Thema 3: Hemelbestormers
Inleiding:
- 1910 (Blom): Alle soorten kunst, de literatuur, muziek, dans, schilderkunst, gaven in deze
tijd uitdrukking aan het gevoel dat de menselijke aard fundamenteel was veranderd. Om dit
veranderende wezen van de mens in taal, geluid, bewegingen of kleur en vorm te vangen,
waren de traditionele middelen niet meer toereikend. Virginia Woolf constateerde daarom
dat de taal was verworden tot ‘het geluid van breken en vallen, van ineenstorten en
verwoesting’
- Blom: de mens was niet wezenlijk veranderd rond 1910, maar slechts ontdaan van allerlei
normen en conventies die zijn ware aard verhulden. De menselijke aard was, m.a.w., niet
veranderd maar bevrijd. In de kunst kwam deze bevrijding bij uitstek tot uitdrukking
- De beeldende kunst van deze jaren kende een enorme variatie aan ‘ismen’, d.w.z. artistieke
stromingen zoals expressionisme, kubisme en futurisme. Deze ‘ismen’ verschilden van elkaar
in uitgangspunten en verschijningsvorm, maar ze hadden 1 ding gemeen: er werd niet meer
gestreefd naar een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid, maar men probeerde nu
weer te geven welke indruk die werkelijkheid op hen maakte, wat voor emoties daardoor
werden opgewekt of wat de wezenlijke kern van de werkelijkheid was
- Later binnen dit thema, wordt ingezoomd op 1 Nederlandse kunststroming in het bijzonder;
het luminisme = de Nederlandse variant op het Franse pointillisme. De Franse
‘stippeltjeskunst’ is heel verfijnd en gedetailleerd, terwijl luministen werkten met veel
grotere stippen of strepen en lijnen
Tekst 11: Dana Arnold: De kortste introductie kunstgeschiedenis (2004)
Waardering van kunst en kunstkritiek
- Wanneer we naar een schilderij/beeldhouwwerk kijken: nieuwsgierigheid naar het ‘wie,
wat en wanneer van de kunst’ bevredigen en heet werk verder beoordelen. Verder kan
men zich afvragen welke techniek er is gebruikt, het ‘hoe’ van de kunst, waardoor het
vakmanschap van de kunstenaar nog meer wordt gewaardeerd.
- Voor dergelijke waardering van kunst is geen kunsthistorische kennis nodig. De
geschiedenis van een individueel werk ligt in zichzelf en is terug te vinden in het antwoord
op de vragen ‘wat, wie, wanneer en hoe’
1
,- Verder wordt de nadruk gelegd op de herkomst van een kunstwerk. Dit is de geschiedenis
van het eigendom van het werk en de collecties waartoe het heeft behoord. Dit fungeert als
een soort stamboom van het werk, die men zou kunnen gebruiken om aan te tonen dat het
een authentiek werk van een bepaalde kunstenaar is (belangrijk voor geldwaarde, minder
voor de kunstgeschiedenis)
- In deze zin vereist de beoordeling van kunst geen kennis van de context. We kunnen met
plezier naar iets kijken, gewoon om wat het is, en zo kan kunst opgaan in wat men wel
populaire cultuur noemt
- Men kan ook kunst waarderen door de beoordeling ervan op grond van zijn esthetische
kwaliteiten. Aspecten als stijl, compositie en kleur worden dan doorgaans genoemd, of men
vermeld het andere werk van de kunstenaar of kunstenaars uit dezelfde periode/binnen
dezelfde stroming of stijl
Connaisseurschap
- Een connaisseur is iemand die deskundig is of een opleiding heeft gehad op een bepaald
terrein van de beeldende of decoratieve kunsten
- De kunstbeoordeling door connaisseurs (denk aan K&K) is verbonden met de kunstmarkt en
houdt in dat men in staat moet zijn het werk van individuele kunstenaars te herkennen
omdat dit directe invloed heeft op de waarde van het werk
- Smaak van connaisseurs m.b.t. kunst = verfijnd en kritisch. Ons idee van smaak m.b.t.
kunst is nogal gecompliceerd en houdt onvermijdelijk verband met onze ideeën over sociale
klasse. Connaisseurschap legt een soort hiërarchie in smaak op (i.t.t. kunstwaardering voor
iedereen toegankelijk en mooi). De betekenis van smaak is hier een com binatie van 2
definities van het woord;
o Ons vermogen om in esthetische zaken een kritisch oordeel te vellen
o Ons gevoel van wat juist en sociaal aanvaardbaar is
In deze definities is smaak echter zowel cultureel als sociaal bepaald, zodat wat als
esthetisch ‘goed’ en sociaal ‘aanvaardbaar’ beschouwd wordt, per cultuur of ms verschillend
is. We moeten ons bewust zijn van het feit dat onze smaak cultureel bepaald is
- Sociale dimensie van smaak zien als iets wat meer te maken heeft met kunst als proces
van sociale uitsluiting; geïntimideerd voelen wanneer men niet weet wie de kunstenaar is
of het werk ons niet ontroerd
- De wereld van connaisseurs behoort gelukkig niet tot de kunstgeschiedenis. Dit is juist een
open onderwerp voor iedereen die geïnteresseerd is in het visuele
2
,Geschiedenis als vooruitgang
- Als kunst een geschiedenis heeft, gaan we er niet van uit dat ze tijdloos is, maar ook dat er
een soort volgorde of vooruitgang bestaat, aangezien dat nu eenmaal van geschiedenis
verwacht wordt
- In het samenkomen van deze 2 afzonderlijke lijnen, zien we hoe de geschiedenis visuele
ervaring opnieuw ordent en er allerlei vormen aan geeft. Een van de populairste daarvan is
het schrijven over kunstgeschiedenis vanuit het perspectief van de kunstenaars, ‘grote
mannen’. Daarnaast zien we hoe kunsthistorici de belangrijkste stromingen in de
kunstgeschiedenis (barok, Renaissance,…) trachten te karakteriseren. Elk van de manieren
van schrijven over kunstgeschiedenis zijn verschillend. Ze leggen een andere nadruk op wat
belangrijk is
- Een probleem bij het zich eenzijdig richten op vormelementen zoals stijl, is dat stijl zelf
het onderwerp van de verhandeling wordt, in plaats van de kunstwerken. Terwijl we bezig
zijn met het herkennen van stijlveranderingen, moeten we wel gebruikmaken van onze
kennis over wat er na het besproken werk kwam. Het voordeel van achteraf redeneren is
hier van essentieel belang.
