Pedagogisch klimaat
Hoofdstuk 8
Een veilige basis
Een veilig pedagogisch klimaat is van groot belang voor de ontwikkeling van een
kind. Hoe zorg je voor een sfeer waarin kinderen in de groep zichzelf kunnen zijn
én anders durven zijn? Niet door op de voorgrond te treden, maar wel door vanaf
de zijlijn beschikbaar te zijn. Goed kijken, luisteren, vertrouwen bieden, optreden
als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede vb zijn,
uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het
ontstaan van goede relaties en een goede sfeer in de groep.
Veilig voelen is wanneer iemand zich beschut, beschermd, geborgen, vertrouwd
en zeker voelt; vrij van angsten en gevaar.
Emotionele veiligheid betekent een gevoel van geborgenheid, het gevoel dat
iemand kan zijn wie hij is en beschermd wordt tegen negatief gedrag van
anderen.
Kinderen ontwikkelen zich optimaal in een groep als ze geloof hebben in eigen
kunnen, zelf verantwoordelijkheid krijgen en merken dat ze erbij horen.
Een basisbehoefte is een sterk gevoel of verlangen waaraan voldaan moet zijn
om je goed te voelen. Alle mensen in de wereld hebben dezelfde behoefte aan
voedsel, verzorging en liefde. Als hierin wordt voldaan kan een kind zich verder
ontwikkelen.
Kinderen die vaak in kleine groepjes spelen, zijn meer sociaal competent dan
kinderen die dat niet doen.
Kinderen ontdekken de wereld om zich heen door op onderzoek uit te gaan. Ze
zijn nieuwsgiering en hebben de intrinsieke motivatie, de drang vanuit zichzelf
om op zoek te gaan naar moeilijkere uitdagingen en nieuwe dingen onder de knie
te krijgen. Deze motivatie ‘van binnenuit’ leidt tot meer zelfvertrouwen en een
beter contact met anderen.
Jouw rol als PW is dit ontdekken van de wereld zo goed mogelijk te begeleiden en
aan te sluiten bij de behoeften van het
kind.
Voor een optimale ontwikkeling van
een kind in de groep zijn 3
basisbehoeften van belang:
Behoefte aan relatie (‘ik voel me
,thuis’) wil zeggen dat kinderen het verlangen hebben zich verbonden te voelen
met anderen. Elk kind wil zich gerespecteerd en geliefd voelen.
Als PW probeer je ervoor te zorgen dat het kind zich met anderen verbonden
voelt. Je kunt de volgende dingen doen:
- Maak contact. Let erop dat het kind zich veilig en op zijn gemak voelt in de
groep.
- Toon belangstelling. Stel vragen en zorg dat anderen hem als een volwaardig
persoon in de groep zien.
- Werk aan goede onderlinge relaties tussen de kinderen. Stimuleer
samenspelen,
samenwerken en elkaar helpen.
- Grijp meteen in bij pesten.
- Reageer als je ziet dat iemand geen contact heeft in de groep.
Behoefte aan autonomie (‘ik wil het zelf’) betekent dat kinderen de mogelijkheid
hebben te kiezen en inbreng te hebben in de dingen die ze doen. Autonomie wil
zeggen: de behoefte van kinderen om zelfstandig hun eigen gangetje te gaan.
Wat je als PW kunt doen om kinderen zelf verantwoordelijkheid te geven:
- Geef het kind ruimte om zelf dingen te ontdekken. Wees positief over de eigen
inbreng van het kind.
- Kinderen leren het meest van zelf proberen. Geef het kind de kans zelf
problemen
op te lossen en bied niet meteen je hulp aan.
- Geef kinderen verantwoordelijkheid. Laat ze eigen keuzes maken, meedenken
en
zelf beslissingen nemen.
