Aardrijkskunde - Syllabus centraal examen 2023 - Uitwerking - Nina Groothuizen A6C
Systeem Aarde
Hoofdstuk 1 De actieve aarde
Paragraaf 1.1 Ontstaan en opbouw van de aarde
Het verleden van de aarde
De aarde is 4.6 miljard jaar oud. Om de ontwikkelingen en processen die geleid hebben tot
de huidige landschappen te achterhalen, wordt het actualiteitsbeginsel toegepast. Het
actualiteitsbeginsel is een principe waarbij ze ervan uitgaan dat processen op de aarde
vroeger hetzelfde hebben gewerkt. Met dit principe kunnen geologen steeds meer verklaren
en uitleggen.
De kraamkamer van de aarde
4.6 miljard jaar geleden is de zon ontstaan uit samentrekking van gas en stof. In de nevel
rondom de zon ontstonden 8 planeten, waaronder de aarde. De zon en de miljarden sterren
vormen samen het sterrenstelsel, het Melkwegstelsel. Alle sterrenstelsels samen vormen het
heelal.
Schillen
Bij vorming van de aarde zijn er 2 belangrijke eigenschappen.
- Vloeibaar water.
- Inwendige gelaagdheid, de aarde bestaat uit lagen.
Bij de gelaagdheid kun je kijken naar de chemische samenstelling (welke materialen) en
naar de fysische eigenschappen (hoe hard zijn de lagen).
Chemische samenstelling: Inslagen van meteorieten zorgden voor warmte op de aarde, door
afkoeling ontstonden verschillende chemische samenstellingen.
- Aardkern (binnenste laag), 3500 km, 5000-6000 graden Celsius, ijzer.
- Aardmantel (middelste laag), 2900 km, 2800-1800 graden Celsius, magnesium en
ijzer.
- Continentale korst, 30-70 km, graniet en licht
gesteente.
- Oceanische korst, 1-7 km, basalt en zwaar
gesteente.
Fysische samenstelling: hardheid van lagen.
- Lithosfeer (buitenste laag) > hard.
- Asthenosfeer -> plastisch gesteente.
- Binnenmantel -> vast gesteente.
- Buitenkern -> vloeibaar.
- Binnenkern -> hard gesteente.
,Inwendige warmte
De aarde krijgt warmte van inwendige en uitwendige bronnen.
Inwendige bronnen:
- De aarde kreeg warmte mee bij het ontstaan van nevel gassen.
- Vroegere inslagen van meteorieten.
- Radioactiviteit van gesteente.
Uitwendige bronnen:
- De zon heeft invloed op exogene krachten. Exogene krachten zijn processen die zich
afspelen buiten de aardkorst.
Paragraaf 1.2 Het verhaal van de gesteenten
Bouwstenen
De lithosfeer is opgebouwd uit talloze stenen die qua kleur, samenstelling en eigenschap
verschillen. De basisbestanddelen van gesteente bestaan uit mineralen en organische
stoffen.
- Mineralen zijn verbindingen die in de natuur voorkomen en bepaalde
chemische/fysische eigenschappen hebben.
- Organische stoffen zijn stoffen die ontstaan uit levende organismen.
Soorten gesteenten
Alle soorten gesteenten kun je opsplitsen in 3 hoofdgroepen: stollingsgesteenten,
sedimentgesteente en metamorfesteenten.
Stollingsgesteenten
Stollingsgesteenten ontstaan door afkoeling en stolling van magma. Stollen is het proces
waarbij iets vloeibaar, vast wordt.
- Dieptegesteente, langzame stolling in de mantel hierdoor ontstaan grote kristallen
zoals graniet.
- Uitvloeiingsgesteenten, snelle stolling van lava aan de aardoppervlak hierdoor
ontstaan bijna niet zienbare kristallen door de snelle afkoeling door de buitenlucht,
zoals basalt.
Sedimentgesteenten
Sedimentgesteenten ontstaan door afzettingen van bijvoorbeeld klei en zand dat samen
wordt geperst.
- Klastische sedimentgesteenten, door de druk van bovenliggende lagen, worden zand
en klei verhard tot zandsteen/kleisteen.
- Chemische en organische sedimentgesteenten, organisch materiaal dat wordt
neergeslagen door mineralen, druk, verharding of ophoping wordt bijvoorbeeld
steenzout of kalksteen.
,Metamorfe gesteenten
Metamorfe gesteenten ontstaan door grote druk en hoge temperaturen. Hierdoor verandert
de samenstelling van het oorspronkelijke gesteenten in een ander soort gesteente. Dit vindt
plaats diep in de aardkorst of aardmantel.
- Enorme druk van bovenliggende lagen.
- Gebergtevorming.
- Binnendringen van magma binnen een laag.