Terugkijken vanuit het heden, legt een ontwikkelingslijn op waarvan de uitkomst al bekend
is. Op die manier kunnen routes door de kunst van het verleden aan bepaalde stijlen de
voorkeur geven - dat is zeker het geval met de klassieke kunst en de herinterpretatie ervan
- Ook kunnen uitsluitend op stijl gerichte kunstgeschiedenissen gemakkelijk andere aspecten
van een kunstwerk, zoals het onderwerp of de functie, verwaarlozen
- Wanneer we de nadruk leggen op stijl, verwachten we vooruitgang en voortdurende
ontwikkeling in de kunst (voortdurend streven naar naturalisme). Maar wat moeten we dan
denken van kunst die niet in naturalistische afbeelding geïnteresseerd is? ‘Moderne kunst’
wordt vanuit dit perspectief soms als ‘primitieve’ of ‘naïeve’ kunst bestempeld
- In het geval van biografische geschiedenissen zoeken we in het werk van een kunstenaar
naar sporen van jeugd, volwassenheid en ouderdom in zijn stijl. Dit is natuurlijk enkel
mogelijk als de kunstenaar een lang leven heeft geleid. Deze dergelijke biografische aanpak
isoleert kunstenaars van hun historische context
- Door kunst als ons uitgangspunt te nemen, kunnen we de gecompliceerde en verstrengelde
lijnen zien die samen de kunstgeschiedenis vormen. Dat impliceert dat kunstgeschiedenis
een op zichzelf staand onderwerp of academisch onderzoeksgebied is, en niet zozeer het
resultaat van het toepassen van de regels van de ene discipline op een andere
3
, Bewijs en analyse in de kunstgeschiedenis
- De kunstgeschiedenis kan naast de basisinformatie die het kunstwerk zelf biedt, ook uit al de
archieven van de geschiedenis, archeologie, antropologie,… informatie putten. Zo is
kunstgeschiedenis een springplank naar diverse methodes om het verleden te interpreteren
en te begrijpen
- Een belangrijke bron van informatie is de canon. In dat geval gaat het om kunst die
invloedrijke personen (o.a. connaisseurs) als het meest hoogwaardig beschouwen. In de
kunstgeschiedenis wordt deze canon meestal, maar niet uitsluitend, in verband gebracht met
de ‘traditionele’ waarden van de kunst, omdat nieuwe kunstwerken aan de hand daarvan
beoordeeld kunnen worden. Als zodanig is de canon een middel om hiërarchische relaties op
te leggen aan groepen voorwerpen
- Verder kan men nagaan wat de onderzoeksobjecten zijn van de kunstgeschiedenis. De
kunstgeschiedenis houdt zich van oudsher met ‘hoge kunst’ bezig. Maar een heel scala aan
door mensen vervaardigde voorwerpen wordt ook tot het object van het vakgebied
gerekend, en in de loop der tijd veranderen de opvattingen over wat er wel en niet bij hoort
- De overblijfselen van de visuele productie van diverse culturen en tijdperken zijn zeer
gevarieerd en kunnen op allerlei manieren geïnterpreteerd worden; rotsschilderingen uit de
prehistorie ( mystieke functie, sjamenen), Griekse alledaagse gebruiksvoorwerpen,…
- We weten erg weinig van de oude Griekse schilderkunst. Mede om deze hiaten in onze
kennis op te vullen, heeft men de aandacht gericht op de Griekse vazen, die al sinds 800 v.C.
beschilderd werden. Hierop zijn verschillende schilderstijlen te zien (geometrische
ontwerpen, silhouetachtige lichamen). Deze overblijfselen uit het verleden zijn alledaagse
gebruiksvoorwerpen, maar wellicht vanwege de schaarste aan uitingen van hoge kunst
worden ze als voorbeelden van de klassieke Griekse kunst bewonderd. Hun geschiedenis is
dan ook gekoppeld aan die van de Griekse sculptuur en het verhaal van de voortschrijdende
ontwikkeling in de weergave van menselijke lichamelijke perfectie
- In het geval van niet-westerse kunst zijn voorwerpen uit het dagelijkse (waarvan de
verzameling wel de materiële cultuur genoemd wordt) het beste, of enige bewijs waarover
we beschikken van de artistieke productie van een bepaalde ms
- Gebruiksvoorwerpen krijgen in latere periodes in de westerse kunstgeschiedenis en -
beschouwing zelden een grote mate van aandacht. Het is echter belangrijk te bedenken dat
men vroeger keramiek en meubels vaak als waardevoller en indrukwekkender bezit vond
dan schilderijen of sculptuur. Daarom kan de nadruk die we leggen op hoge kunst en de
waarde die we eraan hechten in feite een verkeerd beeld geven van de betekenis ervan in de
ogen van tijdgenoten
4