Samenvatting
et construeren van potentiaalverdelingen geeft meer inzicht in de lokalisatie van
H
EEG-verschijnselen.Hettekenenvaneenpotentiaalverdelinguiteenbipolaireserieafleidingvereist
enig rekenwerk. Er moet rekening gehouden worden met de amplitude en met de fase van het
signaal. Het tekenen van een potentiaalverandering uit een gemeenschappelijke (gemiddelde)
referentie afleiding is eenvoudiger. De amplitude kan direct worden weergegeven in een
potentiaalverdeling metalsuitgangspuntdegemeenschappelijke(gemiddelde)referentie.Hetisniet
mogelijk een potentiaalverdeling te maken uit een EEG-weergave naar de source-referentie.
Lokaliseren door het tekenen van een potentiaalverdeling is vanuit een source-referentie afleiding
onmogelijk.
6. EEG van de normale volwassene
In het EEG van de normalevolwasseneishetmeestinhetoogspringenderitme,hetalfaritme.Dit
ritmeheeftmeestaleenfrequentietussen9Hzen11Hzenkomtvoorbovendeoccipitalegebieden.
Dit is voor iedere persoon anders en vormt het uitgangspunt voor de visuele beoordeling (analyse).
Alfaritme (α)
etalfaritmeiseenritmemeteenfrequentievan8-13Hz,watoptreedtinwakendetoestandoverde
H
achterste gebieden van dehersenen,metdegrootsteamplitudesbovendeoccipitalegebieden.De
amplitudeszijnvariabel,maarbijvolwassenenmeestalminderdan50à60μV.Hierbijheeft60%van
devolwasseneneenamplitudetussende20ende60μV,20%eenamplitudevanminderdan20μV
en 20 meer dan μV. Bij een alfaritme met een lage frequentie worden meestal grotere amplitudes
gezien.Hetalfaritmeheeftdevormvanspoelendieeenduurvanenkeletientallensecondenkunnen
duren (waxing en waning) of een regelmatige sinusoïdale vorm.. Deze activiteit is het best te
beoordelen wanneer de persoon een helder bewustzijn heeft, ontspannen is en de ogen gesloten
houdt.Hetwordtgeblokkeerdofkleinervanamplitudedooraandacht,speciaalvisuele(openenogen)
en geestelijke inspanning.
Alfa is onder meer afhankelijk van de leeftijd. Rond deleeftijdvan4maandeniserondernormale
omstandighedeneenbasaalritmevan4Hz.Ditposterieureritmeneemtmetdeleeftijdgeleidelijktoe
infrequentie,isronddeleeftijdvanéénjaarongeveer6Hzendeondergrensvan8Hzwordtrondhet
3de levensjaar bereikt. De frequentie neemt met de leeftijd toe, waarbij het merendeel van de
volwassenen een ritme hebben van ongeveer 10Hz.
eteen na sluiten van de ogen kan het alfaritme kortdurend een hogere frequentie krijgen
M
(alfasqueak).Opveelhogereleeftijd(na60jaar)daaltdefrequentievanhetalfaritmeweerenigszins.
Dit hangt vermoedelijk samen met het afnemende cerebrale metabole activiteit. Onder gelijke
omstandigheden (alertheid, mentale activiteit, psychische gemoedstoestand, menstruatiecyclus,
medicatie) blijft het alfaritme praktisch constant en varieert binnen de grenzen van ongeveer 0,5Hz.
Wat in het vorenstaande geldt voor een bepaalde tijdsperiode, geldt zeker voor de korte duur
Een verschil in de frequentie tussen beide occipitale gebieden mag niet meer dan 0,5Hz bedragen.
Er bestaat bij de meestemenseneenkleinmaarnietteontkennenfaseverschiltussendealfaritme
van de beide hemisferen. Asymmetrie komt bijvolwassenenveelvoor.Vaakisdeamplituderechts
wat groter dan aan de linkerzijde. Dit verschil is meestalminderdan20%,waarbijeenkleinaantal
volwasseneneenverschilheefttussende20-50%enzeerweinigmenseneenasymmetrievanmeer
dan 50%.
etmaximumvanhetalfaritmeligtbijnaaltijdoccipitaalmaarbreidtzichvaakuitnaardepariëtaleen
H
achtertemporalegebiedenensomsooknaardecentraleenmidtemporalegebieden.Indetemporale
encentralegebiedenmoethetonderscheidtwordenvanhetcentralemuritme,welkenietonderdrukt
wordt bij het openen van de ogen.
