Bewijsstukken bij pleidooien
Inhoud
Bewijsstuk 1 – 5G-reflectie subcutaan spuiten.......................................................................................2
Bewijsstuk 2: Casusbeschrijving..............................................................................................................5
Bewijsstuk 3: kwaliteitsprobleem.........................................................................................................11
Hoofdstuk 1: inleiding en kwaliteitsprobleem......................................................................................12
Kwaliteitszorg en kwaliteit van zorg.................................................................................................12
1.2 Beschrijving van de zorgpraktijk.................................................................................................13
1.3 Kwaliteitsprobleem.....................................................................................................................14
Hoofdstuk 2: analyse van het kwaliteitsprobleem................................................................................15
2.1 Resultaten van je probleemanalyse............................................................................................15
2.2 Micro-, meso-, macroniveau.......................................................................................................18
2.3 Gezondheidsgerelateerde wetten van het probleem.................................................................20
Hoofdstuk 3: kwaliteitsverbetering......................................................................................................21
3.1 Theorie over kwaliteitscycli........................................................................................................21
3.2 Plan voor kwaliteitsverbetering en aanbevelingen voor de praktijk...........................................22
Literatuur..............................................................................................................................................23
Bewijsstuk 4: technologie & ethiek......................................................................................................26
Hoofdstuk 1: inleiding en methode......................................................................................................26
1.1 Beschrijving zorgpraktijk.............................................................................................................26
1.2 Introductie zorgtechnologie.......................................................................................................27
1.3 Onderzoeksmethode..................................................................................................................28
Hoofdstuk 2: resultaten........................................................................................................................30
2.1 Resultaten op basis van een literatuurstudie.............................................................................30
2.2 Resultaten op basis van onderzoek bij de zorgverleners............................................................31
2.3 Moreel/ethisch dilemma............................................................................................................32
Hoofdstuk 3: discussie en conclusie.....................................................................................................33
3.1 Discussie (sterk en zwak punt van het onderzoek).....................................................................33
3.2 Conclusie (antwoord op de centrale vraag)................................................................................33
Literatuurlijst........................................................................................................................................34
1
,Bewijsstuk 1 – 5G-reflectie subcutaan spuiten
Inleiding
In deze bewijslast ga ik een reflectieverslag volgens het 5G-model (met hierbij een extra ‘G’ >
geleerd toegevoegd) schrijven over mijn eigen handelen tijdens het zetten van subcutane injecties
(griepspuit).
Het doel van deze bewijslast is om achteraf na te gaan of ik tijdens deze situatie adequaat
gehandeld heb volgens het vilans protocol (subcutaan injecteren – huidplooi).
Met deze bewijslast wil ik aantonen dat ik een risicovolle- en voorbehouden handeling uitvoer
volgens protocol, waarbij ik de grenzen van mijn eigen deskundigheid ken. Hierbij ben ik me
bewust van mijn eigen bevoegdheid en bekwaamheid. Daarnaast toon ik aan dat ik me bewust
ben van mijn communicatie naar de zorgvrager toe tijdens het zetten van deze spuit. Achteraf
maak ik gebruik van het elektronische patiëntendossier om te rapporteren dat de griepspuit is
gezet en in welke arm deze is gezet (mochten er klachten ontstaan). Mede laat ik zien dat ik
samenwerk en afstem met andere disciplines (in dit geval de huisarts, maar ook collega’s die ook
willen spuiten). Door feedback aan de huisarts te vragen, kan ik dit meenemen in mijn reflectie en
verdere ontwikkeling. Hiernaast vergelijk ik, door achteraf een reflectie te schrijven over deze
situatie, het handelen van mezelf met richtlijnen, protocollen en standaarden. Zo kan ik zien of er
verschillen zijn met betrekking tot het handelen en waar deze vandaan komen.
Gebeurtenis
Op 25 oktober 2023, in mijn zevende stageweek, kwam de huisarts van een aantal zorgvragers
binnen X langs met griepspuiten. Hij kwam de huiskamer binnenlopen, waar ik mijn stage loop en
vroeg: ‘zijn er personen die nog griepspuiten willen zetten of af moeten tekenen?’. Hierop zei ik
dat ik het niet hoefde af te tekenen, maar er wel mee wilde oefenen onder toezicht als hij dit goed
vond. De huisarts ging hiermee akkoord. Hij gaf aan dat er nog +/- 8 griepspuiten gezet moesten
worden. Hij had een lijst om af te tekenen welke bewoners de griepspuit moest krijgen en had
gehad.
Ik heb bij de huisarts aangegeven dat ik dit voornamelijk op school heb geoefend op en met
medestudenten en vier subcutane injecties buiten school heb gezet onder begeleiding. Ik ben hier
op het moment nog niet bevoegd en bekwaam voor, waardoor ik dit onder begeleiding van een
professional (de huisarts) uit moet voeren. Onder begeleiding en toezicht van de huisarts heb ik
uiteindelijk 6 griepspuiten mogen zetten, wat volgens de wet BIG een voorbehouden handeling is.
