Module 3: schuldhulpverlening in de praktijk.
Samenvatting module 3: schuldhulpverlening in de praktijk
Les 1: Basisboek Integrale Schuldhulpverlening, paragraaf 2.4.
Drie oorzaken voor schuldsituaties (Boorsma 1994):
1) het eenmalige probleem: onverwachte inkomensachteruitgang, financiële tegenslag of onverstandig
financieel gedrag.
2) structureel gedragsprobleem: structureel onverantwoord gedrag (gat in de hand, verslaving,
psychiatrische problematiek, naast financiële hulp ook sociale aanpak).
3) structurele onbalans: langdurig gebrek aan evenwicht tussen inkomen/uitgaven
Vier ontstaansgronden (De Greef 1992):
1) plotselinge veranderingen in inkomen en/of uitgaven en de daaruit voortvloeiende noodzaak om
zich aan te passen aan de nieuwe situatie aanpassingsschulden
2) ontbreken van reserves door langdurig leven o.b.v. laag inkomen overlevingsschulden
3) overbesteding vanwege het compenseren van stressvolle gebeurtenissen / onprettige situaties
compensatieschulden (bijv. weinig inkomen hebben maar wel een grote TV kopen).
4) stelselmatig meer uitgaven dan inkomsten overbestedingsschulden
Vanaf 2010 twee nieuwe categorieën:
1) hypotheekschulden als gevolg van de crisis.
2) invorderingsschulden als gevolg van een verscherping van de handhaving op uitkeringen en
fraudebestrijding (door bezuinigingen binnen de overheid).
Mensen baseren hun verzorgingsstandaard op hun inkomen (inrichten van het leven o.b.v. inkomen en
o.g.v. inkomen financiële verplichtingen aangaan).
4 centrale oorzaken van overbestedingsschulden:
- verslaving; eerst behandeling van verslaving, anders werkt schuldhulpverlening niet.
- onvermogen; niet in staat zijn om zelfstandig het inkomen te beheren budgetbeheer,
bewindvoering, curatele.
permanent onvermogen: verstandelijke beperking / chronische psychiatrische aandoening
tijdelijk onvermogen: door psychische/psychiatrische problematiek
- overkreditering; meer lenen dan je je kunt veroorloven. Ieder huishouden besteedt een groot deel aan
vaste lasten (gwl, huur etc.) en variabele kosten (voeding, kleding etc.). wat over blijft is de
bestedingsruimte, wat kan worden gebruikt voor extra uitgaven.
- overbesteding; gebrekkig inzicht, uitgaven op afbetaling.
Basisboek Integrale Schuldhulpverlening, paragraaf 3.1. en 3.2.
Kwetsbaarheid door sociale, maatschappelijke en sociaaleconomische situaties waarin leden van
subdoelgroepen zich bevinden. (langdurig uitkering, houding van mensen en hun verwachtingen,
psychische toestand etc.)
Doelgroepen en subdoelgroepen worden onderscheiden door de volgende kemerken:
- inkomenssituatie (en de mogelijkheid tot verbetering daarvan)
- opleiding
- maatschappelijke positie
- mentaal functioneren
Deelsubgroepen ouderen:
- jongere ouderen: 50 – 64 jaar: opleidingsniveau is gemiddeld tot hoog, daardoor veelal zelfredzaam
en minder kwetsbaar.
- 65+: mogelijkheden zijn vrijwel nihil. Kosten voor verzorging nemen toe, niet iedereen heeft goed
pensioen, aanpassingen AOW hebben gevolgen voor inkomen.
1
,Module 3: schuldhulpverlening in de praktijk.
- oudere migranten: vaak geen recht op volledig AOW,, komen in aanmerking voor aanvulling tot
sociaal minimum.
- alleenstaande oudere vrouwen: laag inkomen en weinig mogelijkheden om inkomen te verwerven.
Activiteiten voor deze groep informatie en voorlichting over, concrete hulp bij het benutten van
rechten op sociale voorzieningen.
Alleenstaande ouders met kinderen: grote kans op armoedeval als ze gaan werken omdat het inkomen
vaak te hoog is en ze daardoor geen recht meer hebben op sociale voorzieningen + veel kosten voor
opgroeiende kinderen. Als er wel een baan is gaat een deel van het inkomen vaak naar de
kinderopvang.
2009 Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders ouders met kk jonger dan 5 jaar
kunnen ontheffing van de sollicitatieplicht verzoeken voor maximaal 6 jaar. Hieraan is een
scholingsplicht gekoppeld ( in te vullen door de gemeente). Arbeidsmarktperspectief van alleenstaande
ouders is niet positief.
Migranten: vooral 1e – 3e generatie vanuit Marokko en Turkije hebben kwetsbare positie. Weinig
opleiding, laaggeschoold werk, weinig mogelijkheden. + financiële steun geven aan land van
herkomst. Volgens Gowricham (2000) grote behoefte aan compensatie. Geen Nederlands adequate
wijze van economisch denken en handelen. Schuldhulpverlening voldoet vaak niet aan de
verwachtingen omdat de migranten denken dat de problemen snel zijn opgelost terwijl dat niet zo is.
