WEEKOVERZICHTEN: VERDIEPEND PRIVAATRECHT
WEEK 1: Aansprakelijkheid voor niet-werknemers
HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2324, NJ 2012/199 (ongeval kartwedstrijd)
Kern
Heeft een school bij bepaalde risicovolle activiteiten zorg voor een verzekering ten behoeve van haar
leerlingen? Er rust geen algemene verplichting op onderwijsinstellingen om een
ongevallenverzekering te sluiten. Uit het arrest Beganovic/ ROC van Twente blijkt dat een leerling niet
zonder meer mag vertrouwen dat een school een (dekkende) verzekering heeft afgesloten. De Hoge
Raad overwoog dat een onderwijsinstelling als het ROC niet zonder meer gehouden is om te zorgen
voor een ongevallenverzekering die voor de, in het kader van het onderwijs georganiseerde,
risicovolle activiteiten adequate dekking biedt en evenmin om aan haar studenten duidelijk te maken
dat geen verzekering is gesloten die een dergelijke dekking biedt. Een zo vergaande zorgplicht kan
volgens de Hoge Raad in haar algemeenheid niet worden aanvaard.
Feiten
Student aan het ROC heeft deelgenomen aan een kartwedstrijd in Nijverdal. Het evenement was in
opdracht van het ROC georganiseerd en maakte deel uit van het sportactiviteitenprogramma. De
student is tijdens het karten uit de bocht gevlogen en tegen de vangrail gebotst. Als gevolg hiervan zijn
beide enkels gebroken. Studente is hiervoor geopereerd en is voor langere tijd in het ziekenhuis
moeten verblijven.
In de onderwijsovereenkomst tussen studente en het ROC is in de bijbehorende algemene
voorwaarden (OER) een beding opgenomen waaruit blijkt dat het ROC voor alle studenten een
(ongevallen)verzekering moet afsluiten. De verzekeraars hebben de uitkering geweigerd op grond van
een uitsluiting opgenomen in de polis. In de uitsluiting is opgenomen dat geen uitkering plaatsvindt bij
het deelnemen aan snelheidswedstrijden met motorrijtuigen.
Centrale vraag
Is er sprake van een wanprestatie (artikel 6:74 BW) in de overeenkomst vanwege het niet afsluiten
van een adequate verzekering?
Kan in redelijkheid worden verwacht van het ROC dat zij een uitkering met bijbehorende dekking
hadden afgesloten voor risicovolle activiteiten voor haar studenten?
Uitwerking oordeel HR
Geen verzekeringsplicht: 3.7: “Voor zover de klachten van dit onderdeel ervan uitgaan dat een
onderwijsinstelling als ROC zonder meer gehouden is om te zorgen voor een
ongevallenverzekering die voor door die onderwijsinstelling in het kader van het onderwijs
georganiseerde risicovolle activiteiten adequate dekking biedt, althans om aan haar studenten
duidelijk te maken dat geen verzekering is gesloten die een dergelijke dekking biedt, falen zij
omdat een zo ver gaande zorgplicht in haar algemeenheid niet kan worden aanvaard.”
= dit is zó een algemene regel, als je deze stap neemt dan ga je te ver. Dan vallen teveel gevallen
eronder, dit heeft te veel gevolgen.
Gevaarzetting: De AG stelt dat door de school een gevaarlijke situatie is gecreëerd welke niet
nuttig noch noodzakelijk was voor de opleiding. Had het ROC hiermee een zorgplicht
geschonden door deze gevaarlijke situatie te creëren?
HR stelt in 3.8: “Waar [eiseres] bij rechtbank en hof kennelijk geen beroep op de
"kelderluikcriteria" heeft gedaan, behoefde het hof daaraan geen aandacht te besteden. De
vraag of ROC volgens de "kelderluikcriteria" gehouden was een verzekering af te sluiten die
mede voor ongelukken als het onderhavige dekking verleende, kan niet voor het eerst in
cassatie aan de orde komen, aangezien het een onderzoek van feitelijke aard vergt, waarvoor
in cassatie geen plaats is. Ook dit onderdeel kan derhalve niet tot cassatie leiden.”
= er wordt gezegd dat gevaarzetting kan niet voor het eerst in cassatie aan de orde komen.
Achtergrond verzekeringsplicht
Werkgevers hebben een plicht om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering (art. 7:611 BW).
De verzekeringsplicht geldt ten aanzien van schade die werknemers tijdens hun werkzaamheden
kunnen lijden:
a. bestuurder van een motorvoertuig betrokken bij verkeersongeval
b. als fietser of voetganger schade lijden door een ongeval waarbij een voertuig is betrokken en
, c. als fietser schade lijden als gevolg van een eenzijdig ongeval
Uitzondering: niet bij de voetganger die een eenzijdig ongeval heeft (TNT Post/ Wijenberg)
Achtergrond kelderluik
Voor invulling van onrechtmatige daad kan gebruik worden gemaakt van gevaarzettingscriteria:
de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid
en voorzichtigheid kan worden verwacht;
de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan;
de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben;
de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (hoe makkelijk kan je het
voorkomen?)
Conclusie 11 juni 2021, ECLI:NL:PHR:2021:610 (voor HR 24 december 2021,
ECLI:NL:HR:2021:1953) Vrijwilliger arrest
Kern
Beginpunt = Er is geen sprake van een arbeidsovereenkomst, in dat geval zouden de werkzaamheden
afdwingbaar zijn. Noch is er sprake van een overeenkomst van opdracht.
Overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). Als gevolg van een
overeenkomst ontstaat er een juridische verplichting = prestatieplicht = afdwingbaar.
Indien er geen overeenkomst is, dan is er een feitelijke verplichting = niet afdwingbaar.
