorst voert goddelijke wil uit, zorgt als vader voor zijn volk.
Absolute monarchie is geen tirannie of willekeur.
Absolute monarchie garandeert evenwicht en harmonie van belangen.
Deze ideeën werden Frankrijk erg populair door de onrust en narigheid van de
afgelopen decennia, de Franse vorsten speelden hier slim op in. De eerste die dat
deed was Hendrik IV van Bourbon (Winnaar Hendrikkenoorlog), die zich ging
profileren als de eerste echter machtige vorst van Frankijk hij was gehuwd at Maria
de Medici. Zijn zoon was Lodewijk XIII en Hendrik was ook de grondlegger van de
Bourbon dynastie die koningschap behielden tot 1830. Hij werd vermoord door een
katholieke fanaticus in 1610. Beleid Hendrik IV, hij bekeert zich in 1593 tot het
katholicisme, met reden voor de kroon kan ik wel af en toe naar de mis gaan voor
Hendrik was de staatsmacht belangrijker dan de kerk. In 1598 weet hij de
Godsdiensttroebelen op te lossen door het Edict van Nantes op te heffen dit zorgt
voor bescherming hugenoten en einde religieus conflict. Hiermee legt hij de basis
voor het sterke Frankrijk waar Lodewijk XIII en XIV sterk van profiteren. Er komt door
Hendrik snelle herstel van infrastructuur en economie terugkeer orde en rust na
1598. Na de dood van Hendrik in 1610 kwam er een probleem Lodewijk XIII was
nog een kind en kon dus niet regeren, Maria de Medici werd regentes van Frankrijk,
maar omdat zij een vrouw is moet ze de hulp vragen van Kardinaal Richelieu, hij was
een soort van eerste minister onder Lodewijk XIII, hij nam het beleid in handen en
had als doel uitbreiding van het vorstelijk gezag en daarmee de adellijke macht sterk