Vluchtelingen hebben daarnaast vaak psychische of psychosociale problematiek.
Activiteiten voor deze groep budgetadvisering, cursussen, informatie en advies, concrete
schuldhulp, benutten van rechten op sociale voorzieningen.
Jongeren tot 25 jaar: uit het onderzoeksrapport financieel gedrag van jongeren, achtergronden en
invloeden (Nibud, 2008) blijkt:
- 30% leent zonder te weten of ze de aflossing kunnen betalen;
- alleen sparen als er geld overblijft (55%)
- 25% heeft moeite met rondkomen
- 50% heeft een aansprakelijkheidsverzekering
Activiteiten voor deze groep preventie, bewustwording en informatieverstrekking.
Mensen die langdurig zijn aangewezen op sociale voorzieningen: vaak niet of nauwelijks reserves.
Veel mensen leven van de WWB. Stromen vaak door naar een relatief laag inkomen. In deze groep
zitten vaak alleenstaande ouders met jonge kinderen. T.b.v. re-integratie van bijstandsgerechtigden
wordt scholing, gesubsidieerd werk, re-integratie traject en sociale activering ingezet.
Activiteiten voor deze groep concrete schuldhulp, budget- advisering en hulp en hulp bij het
benutten van sociale voorzieningen.
Mensen met fysieke of mentale beperkingen: sociale of verstandelijke beperking, psychische of
psychiatrische aandoeningen. Daardoor geen controle over uitgaven en vaak leven van uitkering. Vaak
WIA. Weinig mogelijkheden om inkomen te vergroten. Sprake van een grote afhankelijkheid van
zorginstellingen. Subdoelgroep: LVB-ers (De Beer 2012)
- IQ 50 – 85
- gering sociaal aanpassingsvermogen op minstens twee gebieden
- bijkomende problematiek (zoals leerproblemen)
Vaak valt deze doelgroep buiten de boot (doordat ze onbehandelbaar zijn of niet beperkt genoeg).
Activiteiten voor deze groep organiseren van begeleiding, budgetbeheer, bewindvoering en
schuldsanering (vaak samenwerking met GGZ en maatschappelijke opvang).
Kleine zelfstandigen: vaak kleine buffers, lastig om aan te kloppen bij de bank voor een lening of een
betaling af te dwingen. Minder verkoop door economische crisis.
2
,Module 3: schuldhulpverlening in de praktijk.
Multiprobleemgezinnen: gezin dat langdurig kampt met een combinatie van sociaaleconomische en
psychosociale problematiek. Hebben vaak ook problemen met hulpverlening en jeugdzorg.
Zorgcoördinatie is erg belangrijk!
Huishoudens met betalingsachterstanden:
2008 27%
2009 24,8%
2010 26,7%
2011 27,8%
Belangrijkste conclusies: Monitor betalingsachterstanden (Westhof 2011)
- totaal aantal huishoudens met 1+ betalingsachterstanden is toegenomen
- verhouding lage en hoge inkomens bij een aantal betalingsachterstanden is minder scheef gelopen
- betalingsachterstanden zijn verdeeld over de hele samenleving en steeds minder het domein van
specifieke huishoudens
Huisuitzettingen: kosten ongeveer € 10.000 per uitzetting.
Afschrijvingen gedwongen verkoop: verlies wordt bij NHG gedragen door de overheid. Als er geen
NHG is dan restschuld.
Niet-verhaalbare bijstand (sociale diensten): mensen met verhaalbare bijstand die in de WSNP komen
kunnen de bijstand vaak niet terugbetalen. Deze bedragen verdwijnen doordat invorderen niet
mogelijk blijkt.
Herhuisvesting en rehabilitatie: na huisuitzetting moet iemand toch weer woonruimte krijgen.
Daarvoor worden vaak particuliere fondsen benut.
Feitelijk oninbare bedragen van schuldeisers: door WSNP wordt vaak maar een deel betaald.
Sociaal gebied: vaak sociaal isolement als gevolg van slechte financiële situatie.
Rapport Sociale uitsluiting in Nederland (SCP, 2003) geeft definities van het onderscheid tussen
armoede en uitsluiting:
- statisch vs. dynamisch: Armoede (statisch) heeft betrekking op een proces dat leidt tot een bepaalde
inkomenssituatie.
- unidimensioneel vs. multidimensioneel: armoede heeft betrekking op één dimensie (tekort aan
financiële middelen of inkomensdeprivatie). Sociale uitsluiting heeft betrekking op meerdere
dimensies (tekorten op allerlei aspecten zoals inkomen, arbeid, onderwijs etc.)
- verdelingsdimensie vs. relationele dimensie: arrmoede is de verdeling van inkomen en goederen
(materiële deprivatie). Sociale uiitsluiting gaat om relationele zaken (sociale participatie,
maatschappelijke betrokkenheid, integratie etc.)
