HF1 P4 Onderzoek
Week 1
Leerdoelen:
De DIO kan de verschillen tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek benoemen
De DIO kan de veel voorkomende methoden van kwalitatief onderzoek benoemen en
herkennen (interview, focusgroep, observatie, action research)
De DIO kan voorbeelden noemen van onderzoeksvragen die d.m.v. kwalitatief onderzoek te
beantwoorden zijn
De DIO kan voor zichzelf bepalen aan welke leerdoelen uit periode 1 t/m 3 van het tweede
leerjaar zij nog aandacht dient te besteden
De DIO kan een eigen onderzoek starten
Herhalingsstof leerjaar 1
Onderzoeksdesigns- en methoden
Beschrijvend onderzoek is onderzoek waarbij je een situatie in kaart wilt brengen. Je voorkennis is
veelal lager dan bij andere vormen. Veel beschrijvend onderzoek is kwantitatief van aard.
Beschrijvend onderzoek is vaak een eerste stap; als de variabelen eenmaal in kaart zijn gebracht,
volgt vaak exploratief onderzoek.
Exploratief onderzoek is onderzoek waarbij je op zoek bent naar verbanden en/of verklaringen.
Het gaat hierbij om onderzoek dat ideeën moet genereren over hoe zaken met elkaar
samenhangen en waarom. Dit onderzoek mondt uit in hypotheses die getoetst kunnen gaan worden.
Exploratief onderzoek vindt zowel via kwalitatief als kwantitatief onderzoek plaats.
Toetsend onderzoek is onderzoek waarbij je een theorie of verwachting (hypothese) wilt toetsen.
In het geval van praktijkonderzoek evalueer je of een ingestelde maatregel het gewenste effect heeft
gehad. Bij toetsend onderzoek wordt meestal gebruik gemaakt van kwantitatieve methoden.
Deskresearch, hierbij maak je gebruik van bestaande gegevens in de vorm van algemene literatuur,
voorgaande onderzoeken of databases. Je doet onderzoek vanuit achter je bureau.
Fieldresearch wil zeggen dat je gegevens gaat verzamelen door eigen onderzoek op te zetten en uit
te voeren. Je gaat het veld in om onderzoek te doen.
Kwalitatief onderzoek refereert aan de wens om diep op de materie in te gaan. Centraal staat hierbij
het doorgronden van attitudes en achterliggende oorzaken. Ook het in kaart brengen van wensen,
verwachtingen, behoeftes en toekomstige ontwikkelingen vormen het onderwerp van kwalitatief
onderzoek. Kwalitatief onderzoek kan nooit gebruikt worden bij toetsend onderzoek.
Kwantitatief onderzoek refereert aan de wens om nauwkeurig in kaart te brengen wat de kennis of
het oordeel of het gedrag is van een grote groep mensen. Met een grote mate van betrouwbaarheid
worden deze zaken op een efficiënte manier in kaart gebracht.
Populatie en steekproef
Theoretische populatie of doelpopulatie is de groep mensen over wie je een uitspraak wilt doen op
basis van je onderzoeksresultaten.
Externe populatie is wanneer iemand buiten je theoretische populatie valt.
Feitelijke populatie of operationele populatie is de groep mensen die je kunt bereiken, die binnen je
theoretische populatie vallen; omdat het vrijwel onmogelijk is om de gehele theoretische populatie te
bereiken.
Steekproef doe je wanneer de feitelijke populatie als geheel te groot is om iedereen te onderzoeken.
Onderzoekspopulatie is de personen die hebben deelgenomen aan het onderzoek, c.q. de personen
bij wie je de gegevens hebt verzameld (vaak slechts een deel van de steekproef).
Aselecte steekproeven doe je als er een steekproefkader is, een steekproefkader is een bestand
waar alle leden uit de populatie in staan (werknemerslijsten, ledenlijsten, bevolkingsregister).
Enkelvoudig aselecte steekproef is het willekeurig trekken van een steekproef uit een
bestand
Systematische steekproef met aselect begin is het trekken van respondenten met een
bepaalde stelregel (bv. om de 10 rijen in een Excel-bestand)
Clustersteekproef is het trekken van clusters, je trekt geen individuen, maar groepen.
Dit is handig om snel een grote streekproef te trekken.
1
, Gestratificeerde streekproef is het trekken van een steekproef in verschillende
deelsegmenten (ook wel strata).
Selecte steekproeven doe je als er geen steekproefkader is.
Quotasteekproef wil zeggen dat er vooraf een quota wordt afgesproken, zoals 50 mannen en
50 vrouwen. De enquêteur moet dan deze quota behalen
Sneeuwbalsteekproef is een steekproef waarbij je begint bij één respondent die aan jouw
eisen voldoet. Aan het einde van de enquête vraag je of hij of zij nog meer mensen kent die
aan jouw eisen voldoen.
Doelgerichte steekproef is een steekproef waarbij een steekproef wordt getrokken uit een
steekproef. Vragenlijst, waarbij een van de vragen is: heeft u een nierziekte? Als de personen
deze vraag met ‘ja’ hebben beantwoord, de volgende keer een aantal vragen over nierziektes
krijgen, dan trek je een doelgerichte steekproef. Ook een oproep in een krant of prikbord
waarbij mensen met een bepaald kenmerk worden gezocht valt hieronder.
Gemakssteekproef is het willekeurig aanspreken van mensen op een willekeurige plek in een
stad.