17
, e latentie bij het openen van de ogen open is ongeveer 0,25 seconden en wordtonderdrukking,
D
blocking, attenuatie of desynchronisatie vanhetalfaritmegenoemd.Bijnadirectnahetsluitenkomt
hetalfaritmeweerterug.Wanneerhetalfaritmedoorblijftgaanbijhetopenenvandeogenspreekje
van een persisterend alfaritme. Meestal kan je alsnog door het geven van een zintuiglijke prikkel
(visuele stimuli, geluid etc.). het alfaritme laten verdwijnen.
ij kinderen en jonge volwassenen vermengd zijn met langzame golven waarvan de duur een
B
harmonischerelatieheeftmetdeduurvandealfagolf.Somswordengolvengezienmeteenduurdie
het dubbele of drievoudige vandeduurvandealfagolgbedraagt,alfavarianten.Zebehorentothet
normale alfaritme na wanneer ze onderdrukt worden bij het openen van de ogen.
Lambdagolven (λ)
et meeste van het EEG wordt geregistreerd met de ogen gesloten, waardoor de EEG
H
grafo-elementenhetduidelijkstgeregistreerdkunnenworden.Ditgeldtnietvoordelambdagolven,die
het beste gezien worden door de omgeving actief/geforceerd met geopende ogen te kijken,
bijvoorbeeld naar het volgen van lijnen in een ingewikkeld patroon. Het wordt niet gezien in het
donker of wanneer de persoon een egaal verlicht vlak fixeert. Ze treden echter ook min of meer
spontaanopenwordtevenwelvoorafgegaandooreenkleineoogbeweging,diezokleinisdatdeze
niet altijd als artefact in het EEG zichtbaar is.
ambdagolven hebben een driehoekige vorm (Griekse hoofdletter lambda, λ) en zijn positief ten
L
opzichtevandeomgeving.Dezegolfwordtsomsdooreenkleinenegatievegolfgevolgdenhebben
een duur van ongeveer 150 ms met amplitudes tussen 10-50μV en komen soms in reeksen voor.
Lambdagolvenzijnbijdemeestemensenoptewekken,vaakingeringematemetkleineamplitudes.
Bij sommige mensen is komen ze veel voor, die de indruk kunnengevenvaneenthetaritmeinde
occipitale gebieden.
e variabiliteit van lambdagolven bij ‘e’en persoon isnietgroot.Zetredenlinksenrechtsgelijkop.
D
Eenasymmetrievandeamplitudekomtvaakovereenmetdeamplitude-asymmetrievanhetalfaritme
en ook een asymmetrie van de volgreactie bij LDP met lage flitsfrequentie. Asymmetrie van duur,
vorm, voorkomen of reactiviteit wordt zelden gevonden.
Muritme (μ)
et muritme wordt vanaf ongeveer 6 jaar gezien in de centrale gebieden met een frequentie van
H
8-13Hzenmeteenspecifiekevormenreactiviteit.Hetritmetreedtinkorteenlangereeksenopdie
minderconstantaanwezigzijndandievanhetalfaritme.Bijfrequentieanalysewordtmuactiviteitbij
vrijwel 100% van de mensen gezien. Het is dikwijls asymmetrisch met afwisselende links- of
rechtszijdig voorkomen. De amplitudes zijn meestal wat kleiner dan die van hetalfaritmeterwijlde
frequentie vaak wat hoger is. Bij signaalanalyse blijkt het muritme uit twee frequentiebanden te
bestaan, een rond de 10Hz (sensorische cortex) en een rond de 20Hz (motorische cortex).
etmuritmeheefteenkamvormwaarbijhetnegatievedeelvandegolfscherpisenhetpositievedeel
H
is rond of boogvormig. Kenmerkend voor het muritme is de specifieke reactiviteit. Het reageert
namelijknietophetopenenvandeogen,echterbijsensomotorischeprikkelszoalsaandachtvoorde
extremiteiten,voornamelijkdehanden,treedtereenminofmeersterkeafnamevandeamplitudeop.
