Methodiek
Hoofdstuk 6
Waarnemen
Voor je toekomstige beroep is het belangrijk dat je goed leert kijken, ‘gericht
kijken’. Je kijkt naar het gedrag van de cliënt. Wat zegt dat gedrag? Wat heeft
deze cliënt nodig?
Het waarnemingsproces bestaat uit 3 elementen:
- Prikkels
- Gewaarwording
- Verwerking
Prikkels
Brokjes informatie komen binnen via verschillende zintuigen (ogen, oren, huid,
neus, mond). BV deze prikkels: geuren, geluiden, lichtstralen, aanraking &
smaak. Via de zenuwen gaan die prikkels naar de hersenen en die verwerken de
informatie.
Gewaarwording
Sterke prikkels, zoals harde geluiden, felle kleuren en doordringende geuren
merk je eerder op. Als prikkels door de selectie komen, spreek je van
gewaarwording. Wat je selecteert hangt af van:
- Wat je zintuigen kunnen waarnemen
- Je psychische toestand
- Je ervaring
- De aard van de prikkel (opvallende of onopvallende prikkel)
Verwerking
Van de losse brokken informatie die binnenkomen, vormt je brein een compleet
beeld (= verwerking). Betekenis toekennen aan wat je waarneemt, noem je
interpreteren.
, Waarnemen is een continu proces van informatie tot zich nemen m.b.v. de
zintuigen. Waarnemen doe je altijd, tijdens je werk, je vrije tijd en zelfs als je
slaapt. Je zintuigen vangen allerlei prikkels op en geven die door aan je hersenen,
die er betekenis aan geven. Op basis daarvan handel je.
Je kijkt bewust naar wat er in de groep of klas gebeurt of naar de manier waarop
een van de kinderen met een situatie omgaat. Je doet dat om verschillende
redenen:
- Om je handelen goed aan te kunnen sluiten bij de situatie of het kind
- Om een situatie of een kind beter te begrijpen
- Om op basis van feiten een goed beeld te krijgen van een situatie of een kind
- Om een vraag te beantwoorden
De manier van kijken doe je volgens waarnemingsprincipes. Dit zijn:
- Gelijkheid
- Nabijheid
- Geslotenheid
- Voortzetting
Het principe van gelijkheid gaat over de neiging om van prikkels die op elkaar
lijken, een groep te maken. (Hoe sterker mensen van uiterlijk verschillen, hoe
groter de nijging zal zijn. Een groep deel je in in jongens en meisjes, allochtonen
en autochtonen, etc.)
Prikkels die dicht bij elkaar liggen zie je als eenheid. Dat is het principe van
nabijheid. (BV iemand die toevallig langs een groepje relschoppers loopt, heeft
een goede kans om samen met de groep te worden opgepakt.)
Het principe van geslotenheid houdt in dat mensen de neiging hebben om
losse brokken informatie samen te voegen tot een gesloten geheel.
De neiging om prikkels zo waar te nemen dat ze vloeiend in elkaar overlopen, is
het principe van voorzetting. (BV als 2 gebeurtenissen vlak na elkaar
plaatsvinden, denk je dat de laatste gebeurtenis het gevolg is van de eerste.)
Signaleren en observeren zijn vormen van waarnemen. Signaleren betekent
opmerken, constateren. Het is het opvangen van tekens dat er iets niet klopt.
Signaleren is het gevolg van een waarneming die je opvalt.
Je gaat eerst na of een idee juist is. Je stelt jezelf, de betrokken persoon of je
collega’s vragen. Zien die ook wat jij denkt te zien? Om die vraag te
beantwoorden ga je gerichter kijken observeren. Observeren is meer dan
alleen waarnemen. Waarnemen doe je altijd, observeren alleen in bijzondere
situaties. Bij een goede observatie werk je doelgericht en planmatig, en levert
het informatie berust op feiten. Die gegevens helpen je om begeleiding af te
stemmen of bij het maken van een plan van aanpak of rapportage.
Observaties zonder interpretaties komen in het pedagogisch werk niet voor. Ze
zijn bedoeld om er conclusies uit te trekken, en deze zijn nodig om methodisch te
kunnen werken. Geef wel altijd het onderscheid aan tussen een observatie en