Tentamen 1D vloei TVO
De toets bestaat uit 30 vragen.
Algemene theorie over vloeiendheidsstoornissen: 17-19 vragen
- Basiskennis over stotteren
- Verschillende stottermodellen
- Basiskennis over broddelen
- Leerprocessen en gedragsverandering
- Richtlijn stotteren
Assessment en diagnostiek vloeiendheidsstoornissen: 11-13 vragen
- Stotteronderzoek volgens richtlijn
- Broddelonderzoek
Stotteren is een multifactorieel probleem. Leg uit wat daarmee bedoeld wordt.
Dat er meerdere factoren het probleem zijn bij stotteren.
Noem een aantal normale niet-vloeiendheden in spreken en in non-verbaal gedrag.
Aarzelen, woorden herhalen en zin opnieuw beginnen.
Gespannen uitademen, verhoogde spierspanning in kaken en lippen en ogen opensperren.
Noem een aantal kernstottergedragingen in spreken en in non-verbaal gedrag.
He-he-he-herhalingen, vvvvvvvverlengingen en b……lokkeringen.
Gespannen uitademen, verhoogde spierspanning in kaken en lippen en ogen opensperren.
Welke andere vormen van stotteren dan ontwikkelingsstotteren kennen we ook?
Verworven stotteren (komt op latere leeftijd)
Leg uit waarom stotteren vergeleken wordt met een ijsberg en wat dat inhoudt.
Mensen die stotteren, lopen vaak vast bij een woord en komen dan zoals we ook wel
zeggen, niet over de ‘ijsberg’ heen. Ze denken en voelen het wel, maar het lukt hen niet om
het uit te spreken. Je ziet maar een klein stukje van de ijsberg(het spreken), maar je ziet niet
wat er allemaal onder water zit (wat ze denken en voelen).
Wat je ziet: overt stottergedrag
Nonverbale (denken en voelen): covert stottergedrag
Vloeiendheidsstoornissen
Kernstottergedrag (primair stottergedrag)
- Verlengingen, herhalingen en blokkades
Secundair stottergedrag
- Vechtgedrag: oogknipperen,
- Vluchtgedrag: bepaalde klanken, woorden of situaties vermijden. Andere woorden
kiezen. Stotters vermijden.
,Type 1 onvloeiendheden
- Snelle of gespannen herhaling van een klank of lettergreep.
- Verlengingen en blokkades
- Kenmerk: de eenheid van het woord wordt doorbroken. De spreker ervaart een
gevoel van controleverlies.
Type 2 onvloeiendheden
- Langzame herhaling zonder spanning, herhaling van een heel woord of zinsdeel
- Aarzeling, pauze of gevulde pauze (op grammaticale logische plek)
- Ongrammaticale pauze
- Revisie (oh kijk een brandweer… o nee een politieauto)
- Interjectie (onderbreking of tussenwerpsel ‘he nou hoor’)
Kernstottergedrag: type 1 herhalingen, verlengingen en blokkasdes
Secundair gedrag: vecht- of vluchtreacties
Cognities/ attitudes
Gevoelens
Begin (onset): meestal tussen 2 jaar en 3;5 jaar; gemiddeld bij 2;8 jaar
Kan geleidelijk of plotseling
Kan in periodes of constant
Stotteren komt overal voor
Prevalentie (hoeveel mensen stotteren op dit moment): 1%
Incidentie (hoeveel mensen hebben ooit gestotterd): 5%
Spontaan herstel: tussen 50-90%
Sexe ratio: meisje - jongen
- 1:2 hele jonge kinderen
- 1:4 bij volwassenen
Stotteren is multifactorieël:
- Genetische factoren
- Neurologische factoren
- Persoonlijke factoren
- Leerfactoren
- Omgevingsfactoren
Normale onvloeiendheden (type 2)
- Langzame herhaling van een klank of langzame herhaling van een lettergreep, zonder
spanning (LH)
- Herhaling van een heel woord (WH) (ik ben van.. van.. van.. Utrecht naar Den Bosch
gereisd)
- Zins- of zinsdeelherhaling (ZH)
- Aarzeling op een grammaticaal logische plek in de zin (GA) (ik heb gisteren … met
Johanna een kopje koffie gedronken)
- Ongrammaticale aarzeling op een niet-logische plaats in de zin (OG) (ik heb …
gisteren met Johanna een kopje koffie gedronken)
, - Revisie, (zinsrevisie of zinsdeelrevisie) (REV)
- Interjectie (tussenwerpsel) (I) (zegmaar, dinges, snapje)
- Incompleet woord/ incomplete zin (INC)
Stotter-onvloeiendheden (type 1)
- Herhalingen van woorddelen of klanken (snel of gespannen)
- Verleningen (n, m, l, r, klinkers)
- Blokkades (je hoort niet veel, het lukt niet om stem te geven, hij/zijn blokkeert)
Onvloeiendheden tussen de woorden:
Komen voor bij normaal vloeiend sprekende, bij stotterende kinderen en bij kinderen met
een spraak/taalontwikkelingsstoornis.
Onvloeiendheden in het woord:
Worden frequent geassocieerd met stotteren.
Stotteren onderscheiden:
Stutter Like Disfluencies (SLD’s) tellen: 3% → risico op blijvend stotteren
- Woorddeelherhalingen/klankherhalingen (da-da-dat, b-bed)
- Eenlettergrepige woordherhalingen (en, en, en)
- Disritmische verlengingen (wwwwwaar, koooooom)
- Blokkades (-papa)
- Pauzes in woorden (ee-ten)
Type onvloeiendheden:
- Vloeiend sprekende groep: geen blokkades (B) en geen verlengingen (V)
- Stotterende sprekers: V en B kwam bij 77% voor
Maximale duur van de herhalingen:
Vloeiende sprekers:
- (76%) herhalingen van 1 a 2 units (lettergrepen)
Stotterende sprekers:
- (23%) herhalingen van 1 a 2 units
- (48,6%) herhalingen van 3-4 units
- (25,5%) herhalingen van 5 of meer
Fysieke Spanning (Vechtgedrag)
- Vloeiende sprekers: geen 75,9%, mild 24,1 %
- Stotterende sprekers: geen 2%, mild 16,5 %, gemiddeld 55,8%, ernstig 25,7%
Broddelen:
De ‘andere’ vloeiendheidsstoornis:
- Hoog percentage normale onvloeiendheden
- Geen secundair gedrag
- Geen blokkades
- Geen spanning