Deze reactie kan samenhangen met de grote representatie van de handen indesensomotorische
cortex. Amplitudeverandering wordt gezien als de patiënt de vuisten balt of wanneer je over de
handrug strijkt. Bij het strijken is de reactie meestal éénzijdig en contralateraalaandegeprikkelde
zijde. Bij het ballen van een vuist treedt meestal bilaterale verandering in de amplitudes van het
muritme op.
18
, Bèta-activiteit (β)
èta-activiteitkomtbijbijnaallevolwassenenvoorenheefteenfrequentievan14-40Hz.Hetvarieert
B
meestalineenbeperktfrequentiegebiedenzeldenwordteenEEGgezienwaarinallefrequentiesvan
14Hz en hoger voorkomen. Frequenties van 30Hz worden niet vaak gezien.
In het algemeen is de amplitude kleiner dan 30μV en treedt meestal in korte reeksen op in een
sinusoïdale vorm, wat in alle gebieden voorkomt. Het heeft een voorkeur voor de frontale en de
fronto-centrale gebieden.
e amplitude is vaakwelasymmetrisch,waarbijeenverschilinamplitudetot30-35%wordtgezien.
D
Deze verschillen hangen onder andere samen met een verschil in schedeldikte. Een consequent
verschil tussen links en rechts van meer dan 35% (focaal, regionaal of over de gehelehemisfeer)
heefteenklinischebetekenis(bijv.lokaleatrofieoflaesiesalscorticaledysplasie).Betaactiviteitmet
een amplitude van meer dan 35μV is bij normale volwassenen geen gewone bevinding.
Bijschedeldefectenwordtbèta-activiteitduidelijkergezien(breachrhythmofactivébrêche).Doorhet
ontbreken van de schedelhelft ter plaatse ontstaan veranderingen in de geleiding van de
hersenschors naar de hoofdhuid en wordt het EEG-signaal minder gefilterd.
Veel psychofarmaca met name de barbituraten (luminal) en benzodiazepinen, veroorzaken sterke
toename van bèta-activiteit zowel het voorkomen, als de lokalisatie, als de amplitude.
Theta (θ)- en Delta-activiteit (δ)
heta activiteit heeft een frequentie van 4 tot minder dan 8Hz. De term is gekozen vanwege de
T
toentertijd veronderstelde thalamische oorsprong.
In het EEG komt een kleine hoeveelheid theta-activiteit voor zonder dat er sprake is van een
georganiseerdritme.Thetawordtveelgezienbijkinderen,hyperventilatieenintoestandvandoezel
en slaap en spelen een belangrijke rol bij de beoordeling van de cerebrale rijping.
ij veel normale jonge volwassenen komen frontaal reeksen golven voor met een frequentie van
B
6-7Hz.Deamplitudesvariëren;zehebbeneentypischespoelvormennemenbijHVendoezelentoe.
Ze treden vaak op bij mentale activiteit als het oplossen van een probleem.
ij kinderen tussen de 1 en 6 jaar wordt soms een 4Hz theta-ritme gezien bij aangename stimuli
B
(hedonisch thetaritme). Een ritmisch4Hzritmevandevertex(4Hzvertexspoelen)werdbeschreven
door Magnus en van Huffelen (1973) bij adolescenten.
elta-activiteit is in principe een abnormaal verschijnsel in het EEGinwakendetoestand.Ditgeldt
D
nietvoordedelta-golvendievoorkomenbij8-20jarigeeneenreactiviteitenlokalisatiehebbenalshet
alfaritme (bijvoorbeeld de eerder vermeldealfavarianten).Dezelangzamegolvenverdwijnennahet
openen van de ogen en tijdens doezelen. Bij HV nemen ze in amplitudes toe.
7. Beschrijving van het EEG
e conclusies waartoe het EEG leidt, maak je uit de klinische ervaring waarbij bepaalde
D
veranderingen in het EEG overeenkomen met bepaalde ziektebeelden. Het EEG bepaald niet de
diagnose, maar kan wel meer of minder waarschijnlijk maken.
De juiste wijze van het gebruik van het EEG is:
- Eerst beschrijven van de curven
- Vervolgens het beschreven EEG vergelijken met het normale EEG
- Daarna het EEG aan de hand van het ziektebeeld interpreteren
19