Dette Uppelschoten
Samenvatting Recht – Intellectueel Eigendom
Hoofdstuk 1 Handelsnaam
Een handelsnaamrecht ligt vast in de Handelsnaamwet. Het is nationaal recht, niet
Europees. Handelsnaam is overdraagbaar tezamen met de onderneming. Een
handelsnaam is een vermogensrecht. Handelsnaamrecht behoort tot de intellectuele
eigendomsrechten. Andere intellectuele eigendomsrechten zijn bijvoorbeeld
octrooirecht, merkenrecht en auteursrecht. Deze intellectuele eigendomsrechten zijn
er om investeringen, creativiteit en inventiviteit met betrekking tot niet-stoffelijke
objecten te beschermen, te belonen of aan te moedigen.
Niet-stoffelijke objecten
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Een zaak is juist wel een stoffelijk object. Het begrip intellectueel wijst naar het
onstoffelijke karakter van het recht. Het element ‘intellectueel’ verwijst ook naar het
feit dat het gaat om bescherming van een prestatie van de menselijke geest. De
gebruikelijke afkorting die ook hier verder wordt gebruikt is IE-recht. Voor octrooi en
merkrecht is registratie nodig.
Een IE-recht is geen eigendom, maar het is ook geen vorderingsrecht. Een IE-recht
is namelijk niet een rechtsbetrekking tussen twee bepaalde personen. Het is geen
relatief recht of een persoonlijk recht. Het is een absoluut recht.
Handelsnaaminbreuk of verwarringsgevaar
1. Aard van de onderneming
2. Plaats van de vestiging
3. Beschrijvende handelsnaam
4. Verkrijging en duur van handelsnaamrecht
Het is verboden om een handelsnaam te voeren, die, voordat de onderneming onder
die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van
diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover
dientengevolge, in verband met de aard van beide ondernemingen en de plaats,
waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die onderneming te duchten
is.
, Dette Uppelschoten
Hoofdstuk 2 Merkenrecht
Benelux en Europees merkenrecht
Er bestaat merkenrecht dat geldt in de Benelux en merkenrecht dat bestaat in
Europa. Het merkenrecht ligt vastgesteld onder het Benelux Verdrag inzake de
Intellectuele Eigendom (BVIE). Merken kunnen worden gevormd door alle tekens, in
het bijzonder woorden, waaronder namen van personen of tekeningen, letters,
cijfers, kleuren, vormen van waren of verpakkingen van waren, of geluiden, mits
deze:
a. Kunnen onderscheiden van andere ondernemingen
b. In het register kunnen worden weergegeven op een wijze die de bevoegde
autoriteiten en het publiek in staat stelt het voorwerp van de aan de houder
ervan verleende bescherming duidelijk en nauwkeurig vast te stellen.
De meest voorkomende merken zijn woordmerken en beeldmerken. Er bestaan ook
vormmerken, kleurmerken en nog andere ‘niet-traditionele’ merken.
De belangrijkste ratio voor merkenrecht is het voorkomen van verwarring bij het
publiek. Verwarring is onwenselijk, zowel voor de consument als de concurrent.
Niemand wil het verkeerde product kopen. Het (objectieve) recht inzake de
bescherming van merken in het algemeen worden ‘merkenrecht’ genoemd, het
(subjectieve) recht op een bepaald merk noemt men vaak het ‘merkrecht’.
De merkhouder kan het gebruik van een teken verbieden op grond van ‘sub a’
wanneer:
1) Dat teken gelijk is aan het merk en
2) In het economisch verkeer gebruikt wordt
3) Voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven.
In veel rechtszaken gaat het niet om het gebruik van een identiek teken, maar om
gebruik van een teken dat wel erg veel lijkt op het merk. Ook gaat het niet altijd om
identieke, maar wel om vergelijkbare waren. Verwarringsgevaar is hierbij weer het
belangrijkste criterium. De merkhouder kan het gebruik van een teken verbieden op
grond van ‘sub b’ wanneer dat teken;
1) Dat teken gelijk is aan het merk en
2) In het economisch verkeer gebruikt wordt
3) Voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven.
Verwarringsgevaar kan het gevolg zijn van visuele, auditieve of begripsmatige
gelijkenis, of een combinatie van zulke gelijkenissen. Auditieve overeenstemming is
niet voldoende voor verwarringsgevaar. Begripsmatige overeenstemming kan wel
genoeg zijn om van verwarringsgevaar uit te gaan.