Behoefte aan competentie (‘ik kan het!’) betekent dat kinderen een sterke en
natuurlijke drang hebben naar leren. Daarbij hoort het gevoel van vertrouwen in
eigen kunnen. Door het geven van complimentjes, een schouderklopje,
bewonderend kijken of het aanbieden van uitdagende opdrachten versterk je het
zelfvertrouwen van de kinderen die jij begeleidt. Je kunt ook vragen: ‘Hoe is je
dat gelukt? Wat heb je ervan geleerd? Etc.’ Zo stimuleer je een kind om nieuwe
dingen te leren, om zich in te zetten en zijn talenten te ontplooien.
Wat je als PW kunt doen om kinderen zelfvertrouwen te geven:
- Laat het kind succeservaringen opdoen. Stilstaan bij wat is gelukt, geeft een
positief
gevoel en inzicht in wat al is bereikt.
- Geef complimentjes en op andere manieren bevestiging en aanmoediging. Laat
het kind merken dat het wat kan en goed is in wat het doet.
Om goed te kunnen omgaan met anderen is het nodig dat het kind een stevige
basis ontwikkelt en zich zeker voelt over zichzelf. Het beeld dat een kind van
zichzelf heeft is zijn zelfbeeld.
Kinderen worden niet geboren met een zeker gevoel over zichzelf. Ze leren over
zichzelf te denken door wat er tegen ze gezegd wordt en door hoe ze worden
, behandeld. Ouders, broers, zussen, oma’s en opa’s, vrienden en andere
opvoeders spelen hierbij een belangrijke rol.
Kinderen ontwikkelen vanaf ongeveer 6 jaar een persoonlijke identiteit. Een kind
gaat steeds beter besefen dat het zelf iemand is. De ontwikkeling hiervan kan
alleen plaatsvinden in contact met anderen. Vooral vriendjes en vriendinnetjes
hebben invloed op deze identiteitsvorming omdat kinderen zich met anderen
vergelijken en gevoelig zijn voor opmerkingen van andere kinderen.
In de leeftijd 9 tot 12 jaar ontwikkelen kinderen hun vermogen tot zelfrefectie.
Ze kunnen dan met een kritische blik kijken naar zichzelf.
Goed omgaan met kinderen en ouders is vooral een kwestie van de juiste
vaardigheden, houding en persoonlijke eigenschappen. Voor een PW betekent dit
een vriendelijke, warme, betrokken en respectvolle houding. Je kunt goed kijken
en luisteren, de juiste vragen stellen en hebt inlevingsvermogen. Je toont echte
belangstelling en respect voor de ouders en het kind. Hierdoor laat je zien dat je
een professional bent.
Een professional is iemand die een beroep uitoefent. Het begrip wordt vooral
gebruikt om het verschil aan te geven tussen iemand die voor een bepaald
beroep heeft geleerd en zich daarmee onderscheid van een ander (de leek).
Beroepshouding zijn de eigenschappen en het gedrag waarover iemand in zijn
beroep dient te beschikken om zijn beroep goed uit te oefenen.
Een beroepshouding betekent enerzijds dat je je houdt aan de richtlijnen en
regels die bij je beroep passen, en anderzijds dat je daarbij ook rekening houdt
met je eigen visie en persoonlijkheid.
Als PW ben je een belangrijk rolmodel voor de kinderen in je groep, je hebt een
voorbeeldfunctie. Een voorbeeldfunctie houdt in dat je je zodanig gedraagt dat
kinderen zich daaraan kunnen spiegelen en van jouw voorbeeld kunnen leren.
Van een PW worden veel vaardigheden verwacht. Daarbij gaat het vooral om
vaardigheden op het gebied van communicatie, want in een groep is veel
interactie.
Interactie betekent wisselwerking, wederzijdse invloed.
Voor een PW zijn de volgende interactievaardigheden van belang:
- autonomie respecteren
- sensitieve responsiviteit
- structureren en grenzen stellen
- praten en uitleggen
- ontwikkelingsstimulering
- begeleiden van interacties
Autonomie respecteren