Allereerst heb ik aan de huisarts gevraagd welke zorgvragers een griepspuit krijgen en hoe hij dit
normaal aanpakt, met hierbij het protocol in mijn achterhoofd (Mijn Vilans Protocollen, 2022). Dit
protocol heb ik op dit moment niet van tevoren doorgelezen, omdat het een spontane situatie
was. De eerste twee spuiten heb ik meegekeken met de huisarts. Vervolgens heb ik het zelf
gedaan. Ik zei tegen de betreffende zorgvrager dat ik nog moet oefenen met het zetten van een
spuit, waarbij ik vroeg of mw. ermee akkoord ging dat ik de spuit zet en dat de huisarts erbij is.
Mw. gaf aan hiermee akkoord te zijn (‘iedereen moet het leren toch?’ zei ze). Ik pakte de
huidplooi aan de achterkant van de arm en keek hierbij of er geen blauwe plekken of andere
irritaties op de huid zichtbaar waren, omdat het medicijn hierdoor niet op de goede plek terecht
zou kunnen komen. Het kan hierdoor worden afgevoerd of afgebroken, wat niet de bedoeling is.
Het is de bedoeling dat het medicijn in de bloedbaan komt en zo door het lichaam wordt gevoerd.
2
,Dit was niet het geval, dus kon ik de spuit met een hoek van +/- 45 graden zetten. Ik zei tegen
mw.: ‘komt ie’. Hierbij had ik nog enige twijfel over het zetten van een spuit, maar door de
positiviteit van mw. en de huisarts ging het goed. Mw. gaf aan er niks van gevoeld te hebben. Ik
heb mw. bedankt, waarna we naar de volgende zorgvrager zijn gegaan. Bij de volgende
zorgvragers ging het zetten van de spuiten al veel vlotter, ook volgens de huisarts. Dit kan komen
door het uitproberen van de verschillende hoeken (feedback huisarts). Hier heb ik dezelfde
communicatie toegepast (vragen of ik de spuit mag zetten onder begeleiding, ‘komt ie’ en
bedankt).
De huisarts gaf me de volgende feedback: “je moet een eigen manier gaan vinden van spuiten,
probeer verschillende hoeken uit en kijk wat voor jou het beste werkt”.
Gedachten
Op het moment dat de huisarts vroeg of er personen waren die wilden spuiten of die dat nog af
moesten tekenen vond ik dat een mooi leermoment om mijn bekwaamheid in subcutane injecties
te vergroten en mezelf verder te ontwikkelen. Aangezien ik dit nog niet heel vaak had gedaan,
dacht ik wel: ‘nu moet ik het zelf gaan doen’. Mijn gedachten gingen bij het meekijken terug naar
het protocol van Vilans en naar de communicatietechnieken die we vanuit school mee hebben
gekregen tijdens verpleegkundige handelingen (informeer de zorgvrager, leg uit wat je gaat doen
en wanneer, pak de huidplooi aan de achterkant van de arm, spuit op +/- 45 graden, rustig
inspuiten, 10 seconden laten zitten en er rustig uithalen). Na het zetten van de eerste spuit dacht
ik: ‘dat gaat nog niet helemaal zoals ik het zou willen, maar dat komt mede doordat ik het nog niet
heel vaak heb gedaan’. Na het zetten van de 6e spuit dacht ik: ‘dit gaat nu eigenlijk best wel goed
en een stuk soepeler dan het zetten van de eerste spuit’.
Gevoelens
Ik voelde op het begin voornamelijk spanning, omdat het zetten van een subcutane injectie een
voorbehouden handeling is en ik me hier eigenlijk niet goed op voor had kunnen bereiden.
Hiernaast voelde ik me ook blij, omdat ik wist dat dit een mooi leermoment is en zelfstandig
mocht gaan spuiten onder begeleiding van de huisarts. Tijdens het zetten van de eerste spuit
voelde ik een lichte twijfel bij mezelf, omdat het moment dan echt daar is. Tegelijkertijd wist ik
wel dat de huisarts meekeek en ook de zorgvrager gaf aan dat het niet erg is en iedereen moet
leren. Gedurende het zetten van meerdere spuiten voelde ik me steeds zelfverzekerder en ook
meer bekwaam om de spuit te zetten, waardoor dit makkelijker ging. Dit gaf de huisarts ook aan:
‘oefening baart kunst, dat zie je wel’. Ik ben tevreden over mijn handelen met hierbij de
communicatie naar de zorgvrager.
