December 2017
HC aantekeningen Cel tot Molecuul
Inleiding blok
7 thema’s, met veel HC, PDC, WG.
Klinische colleges en PDC zijn samen met lijn Beroepsvorming
Genoom organisatie thema 1
Nucleotide bouwstenen van DNA is opgebouwd met ribosomen, fosfaat en een base.
Fosfaatgroep is negatief. Koolstofatomen zijn belangrijk in suikermolecuul, maar vaak niet getekend.
Koolstofatomen worden geteld en de koolstof waar de base aan vast gaat is nummer 1. → hierna
klok mee.
Enkelstrengs DNA → 5’ naar 3’.
Tussen A – T zitten 2 waterstofbruggen, tussen C – G zitten 3 waterstofbruggen.
Het menselijk genoom:
- 3000 miljoen base paren
- 22000 genen, lichaam heeft trucjes om ervoor te zorgen dat er toch meer soorten eiwitten
- 1 meter DNA in spermacel, dus 2 meter in diploid cel (dsDNA)
- Diameter is 2 nanometer
- 3 picogram
- 23 chromosomen, maar 24 soorten omdat je 2 geslachtschromosomen hebt.
- 1 copy van de humane genoom is haploid en zit in sperma of eicel
- 2 copies van humane genoom is diploid en zit in zygote, somatische cel nucleus.
- Diameter in deze typische kern is 6 – 8 micrometer
- DNA ligt opgeslagen in eiwitten. → chromatine
o Heterochromatine = gecondenseerd, dus heel sterk en zorgt dat de transcriptie heel
inactief is
o Euchromatine = niet erg gecondenseerd, dus laat los en zorgt dat RNA goed
transcripteren. = actief dus.
Heterochromatine liggen vooral buiten de kern, maar soms kan
het ook in de kern voorkomen.
De negatieve fosfaat is belangrijk bij het condenseren van DNA,
want zitten positieve aminozuren.
DNA windt zich om kern van histoneiwitten. → worden
nucleosomen
Wordt verder gecondenseerd totdat er een chromatine fiber is.
De chromatine fiber condenseerd weer door tot de interphase
chromosoom = fase dat de chromosomen niet in deling is.
Chromosoom is opgebouwd uit: telomeer (uiteinden),
centromeer (verbindt de 2 zusterchromatiden), chromatid en
repliceert chromosoom. (ookwel zuster chromatiden)
➔ 2 chromatiden in 1 chromosoom
Ribosomen zitten in DNA, liggen meerdere in.
Acrocentrische chromosomen hebben vooral veel ribosomen.
Classificatie van chromosomen:
- Lengte
- Positie van centromeer
o Korte armen (P = petit)
, December 2017
o Lange armen (Q)
- Niet alle chromosomen worden zo geclassificeerd
G-bandering → streepjescode op chromosoom → verdere classificatie komt tot stand.
Cel is in deling. → mitotische cellen. De ideale vorm = idiogram. → aangeven waar genen liggen.
X chromosoom:
- 19 banden
- 153 Mbp
- 2000 genen
Gemiddeld:
- 8 Mbp per band
- 105 genen
Chromosoom preparatie technieken:
- Levende cellen hebben
- Je moet metafase stil zetten met colchicine →
je zet ze hier stil
o Kan niet uit wangslijmvlies want dit is
dood, je kan wel mooi DNA uithalen
maar er is geen metafase meer.
- Op een glasplaat alles uitsmeren
- Stain with giemsa → alle cellen tellen
Down = tri van chromosoom 12, dus 1 keer te veel.
Je hebt unieke sequencies, bijvoorbeeld in een gen. Daarnaast heb je heel veel repetitieve
sequencies, liggen geclusterd en herhaalt zich heel erg vaak. Of ook het junk DNA tussen de genen in
is ook repetitieve sequencies. Junk DNA is meer onderzoek naar gedaan en is niet nutteloos, kleine
RNA moleculen die nuttige dingen doen voor de cel.
Ziektes kunnen deleties zijn, maar ook herhalingen. Je kan dit zichtbaar maken met FSH (fluorescense
in situ hybridization.
Je hebt ook array comparative genome hybridization. Je kan met klein stukje DNA genoom
sequensen.
Mitose en meiose thema 1
De meiose= tweedeling delingsproces dat voortplantingscellen (gameten ) produceert.
De mitose = de celdeling dat dochtercellen produceert voor groei en herstel.
