Geschiedfilosofie hoorcollege 4
Het verleden en de geschiedenis II
Ontologie hoe wij tegen het ‘’ zijn ‘’ aan kijken, de kennis van het zijn dit bepaalt
hoe je leert en onderzoek doet en is dus belangrijk voor historici het bepaalt hoe en
wat voor onderzoek je doet. Tijdvakindelingen: de drieslag oudheid,
middeleeuwen, nieuwe tijd. Er zijn weinig intrinsiek inhoudelijke argumenten voor
deze indeling vanuit een geschiedfilosofisch perspectief, het is een
voorwetenschappelijke omgang met het verleden qua origine ontstaan in de 19 e
eeuw met een negatieve kijk op de middeleeuwen, deze indeling is door
professionele historici stilzwijgend overgenomen. De invulling van eigenheid van de
tijdvakken heeft te maken met de Zeitgeist van het historisme. De Renaissance als
erfenis van Jacob Burckhardt, Renaissance als overgangstijd en andere
periodiseringvernieuwing zoals bv. nieuwe en nieuwste tijd, of de wereld na WO II,
allemaal kleine periodiseringseenheden. Ook delen we in vanuit thematisch
perspectief zoals bv. periode van Barok, vorstelijk absolutisme, verlichting,
wetenschappelijke revolutie, Renaissance van de 12 e eeuw, Romaans en Gotiek
allemaal indelingen die te maken hebben met de interesses van de onderzoeker het
zijn allemaal colligerende concepten , concepten die historici op een deel van het
verleden plakken om er een bepaald karakter aan te geven, de term geeft al een
bepaalde duiding en thema aan. Periodisering binnen de speculatieve
geschiedfilosofie, zoals de opeenvolging van stadia volgens Marx, deze periodisering
zijn eigenlijk alleen belangrijk en gebruikt buiten de geschiedenis, wij gebruiken deze
stadialeer niet. Wel zie je binnen de global history movement allerlei alternatieve
grote periodisering worden voorgesteld, agrarische en industriële tijdvakken enz. Elk
voorstel van een tijdsindeling/periodisering is een voorstel om de wereld op een
bepaalde manier te zien, een voorbeeld van dit is het wereldsysteem van
Wallerstein. De alternatieve periodiseringsvoorstellen binnen de Annales beweging
deze Franse historici hebben in de jaren 20 en 30 gezegd , de meeste
geschiedenis gaat nergens over gaat over politiek een toplaagje van de
geschiedenis, dit gaat over dingen waar de meeste mensen niks mee te maken
hadden, de politieke geschiedenis is ingewikkeld enz. maar enkel voor de toplaag,
daaronder is een belangrijker niveau van de conjuncturen de sociaaleconomische
geschiedenis in voedingspatronen enz. daaronder nog een belangrijkere laag de
basis van het menselijk bestaan, ecologische infrastructuur enz. je kunt dus de tijd
stratificeren met een piramide in dit geval zie PowerPoint. Reinhart Kosselleck
Duits geschiedfilosoof, hij ontwikkelde een theorie dat historici altijd te maken hebben
met een opeenstapeling van verschillende historische lagen met een verschillende
tijds snelheid, een soort bodemstratificatie, als je als historicus bezig bent kom je
allerlei tijdlagen tegen je bent bezig met gelijktijdigheid van het ongelijktijdige in
historische sedimentslagen, een boer ploegt het land in de 15 e eeuw hetzelfde als in
16e eeuw ondanks de reformatie enz. Wij als mensen functioneren in meerdere
tijdslagen, colleges worden nog op dezelfde manier gegeven als in de 13 e eeuw,
zelfde opstelling. De alternatieve periodiseringen hebben maar beperkte doorwerking
gehad in de geschiedwetenschap, de Annales hebben wel grote invloed gehad op
maatschappijgeschiedenis, blijvende doorwerking traditionele tripartite ( drie slag )
, indeling, we blijven toch hangen in oudheid, middeleeuwen en nieuwe tijd met name
in Europa. De invloed op periodiseringen op onze geschiedbenadering ontwaarde
historische processen periodes suggereren bepaalde eigenheid en continuïteit, elke
periode had zijn eigen tijdsgeest waar je in moet gaat zitten. Periodisering bepalen
hoe historici worden opgeleid (zie het curriculum), ook historici worden hierdoor
beïnvloed ze houden alleen hun eigen vakgebied bij en je houd je dus vast aan de
vastgelegde clichés die je kent over de andere tijdvakken , hierdoor kunnen historici
moeilijk de tijdvakken in verband brengen. Nieuwe pogingen tot het opstellen van
alternatieve periodiseringen de driedeling van Gerhard 4e tot en met de 10e
eeuw, 11e-18e eeuw (periode van Oud-Europa), vanaf de 18 e eeuw. Geoffrey
Baraclough de vierdelige periodisering (invullen vanuit PowerPoint).