Zandsteen wordt kwartsiet; kleisteen wordt leisteen; kalksteen wordt marmer.
Wat een steen kan vertellen
Een gesteentekringloop laat zien dat het ene hoofdtype van gesteente kan overgaan in een
ander hoofdtype van gesteente. Dit proces kan ontstaan door hitte, druk, smelten, stollen,
verwering, erosie (slijtage), en sedimentatie. Geologen kunnen hierdoor veel vertellen over
het verleden maar ook de toekomst van een gebied. Dit proces vindt plaats diep in de
mantel als dicht aan het aardoppervlak.
Paragraaf 1.3 Schuivende continenten
De leeftijd van de aarde
Geologen vonden bij onderzoek naar gesteentelagen twee principes.
- Sedimenten worden horizontaal afgezet (eventueel gekanteld of geplooid).
- Onderliggende laag is ouder dan bovenliggende laag = superpositie.
Met deze informatie is een relatieve geologische tijdschaal opgesteld. Hoe dieper, hoe
ouder. Later kon de absolute geologische tijdschaal worden opgesteld omdat er werd
ontdekt dat je met het radioactieve verval van bepaalde elementen in gesteente de
ouderdom kunt bepalen.
De schuivende continenten van Wegener
Vroeger zag men al de overeenkomst in vorm tussen Zuid-Amerika en Afrika. Wegener
ontdekte dat de flora en fauna in verschillende continenten overeenkomsten hadden. Ook
ontdekte Wegener de gesteenten die op elkaar aansluiten, en er waren sporen van een
gelijktijdige ijskap. Wegener noemde de supercontinenten Pangea. Hij beweerde dat
Zuid-Amerika en Afrika aan elkaar hebben gezeten, maar hij kon geen verklaring vinden
voor het uit elkaar bewegen van de continenten.
Paleomagnetisme
In 1960 werd de Mid-Oceanische bergrug ontdekt. Dit is een bergketen van duizenden
kilometers lang midden in de Atlantische Oceaan. Door een nieuwe methode, het
paleomagnetisme, kan men het aardmagnetische veld in oude gesteenten vaststellen.
, De oceaanbodem spreidt zich uit
Uit onderzoek blijkt dat wanneer magma omhoog komt bij een divergente breuklijn met
oceanische platen, het magma stolt. Hierdoor ontstaat een bergrug met jong gesteente.
Daarnaast wordt door nieuw magma dat omhoog komt, het oude gesteente opzij geduwd,
hierdoor wordt de oceaan steeds breder naar 2 kanten toe. Dit noem je seafloor spreading,
de oceanische plaat groeit naar 2 kanten en wordt breder. Op de bergrug (Mid-oceanische
rug) wordt steeds een nieuwe lithosfeer gevormd.
Satellieten kunnen de afstanden tussen de continenten steeds nauwkeuriger meten. Hieruit
kun je opmaken dat de oceaanbodem steeds breder wordt. Dit is een verklaring voor
Wegener.
De motor van de plaatbewegingen
Een plaat bestaat uit de aardkorst en het harde gedeelte van de aardmantel -> lithosfeer.
Door inwendige warmte bewegen deze platen. Convectiestroming is het proces dat zorgt
voor beweging. Het proces verloopt als volgt:
1. Heet gesteente stijgt op.
2. Dit koelt af.
3. Het afgekoelde gesteente spreidt zich uit
onder de lithosfeer naar 2 kanten.
4. Na koeling zakt het aarde weer in.
Dit proces zorgt ook voor afkoeling van de aarde.
Soms breekt een magma-bel door de lithosfeer heen
en komt het magma door breuken aan het
aardoppervlak. Hierdoor ontstaat vulkanisme.
Paragraaf 1.4 Plaatgrenzen en aardbevingen
Aardbevingen
De lithosfeer bestaat uit 6 grote en veel kleine platen. Op een plaat kan een stuk en/of stuk
continent liggen. De platen bewegen ten opzichte van elkaar, wat kan zorgen voor
aardbevingen aan de randen van de platen. Een aardbeving is een trilling van de aarde door
plotseling verschuiven van stukken lithosfeer door druk in de gesteentelagen en ophoping
van energie.
- Hypocentrum -> plaats van aardbeving in aardkorst of aardmantel.
- Epicentrum -> plaats van aardbeving aan het aardoppervlak direct boven het
hypocentrum.
Richter en Mercalli
- Schaal van Richter meet de kracht van de aardbeving in magnitudes.
- Schaal van Mercalli meet de intensiteit en schade van de aardbeving.
Er zijn drie typen bewegingen die kunnen leiden tot drie typen breuklijnen.
- Divergente plaatgrens.
- Convergente plaatgrens.
- Transforme plaatgrens.