In casu geen overeenkomst, want geen afdwingbare verplichting. De grondslag is dus OD!
De grondslagen voor aansprakelijkheid, als er geen overeenkomst van opdracht is:
a. Werkgeversaansprakelijkheid (art. 7:658 lid 4 BW):
Dit is een afgeleide vorm van werkgeversaansprakelijkheid: een organisatie is ook
aansprakelijk jegens personen die geen werknemer zijn maar zich wel in een vergelijkbare
positie bevinden. Het gaat om mensen die zich met een werknemer vergelijkbare positie
bevinden (HR Allspan). Werkgeversaansprakelijkheid kan dus ook op vrijwilligers van
toepassing zijn (HR Parochie). Of dit het geval is, zal aan de hand van de omstandigheden
van het geval bepaald moeten worden, waarbij onder meer van belang zijn:
- de feitelijke verhouding tussen betrokkenen en
- de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede
- de mate waarin de “werkgever”, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed
heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden verricht en op
de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s.
Achterliggende gedachte van artikel is dat werkgevers door werk uit te besteden, niet
ontkomen aan hun verantwoordelijkheid om voor een veilige werkomgeving zorg te dragen.
Rechtvaardiging van aansprakelijkheid ligt in de combinatie van zeggenschap en invloed op
de werkzaamheden. Ook bij vrijwilligerswerk is er dus een zorgplicht voor een veilige
werkomgeving, relevant:
- Is er sprake van een overeenkomst van opdracht waarvoor de vrijwilliger werkzaamheden
verricht?
- Deze werkzaamheden behoren feitelijk tot de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de
opdrachtgever;
- De vrijwilliger vertoont gelijkenis met een werknemer.
In casu was van de eerste twee voorwaarden geen sprake, daarom geen art. 7:658 lid 4 BW.
b. Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
Op basis van art. 6:162 BW rust op de organisatie een zorgplicht ten aanzien van locaties en
activiteiten, en die zorgplicht is vergelijkbaar met (hoewel iets minder streng) die van de
werkgever voor de veiligheid van werknemers.
Het kan gaan om grote verschillen tussen de verschillende soorten vrijwilligers: het kan gaan
om leken en om professionals die hun kennis kunnen inzetten. De verschillen hoeven niet uit
te maken, omdat er geen loon tegenover de activiteiten staat. Daardoor lijkt het redelijk te
veronderstellen dat de organisatie verantwoordelijk is voor de veiligheid van de activiteiten.
Zie in de context ook artikel 7:406 lid 2 BW: de opdrachtgever kan niet aansprakelijk worden
gehouden voor de schade van de opdrachtnemer.
Hieruit blijkt dat een relatief zelfstandig persoon sneller zelf verantwoordelijk is voor de veiligheid.
, Feiten
X is met haar vrijwilligers betrokken bij verschillende projecten in de plaatselijke gemeenschap, zoals
het opzetten van een kerstboom in de dorpskern. Hier is in 2013 een ernstig ongeval gebeurt. De
boom moest nog gekapt worden. Vanwege omstandigheden is verweerder in de boom geklommen om
een trektouw te bevestigen. Y is uit de boom gevallen en heeft daarbij ernstig blijvend letsel
opgelopen.
Centrale vraag
Is de vrijwilligersorganisatie jegens de vrijwilliger aansprakelijk voor de schade welke hij heeft
opgelopen op basis van de onrechtmatige daad?
Uitwerking oordeel HR
Er is geen sprake van een overeenkomst, dus van de grondslag werkgeversaansprakelijkheid kan
geen gebruik worden gemaakt. Daarom keuze uitgangspunt onrechtmatige daad.
Er is pas sprake van een onrechtmatige gevaarzetting als een ander aan een groter risico wordt
blootgesteld dan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs verantwoord was. Hiervoor moeten
kelderluikfactoren worden afgewogen. De context hierbij is dat de werkgever rekening moet houden
met mogelijke onvoorzichtigheid van de werknemer. Het omzagen van een grote boom is per definitie
gevaarlijk, het spreekt voor zich dat hier risico’s aan kleven, daarbij is van belang dat niemand was
gekwalificeerd om dit te doen. Op eiseres ruste dus een zorgplicht.
Van belang is dat niet iedere kans op schade, ieder gevaar voor een ander, de gevaarzetter tot
maatregelen verplicht. Niet reeds de enkele mogelijkheid van een ongeval doet dat gedrag
onrechtmatig zijn. Gevaarscheppend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar
maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
Ook de context dient te worden meegewogen.
Uitgangspunt bij toepassing eigen schuld-maatstaf is dat de benadeelde en de aansprakelijke worden
verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de
schade hebben bijgedragen. Dit is dus causaliteitsmaatstaf. Het Hof heeft het eigen gedrag van
verweerder afgewogen tegen de schending van de zorgplicht van eiseres. Hof komt tot oordeel dat
schade gelijk moet worden verdeeld, dus 50/50. De mate waarin zij hebben bijgedragen is dus even
groot. Na billijkheidscorrectie is de verdeling 75/25.
Kortom: een vrijwilligersorganisatie heeft een zorgplicht voor de activiteiten en locaties waar de
organisatie haar vrijwilligers laat werken. Ook als de vrijwilligers enige deskundigheid bezitten, kan de
verantwoordelijkheid voor de veiligheid niet geheel bij de vrijwilliger worden gelegd. Dat is
gerechtvaardigd gelet op het ontbreken van loon en de veelal beperkte middelen. Wel kan er
aanleiding zijn tot vermindering van de schadevergoeding op basis van eigen schuld.
Aansprakelijkheid is altijd op basis van een overeenkomst of onrechtmatige daad.