Gedrag
Mij wordt gevraagd of ik nog wil oefenen met het zetten van subcutane spuiten. Hierop geef ik
aan dat ik dit onder toezicht wil oefenen en dat ik hier nog niet bekwaam en bevoegd voor ben. Ik
vraag aan de huisarts of ik eerst nog een keer mee mag kijken, waarna ik het zelf wel wil proberen
bij meerdere zorgvragers als dit mogelijk is. Ondertussen denk ik na over het protocol (Mijn Vilans
Protocollen, 2022), omdat ik me op deze situatie niet heb kunnen voorbereiden. Tijdens het
zetten van de eerste subcutane spuit, vraag ik veel aan de huisarts: ‘moet het zo’, ‘is dit goed’,
‘kan ik het beter van onder of van bovenaf doen’, ‘heb je tips’ & ‘heb je feedback voor mij’. Bij het
zetten van de eerste spuit geeft de huisarts mij de volgende feedback: ‘je kunt een andere hoek
gebruiken, misschien vind je een andere hoek makkelijker om de spuit te zetten waardoor het
3
, vlotter gaat’. Gedurende het zetten van de 6 spuiten bij verschillende zorgvragers, word ik steeds
zelfverzekerder. Hierdoor gaan de laatste 2 spuiten erg goed, ook volgens de huisarts. Ik had
hierbij minder twijfel, waardoor het spuiten vlotter ging.
Tijdens het zetten van de spuiten communiceer ik adequaat naar de zorgvrager wie ik ben, wat ik
ga doen en hoe het is gegaan (Silverman et al., 2014). Hiernaast vraag ik ook aan de huisarts hoe
hij het vond gaan en/of er nog feedbackpunten zijn die ik mee kan nemen. De huisarts geeft aan
dat oefening helpt en ik naar zijn idee vaardiger ben geworden in het zetten van subcutane
injecties. Hierna heb ik de huisarts bedankt voor dit oefenmoment.
In mijn gedrag laat ik zien dat ik in deze situatie initiatief neem, rustig ben, respectvol,
communicatief en uiteindelijk met een zelfverzekerd gevoel te werk ben gegaan onder
begeleiding van de huisarts.
Stappen die uit het protocol komen en ik heb gevolgd:
1) Handhygiëne, door het wassen van de handen en vervolgens desinfecteren.
2) Controle van juiste persoon voor de griepspuit. De spuiten zijn voorgemaakt en
gecontroleerd door de huisarts. Dubbele controle was niet meer nodig.
3) Controle injectieplaats. Hierbij heb ik de zorgvrager gevraagd de arm te ontspannen door
hem te laten hangen. Ik heb de injectieplaats, zoals beschreven in de gebeurtenis,
gecontroleerd dat het schoon, droog en onbeschadigd is.
4) Naaldhuls verwijderen, huidplooi oppakken met niet-injecterende hand, naald in een hoek
van 45 graden steken met de schuine kant van de naald naar boven, huidplooi
vasthouden, vloeistof inspuiten, naald +/- 10 seconden in de huid laten zitten.
5) Naald uit de huid halen en veiligheidssysteem van de naald activeren, huidplooi loslaten,
eventueel pleister plakken indien nodig (was bij de zorgvragers die ik heb geprikt niet
nodig). De huisarts borg de naalden op.
6) Handhygiëne toepassen en rapporteren (hierbij datum, li/re arm, soort medicatie
opgeschreven).
Gevolg
Door deze spontane situatie aan te nemen, ben ik bekwamer en zelfverzekerder geworden in het
zetten van subcutane spuiten. Hiermee groeit mijn zelfvertrouwen in het uitvoeren van een
risicovolle- en voorbehouden handeling. Ik had me op deze situatie niet kunnen voorbereiden,
omdat het onverwachts op mijn pad kwam. Achteraf heb ik mijn handelen vergeleken met het
Vilans protocol, dit kwam overeen. Dit laat zien dat ik bekwaam word in het zetten van subcutane
spuiten.
In de zorg kun je je ook niet altijd voorbereiden op bepaalde zaken en handelingen, waardoor dit
een leerzame ervaring is en ik op dit gebied van het voorbeeld en de uitleg van de huisarts met
hiernaast mijn opgedane kennis ben uitgegaan.
Geleerd
Ik heb geleerd dat ik zulke situaties aan moet blijven nemen, ook in volgende situaties. Hiermee
laat ik initiatief zien en word ik bekwamer in het uitvoeren van een voorbehouden handeling.
Door eerst aan de huisarts te vragen wat voor soort spuit het is en hoe hij deze het beste zet,
weet ik hoe ik deze zelfstandig kan zetten. Na het zetten van de eerste spuit vraag ik feedback aan
de huisarts hoe ik dit heb gedaan en/of hij verbeterpunten heeft. Zo heb ik ervoor gezorgd om
toch adequaat te handelen tijdens deze situatie. De feedback die ik tijdens het zetten van de
4