- individuele vs. omgevingdimensie: armoede door gemis aan persoonlijke bronnen, sociale uitsluiting
door gemis aan maatschappelijke bronnen.
Armoede is één aspect dat kan leiden tot sociale uitsluiting. Sociale uitsluiting en daardoor een
tweedeling in de samenleving, is het gevolg van een combinatie van de volgende factoren:
Onbeïnvloedbare en beïnvloedbare risicofactoren en kenmerken van sociaal uitgesloten zijn.
Risicofactor van instanties (meso contextuele risicofactor), van de overheid (macro contextuele
risicofactor) en van de maatschappelijke ontwikkelingen (macro risicofactor)
Zie voor de volledige tabel p.84 van het boek!!
Maatschappelijk gebied: geldgebrek en de daarbij behorende problemen hebben invloed op het
maatschappelijk functioneren. Vaak is er sprake van een gebrekkige persoonlijke ontwikkeling omdat
er weinig gebruikgemaakt kan worden van voorzieningen. Dingen zoals boeken en
3
, Module 3: schuldhulpverlening in de praktijk.
toneelvoorstellingen zijn van belang voor de waarden en normen in onze cultuur en daar is niet altijd
genoeg geld voor. Daarnaast heeft de stress van problematische schulden effect op het werk dat men
doet. Daarnaast is de motivatie om te gaan werken vanuit een uitkeringssituatie er vaak niet, omdat je
minder geld overhoudt doordat je meer moet aflossen als het inkomen hoger is. Daarnaast is er een
groter risico dat mensen met problematische schulden het criminele pad op gaan (vooral jong
volwassenen).
- sneller fraude (diefstal, zwart werk etc.). Bij onwettig gedrag steeds kijken naar de achtergrond, gaat
het om beewust misbru8ik maken of regels overtreden of door onwetendheid?
Gezondheid: door de stress zijn mensen vaak moedeloos, slapeloos, apathisch en wanhopig. Soms
leidt de situatie ook tot agressie en weerstand. Gevolg is verhoogd medicijngebruik en vaker een
bezoek aan de huisarts.
Werk en schulden: minder concentratie, vaak hebben de schulden invloed op het werk van mensen.
Mensen zijn vaker gevoelig voor fraude of diefstal. Daarnaast is er ook overlast voor de werkgever
(loonbeslag).
Schulden als belemmering voor re-integratie: vaak weinig geld voor vervoer en gepaste kleding bij
sollicitatiegesprekken. Daarnaast zijn mensen vaak niet gemotiveerd omdat zij hun hogere inkomen
moeten afstaan aan schuldeisers.
Er zijn duale trajecten voor mensen die schulden hebben én moeten re-integreren!
Belang van geld voor het algemene sociaal functioneren: volgens Cloé Madanes, Geld in relaties
(1996): geld is met ons leven verstrengeld. Daardoor hebben geldproblemen invloed op gezondheid,
intieme relaties en de relatie met kk en ouders. Geld is niet alleen een betaalbewijs, maar zorgt er ook
voor dat we onderwijs, gezondheid en veiligheid kunnen kopen, en tijd om te genieten van
schoonheid, kunst, vrienden etc.
70 – 80% van de huishoudelijke ruzies gaan om geld
Hoofdstuk 6: vanzelfsprekendheid van helpen
Vrijwilligheid en de drempel: schuldhulp is vrijwillig (in beginsel).
twee vormen gedwongen schuldhulpverlening:
1) wettelijk kader (reclassering of gezinsvoogdij): uitspraak van de rechter nodig!
2) rechtmatigheidsonderzoek in het kader van een uitkering of verplichte deelname in het kader van
re-integratie. (contact is verplicht en vloeit voort uit een regeling waarvan cliënt gebruik maakt)
- vaak psychologische drempel
Bekendheid en imago van de schuldhulpverlening:
- vaak eerst zelf oplossen met netwerk en andere middelen (internet)
- breed aanbod aan hulp compliceert;
- voorzieningen zijn niet beter herkenbaar geworden.
- mensen hebben eerst een probleem voordat zij een uitweg gaan zoeken
- men werkt tegenwoordig vaker outreachend en gaat naar de cliënt toe, dat levert meer informatie op.
van alle informatie kan een catalogus worden samengesteld, aantal gemeenschappelijke lijnen:
- de leefwereld van mensen vormt het aangrijpingspunt voor professionele interventies
- professionals trekken eropuit en leggen contact
- professionals eisen een grotere (discretionaire) ruimte voor zichzelf
- hun handelingen laten zich niet vastleggen in voorgevormde registratiecategorieën
- daarom zoeken naar nieuwe verantwoordingsvormen om rekenschap af te leggen
Vroeg Eropaf (gemeente Amsterdam)
- doel: oplopen van achterstanden voorkomen en tijdig toeleiden naar relevante hulpverlening
- samenwerkingspartners: woningcorporaties, stadsdelen, Dienst Werk en Inkomen (DWI),
4