Het voorwetenschappelijke primaat van de politieke geschiedenis van oudsher
geschiedbeoefening moet gaan over vorsten en rijken. Werkt door tijdens
professionalisering geschiedenis 19e eeuw de natie werd een vanzelfsprekend
onderzoeksobject, dit is een erfenis uit de lange voorwetenschappelijke geschiedenis
traditie dat zo is gebleven tijden de professionalisering van de geschiedenis, dit zie je
bv. terug in werken van Ranke (Duits) en Fruin (eerste hoogleraar Nederlandsche
geschiedenis) de werkelijkheid kon worden blootgelegd door de juiste methode van
onderzoek, zij schreven nog enkel over staten, koningen enz, dit blijft heel lang
normaal tot in de jaren 50 & 60 van de 20 e eeuw. Bijna overal wordt als eerste
leerstoel de geschiedenis van de eigen natie opgericht, de onderzoeksinstituten zijn
in eerste plaats bezig met nationale bronnen, rijksmusea zijn bezig met nationale
geschiedenis, de natie is een belangrijk onderzoeksobject , de natie wordt gezien als
een homogene eenheid. Cultuurgeschiedenis kwam er al bij in de 19 e eeuw maar dit
was eerst enkel het volkseigene van de cultuur, kijken naar je eigen super cultuur dit
werd misbruikt in de 20e eeuw met het fascisme. Geschiedenis van het dagelijks
leven, sociaaleconomische geschiedenis kende men (nog) niet.
Geschiedschrijvingsontwikkelingen als een emancipatieproces er werden steeds
nieuwe terreinen toegevoegd aan de geschiedschrijving zoals bv. stadsgeschiedenis
en gendergeschiedenis allemaal toegevoegd uit het besef dat de traditionele
geschiedschrijving maar ene beperkt licht wierp op de historische werkelijkheid.
Traditionele geschiedschrijving sluit groepen en onderwerpen uit. Deze groepen
hebben heuse manifesten van hun nieuwe geschiedenis, zij kijken op een andere
manier naar het verleden , vaak eigen tijdschriften zoals bv. gender history tijdschrift.
Bezwaren vanuit de gevestigde geschiedbeoefening programmatische insteek
emancipatoire geschiedschrijving leidt tot verwijt partijdigheid, traditionele
academische geschiedschrijving claimt neutraliteit, ofwel de traditionele garde ziet
zichzelf als neutraal en alle nieuwkomers die emancipatoir zijn zien ze als partijdig,
maar ze zijn natuurlijk zelf ook partijdig en helemaal niet neutraal. Een mooi
voorbeeld is de black history movement in de VS, lang werd alles weggemoffeld en
enkel Amerika als promised country afgeschilderd, als er dan een andere vorm komt
van geschiedenis in de jaren 40 met slavernij enz. werd dit door vele gezien als
landverraad dit was geen neutrale geschiedschrijving maar een partijdige
marxistische benadering die je moest bestrijden, dit lukte niet. Zijn de bezwaren
tegen emancipatoire geschiedbeoefening terecht Traditionele geschiedenis sluit