, December 2017
Centromeer: de plek waar na replicatie de zusterchromatiden bijeengehouden worden
Kinetochoor: structuur van eiwitten waar de microtubuli zich aan hechten
Microtubili / spoeldraden: binden zich aan kinetochoor en trekken uit elkaar
Centrosoom: bestaat uit twee centriolen en is het centrum waar vandaan de microtubuli zich vormen
Mitose heeft 6 fases:
- Interfase
o 90% van de celcyclus
o G1 = 1e groeifase = groei celinhoud, excl.
de chromosomen)
o S = DNA synthese (chromosomen
gedupliceerd)
o G2 = 2e groeifase = groei cel en
voorbereiden mitose
o G0 = rustfase (cellen die niet cellen)
o Duidelijke kern, DNA gedespiraliseerd
o Voorbereiding voor mitose
- Profase
o Condensatie chromatine → zichtbare chromosomen
o Kernmembraan verdwijnt
o Centrosomen verplaatsen zich naar tegenoverliggende polen
o Vormen spoeldraden
- Pro-metafase
o Chromosomen zijn gespiraliseerd
o Spoeldraden verbinden zich met het kinotochoor (ligt op centromeer)
o Chromosomen beginnen te bewegen
- Metafase
o De centromeren verplaatsen zich naar het midden in de cel (= equatoriaal vlak)
o Checkpoint of alle chromatiden vastzitten aan het spoeldraad
- Anafase
o Echte delingsfase
o Chromatiden splitsen op het kinetochoor
o Beweging naar de polen, elke losse chromatiden wordt weer als chromosoom gezien
- Telofase
o Cel die aan het delen is, komt membraan tussen (kernmembraan)
o Dochtercellen gevormd → Aan de dochtercel wordt een exacte kopie van genetisch
materiaal door te geven. Nucleoli worden gevormd en chromosomen despiraliseren.
o Spoeldraden verdwijnen
Cytokinese → sluit aan op de mitose. Cel deelt zich in 2 dochtercellen door insnoering van
celmembraan.
Checkpoints in G1, G2 en M. gaat pas verder als de checkpoints zijn goedgekeurd.
De mitose is de celdeling dat dochtercellen produceert ten behoeve van groei en herstel. Ze maken
precies dezelfde dochtercellen als dat ze zelf waren. Er zijn 46 chromosomen en die blijven er.
Replicatie = dubbel wat verdeeld wordt over dochtercellen
Duplicatie = echt dubbel
Als iets replicatie heb, heb je dus een duplicatie. Eigenlijk klein verschil.
Meiose = productie van eicellen en spermacellen (gameten). Er gaan dus 46 chromosomen naar 23
, December 2017
- Een bevruchte eicel bevat 46 chromosomen en ontstaat dus uit twee geslachtscellen met 23
chromosomen.
- Halveren van aantal chromosomen
- Zorgt dus voor genetische variatie
Eerst worden er gameten gevormd. De
gameten zijn de eicel/ spermacel en zijn
haploïd. De cellen zijn in de ontwikkeling
(ovary en testis) gewoon diploïd en worden echt pas haploïd na de meiose. Na de bevruchting
worden de 2 gameten dan weer haploïd. Daarna is er 2 fases van meiose. De fases daarin zijn
vergelijkbaar met mitose, alleen andere eindproducten.
Meiose 1:
- Verdelen van de homologe paren.
- Genetische variatie
- Cross-over / recombinatie
- Je hebt hier ook dezelfde fases dan de
mitose.
o Profase: twee sisterchromatiden,
kenmembraan verdwijnt,
centrosomen verplaatsen,
spoeldraden worden gevormd.
▪ Verschil met mitose:
de homologe
chromosomen vormen
samen een bivalent,
structuur waar ze naast
elkaar komen te liggen. = 4 chromatiden dus. En hier kan de crossing over
plaats vinden. Dit is uniek voor de meiose 1.
- Ook de X en Y kunnen met elkaar paren, ook al zijn ze verschillend.
o Metafase: centromeren verplaatsen zich naar het equatoriale vlak
o Anafase: homologen chromosomen splitsen en bewegen naar tegenoverliggende
Doel meiose 1: verdelen van de homologe paren, cross-
over / recombinatie → genetisch variatie
Meiose 2:
- Vindt plaats zonder interfase, want zijn al genoeg
chromatiden
- De 2e meiotische deling eindigt met 4 gameten
met 23 chromosomen, ieder bestaand uit één
chromatide.
- 1 eicel bij met 3 poollichaampjes (cytoplasma
nodig) en 4 zaadcellen
- Je gaat chromosomen halveren zodat 46 weer heb
- Genetisch variatie.
Mitose vs meiose
1 deling, maar 2 cellen 2 delingen, maar 4 cellen
Dochter cellen genetisch identiek Dochter cellen genetisch verschillend
Diploïd → diploïd Diploïd → haploïd
Produceert cellen voor groei en herstel Produceert gameten en is crossing over