Hoofdstuk 2: §The Premodern World
De haardgebieden:
De eerste verstedelijking vond 12.000 jaar geleden plaats gedurende de eerste agriculturele revolute,
waarbij jagers en verzamelaar overstappen op sedentaire landbouw (vaste verblijfplaats). Waarom?
Klimaatveranderingen – Het wordt droger.
Men trekt naar de rivieroasen.
De rijken van toen waren minisystemen, gelimiteerd aan hun geografsche schaal en dit waren
wederkerige sociale economieën.
De eerste agriculturele revolute was gebaseerd op en serie van technologische ontwikkelingen:
Gebruik van vuur voor voedsel.
Ontwikkeling van de slijpsteen om graan te malen.
Ontwikkeling van tools om voedsel te berijden en bewaren.
Én als belangrijkste: de evolute en difusie van de slash-and-burn cultuur (brandlandbouw).
Deze ontwikkelingen konden alleen plaatsvinden in gebieden met de volgende kenmerken:
Overvloedige natuurlijke voedselvoorraden.
Divers terrein.
Rijke en eenvoudig te bebouwen (agricultureel) gronden.
Geen noodzaak voor drainage of irrigate.
De haardgebieden op agricultureel gebieden waren in deze tjd:
Het Midden-Oosten met de vruchtbare halve maan/vruchtbare sikkel (lopende van
Mesopotamië tot aan de Nijl Vallei).
Zuid-Azië nabij de Indus, Brahmapoetra, Ganges en Irrawaddy.
China langs de Gele Rivier/Huang He.
Centraal-Amerika, van Meso-amerika tot aan de Andes (Maya-, Azteken- en Incarijken).
De overgang naar voedselproducerende minisystemen resulteerde in enkele implicates voor de
ontwikkeling van de wereldgeografe:
Groeiende bevolking, hogere bevolkingsdichtheid en dus een toename van dorpen/steden.
Verandering in een sociale organisate van losse gemeenschapssystemen, welke gebaseerd
waren op verwantschap.
Specialisate in non-agriculturele ambachten, zoals potenbakken, textel, juwelen, wapens, ed.
Specialisate leidt tot: ruilhandel en handel tussen gemeenschappen op soms grotere afstand.
Er ontstond een overgang van minirijken (één stad) naar wereldrijken. Redenen hiervoor kunnen zijn:
Vroeger heerste en cultuur van ruilhandel. Sommige hadden echter een agricultureel overschot,
waardoor anderen worden vrijgemaakt voor andere taken zoals ambacht, verdediging, cultus,
bestuur en techniek.
Overbevolking dwong bepaalde groepen naar andere gebieden te trekken.
Sociale veranderingen – Aanbieden van militaire, economische of religieuze hulp (eventueel
onder dwang) Misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor verstedelijking.
Deze wereldrijken voegden nieuwe elementen aan de ontwikkeling van de wereldgeografe toe:
Kolonisate –
De fysieke nederzetng in een nieuw gebied door mensen van de koloniserende macht.
Dit was een gevolg van de wet van verminderde meeropbrengst: de aanleg voor
productviteit om af te nemen na een bepaald punt van contnue toevoeging van kapitaal
en/of werkkracht aan een bepaald proces.
Drie gevolgen van kolonisate:
o Een hiërarchie in de nederzetngen.
o Create van ontwikkelde infrastructurele netwerken.
o Aandacht voor de locate van steden en dorpen, en hun strategische en
defensieve redenen.
, o Sommige rijken omvate één centraal land met een autoritaire leider. Deze waren
vaak zo ernstg gericht op grootschalige regelingen qua landverbetering, dat we ze
ook vaak bestempelen als hydraulische samenlevingen.
Urbanisate –
Steden vervulde een essentële rol als centra voor administrate in vroegere wereldrijken.
Qua populate varieerden zij tussen enkele duizenden en 20.000 inwoners. De zetels van
de rijken kenden echter grotere omvangen (denk aan Thebes, Athene, Rome, Ur, ed.).
Rond 1400 na Christus waren de volgende karakteristeken relevant:
De hardere regio’s op contnenten werden nog steeds gekenmerkt door geïsoleerde jagen-en-
verzamelen culturen op een minimum-bestaansniveau.
De bundel aan steppes en woestjnen die zich uitstrekt van de westelijke Sahara tot aan Mongolië
vormde een onderbroken zone van pastorale, veelal nomadische, minisystemen die gericht waren op
het houden van vee.
De kerngebieden van sedentaire landbouw strekt zich uit van Marokko tot China, met twee
uitzonderingen in de vorm van Meso-Amerika en de centrale Andes.
De grote nates waren China, noord-India en het Otomaanse Rijk, welke verbonden waren door de zijde route.
Later kwamen ook gebieden zoals de feodale Europese landen, West-Afrikaanse staten en moslim koninkrijken
in Noord-Afrika op.
De ontwikkelde landen onderhielden handel, waardoor er centra van het kapitalisme konden ontstaan.
Dit is een vorm van economische en sociale organisate gekarakteriseerd door het profjt motef en de
controle over producte, distribute en uitwisseling van goederen door partculier eigendom.
Voor het kapitalisme waren havensteden van groot belang. Zij dienden het hinterland met hun
economische invloeden.
Hinterland: het gebied waarvan een stad producten verzameld en exporteert, en naar wat het
geïmporteerd materiaal distribueert.
Hoofdstuk2: §An Interdependent World Geography
Een wereldsysteem (Wallerstein) is een inter-afankelijk systeem van landen, verbonden door politeke en
economische compette.
Het benadrukt de inter-afankelijkheid van plaatsen over de gehele wereld.
Komt op na de 16e eeuw, zodra nieuwe technologieën op het gebied van scheepsbouwerij en navigate
hun intreden maken.
De gebieden die nog niet betrokken waren hierin, noemt men externe gebieden. Denk bijvoorbeeld aan
Australië en Nieuw-Zeeland die pas later ontdekt zouden worden.
Redenen voor de (Europese) overzeese expansie:
Een relatef hoge bevolkingsdichtheid. Onvoldoen
Gelimiteerde hoeveelheid cultveerbaar land de voedsel
Compette tussen monarchieën .
Nieuwe weten omtrent erfenis die veel aristocraten achterlieten zonder land. Dit zorgde voor een lust
naar avontuur, profjt en nieuw land.
Deze factoren maakte het mogelijk om ontwikkelingen te veroorzaken wat betref scheepsbouw, navigate en
artllerie.
Men zocht naar de uitbuitng van nieuw land, bijvoorbeeld goud, maar ook suiker, cacao, katoen ed.
waarvoor plantages werden aangelegd. Plantages zijn grote lappen grond die gespecialiseerd zijn in een
bepaald product voor de markt.
Landen met een hoge bevolkingsdichtheid, welke bestand waren tegen Europese ziekten en welke
polttek stabiel waren, konden zich verzeten tegen de Europeanen. Deze regio’s lagen in India, Zuid- en
Zuid-Oost Azië en dreven voornamelijk handel met hen.