Indelingen van onderzoek
1. Indelingen op basis van het doel dat je met het onderzoek wilt bereiken
2. Indelingen op basis van het soort gegevens dat je verzamelt
3. Indelingen op basis van het tijdpad van je onderzoek
4. Indelingen op basis van het onderzoeksdesign
Doel dat je met het onderzoek wilt bereiken (1)
Definiërend onderzoek, waarbij je bepaalde kenmerken van het onderwerp aangeeft
Beschrijvend onderzoek, waarin je de eigenschappen van het onderwerp in kaart brengt
Vergelijkend onderzoek, waarin je verschillen tussen twee of meer groepen, situaties of
instrumenten onderzoekt
Verklarend onderzoek, dat zich richt op oorzaken van gevonden verschillen of verbanden
Voorspellend onderzoek, waarmee je de gevolgen van het onderwerp bekijkt
Evaluerend onderzoek, dat het effect van een bepaalde interventie of maatregel evalueert
Voortschrijvend onderzoek, dat is bedoeld om maatregelen of richtlijnen op te stellen
Hierbij is tevens nog een andere indeling gebaseerd op het doel dat je met het onderzoek wilt
bereiken. Een vaker voorkomende indeling:
Beschrijvend onderzoek, waarbij je een onderwerp in kaart wilt brengen
Explorerend onderzoek, waarbij je op zoek gaat naar verbanden of verklaringen
Toetsend onderzoek, waarbij je een theorie of verwachting (hypothese) wilt toetsen of het
effect van een bepaalde interventie of maatregel onderzoekt
Soort gegevens dat je verzamelt (2)
Kwalitatief onderzoek: hierbij gaat het om gegevens over de beleving, ervaringen of
verwachtingen van de proefpersonen. Je wilt attitudes en achterliggende oorzaken
doorgronden en gaat diep op het onderwerp in. Het aantal proefpersonen is bij kwalitatief
onderzoek in de meeste gevallen een stuk lager dan bij kwantitatief onderzoek. De resultaten
bevatten vaak uitgebreide en gedetailleerde beschrijvingen.
Kwantitatief onderzoek: hierbij zijn de uitkomsten makkelijk in cijfers uit te drukken. Doordat
je bij kwantitatief onderzoek vaak gebruikt maakt van minder tijdrovende
onderzoeksmethoden, is het aantal proefpersonen hoger dan bij kwalitatief onderzoek.
Tijdpad van het onderzoek (3)
Cross-sectioneel onderzoek: als er sprake is van slechts één meetmoment, alle gegevens
verzamel je op hetzelfde moment. Ook wel dwarsdoorsnedeonderzoek of transversaal
onderzoek
Longitudinaal onderzoek: meerdere meetmomenten. Je meet de variabelen op
verschillende tijdstippen, je volgt de proefpersonen als het ware. Vandaar dat je dit onderzoek
ook wel follow-uponderzoek noemt.
Bij longitudinaal onderzoek kun je ook nog onderscheid maken tussen:
Prospectief onderzoek: je kijkt vooruit in de tijd, de uitkomst moet bij de start van het
onderzoek nog optreden.
2
, Retrospectief onderzoek: je kijkt terug in de tijd om erachter te komen welke variabelen op
de uitkomst van invloed waren, de uitkomst is al opgetreden.
Onderzoeksdesign dat wordt gebruikt (4)
Experimenteel onderzoek: verandert de onderzoeker bewust iets in de onderzoeksgroep (de
interventie)
Observationeel onderzoek: de onderzoeker beperkt zich tot het verrichten van
waarnemingen en metingen, er wordt niet ingegrepen.
Experimentele onderzoeksdesigns:
Experiment: proefpersonen deel je op basis van toeval (randomisatie) in in twee groepen, de
experimentele groep (interventiegroep) en controlegroep.
Randomized Controlled Trials of Randomized Clinical Trials (RCT), Double blind randomized
controlled trials (= zowel voor onderzoek als voor proefpersoon onbekend wie zich in welke
groep bevindt).
Quasi-experiment: de randomisatie ontbreekt. Je gaat uit van bestaande groepen.
Pre-experiment: wanneer het niet mogelijk is om een controlegroep samen te stellen.
Observationele onderzoeksdesigns:
Cohortonderzoek: binnen een onderzoek een vaststaande groep mensen gedurende een
bepaalde periode volgen. Een vaststaande onderzoeksgroep noem je een cohort.
Patiënt-controleonderzoek: onderzoeksgroepen stel je samen op basis van de uitkomst; dus
altijd retrospectief onderzoek. De indeling is gemaakt op basis van de uitkomst en niet op
basis van interventie. De ziekte is al opgetreden bij start van het onderzoek.
Case-control study
Dwarsdoorsnedeonderzoek: de onafhankelijke en de afhankelijke variabele worden op
hetzelfde moment gemeten; cross-sectioneel onderzoek.
Patiëntenseries: door het bijhouden van een patiëntenserie probeer je bij patiënten met
eenzelfde aandoening een vast patroon in de kenmerken te ontdekken. Een controlegroep
ontbreekt hierbij.
Ecologisch onderzoek: geen individuele proefpersonen, maar het vergelijken van groepen
mensen.
Meetniveaus
Nominaal: geen harde meetgetallen, variabelen zijn vaak weergeven in woorden. Er is geen
volgorde mogelijk, geen verschil van meer of minder.
Geslacht, woonplaats, kleur ogen
Ordinaal: geen harde meetgetallen, variabelen zijn vaak weergeven in woorden. Er zit een
volgorde in, er is verschil van meer of minder.
Toets resultaten, opleiding
Interval: harde meetgetallen, geen natuurlijk nulpunt (door ons bedacht). Er is verschil van
meer en minder en dit is uit te drukken in een getal.
Temperatuur, tijd
Ratio: harde meetgetallen, natuurlijk nulpunt (is ook daadwerkelijk 0 of niets). Er is verscil van
meer of minder en dit is uit te drukken in een getal.
Gewicht, lengte
3