Samenvatting Gezondheid & Preventie (GP)
Psychiatrie
5.3 (alleen 5.3.1-5.3.4-5.3.5)
Met het begrip stemmingsstoornis (voorheen ook afecteve stoornis genaamd) worden
psychiatrische stoornissen aangeduid waarbij het centrale kenmerk een ziekelijke verandering van de
stemming is.
Deze kan somber zijn (depressie) of overdreven goed en uitgelaten (manie).
Syndromen het gelijktjdig voorkomen van bepaalde symptomen.
Deze syndromen worden bij de stemmingsstoornissen episode genoemd, omdat een depressie of
manie bijna altjd voorbijgaat.
DSM-IV-TR-criteria voor de depressieve episode
a. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken
aanwezig geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functonerenn
ten minste een van de symptomen is ofwel (1) depressieve stemming, ofwel (2) verlies van
interesse of plezier.
1. Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals
blijkt uit ofwel subjecteve mededelingen (bv. voelt zich verdrietg of leeg) ofwel
observate door anderen (bv. lijkt betraand).
2. Duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle actviteiten
gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit subjecteve
mededelingen of uit observate door anderen).
3. Duidelijke gewichtsvermindering zonder dat dieet gehouden wordt of
gewichtstoename (bv. meer dan 5% van het lichaamsgewicht in een maand), of bijna
elke dag afgenomen of toegenomen eetlust.
4. Insomnia (slapeloosheid) of hypersomnia (te veel slapen), bijna elke dag.
5. Psychomotorische agitate of remming (waarneembaar door anderen, en niet alleen
maar een subjectef gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid), bijna elke dag.
6. Moeheid of verlies van energie, bijna elke dag.
7. Gevoelens (die waanachtg kunnen zijn) van waardeloosheid of buitensporige of
onterechte schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het
ziek zijn), bijna elke dag.
8. Verminderd vermogen tot nadenken of concentrate of besluiteloosheid (ofwel
subjectef vermeld ofwel geobserveerd door anderen), bijna elke dag.
9. Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees dood te gaan),
terugkerende suïcidegedachten, zonder dat er specifeke plannen gemaakt zijn, of
een suïcidepoging of een specifek plan om suïcide te plegen.
b. De symptomen voldoen niet aan de criteria voor een ‘gemengde episode’.
c. De symptomen veroorzaken in signifcante mate lijden of beperkingen in het sociaal en
beroepsmatg functoneren of het functoneren op andere belangrijke terreinen.
d. De symptomen zijn niet het gevolg van de directe fysiologische efecten van een middel (bv.
drug, geneesmiddel) of een somatsche aandoening (bv. hyperthyreoïdie).
e. De symptomen zijn niet eerder toe te schrijven aan een rouwproces, dat wil zeggen na het
verlies van een dierbaar persoon zijn de symptomen langer dan twee maanden aanwezig of
zijn gekarakteriseerd door duidelijke functonele beperkingen, ziekelijke preoccupate met
gevoelens van waardeloosheid, suïcidegedachten, psychotsche symptomen of
psychomotorische remming.
, De kernsymptomen van een depressieve episode zijn de sombere, gedaalde stemming en het verlies
van plezier (anhedonie).
De negateve gedachten kunnen zo buitensporig en irreëeel worden dat ze een psychotsche omvang
aannemen (wanen). Als deze passend zijn bij de stemming, spreekt men van een depressieve
episode met stemmingscongruente psychotsche kenmerken, bijvoorbeeld bij armoedewaan,
ziektewaan, schuldwaan of nihilistsche waan.
Atypische kenmerken deze komen vooral voor bij winterdepressies (depressies die steeds in de
winter optreden en goed met lichtherapie kunnen worden behandeld). Depressies met atypische
kenmerken zonder seizoensgebonden patroon reageren vaak beter op behandeling met een
klassieke MAO-remmer dan op standaardantdepressiva.
Katatone kenmerken zijn stoornissen in de psychomotoriek. Deze kan extreem geremd zijn tot
onbeweeglijkheid (katalepsie of stupor) inclusief duurzaam zwijgen (mutsme), extreme ontremming
(doelloze motoriek), of bizar veranderde motoriek (vreemde houdingen of bewegingen,
grimasseren).
Van melancholische kenmerken wordt gesproken als de somberheid anders is dan verdriet, de
depressie ’s ochtends het ergst is, de patëent te vroeg wakker wordt en veel minder trek in eten
heef.
De specifcate ‘met rapid cycling’ bedoelt een beloop waarbij minstens vier episoden per jaar
optreden. Bij de bipolaire stoornis wordt ook soms gesproken van ultra-rapid cycling als de
schommelingen veel sneller zijn, soms zelfs op één dag (ultradiaan cycling).
DSM-IV-TR-criteria voor de manische en hypomane episode
Manische episode
a. Een duidelijk herkenbare episode met een abnormale en voortdurend verhoogde,
expansieve of prikkelbare stemming gedurende ten minste een week (of elke duur indien
opneming in een ziekenhuis noodzakelijk is).
b. Tijdens de stemmingsstoornis zijn drie (of meer) van de volgende symptomen (vier indien de
stemming alleen geprikkeld is) voortdurend en in belangrijke mate aanwezig:
1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeëen.
2. Afgenomen behoefe aan slaap (bv. voelt zicht uitgerust na slechts drie uur slaap).
3. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang.
4. Gedachtevlucht of subjecteve beleving dat gedachten jagen.
5. Verhoogde afeidbaarheid (dat wil zeggen de aandacht wordt te gemakkelijk
getrokken door onbelangrijke of niet ter zake doende van buiten komende prikkels).
6. Toeneming van doelgerichte actviteit (ofwel sociaal, op het werk of op school ofwel
seksueel) of psychomotore agitate.
7. Zich overmatg bezighouden met aangename actviteiten waarbij een grote kans
bestaat op pijnlijke gevolgen (bv. ongeremde koopwoede, seksuele indiscretes, of
zakelijk onverstandige investeringen).
c. De symptomen voldoen niet aan de criteria van een ‘gemengde episode’.
d. De stemmingsstoornis is voldoende ernstg om duidelijke beperkingen in werk of normale
sociale actviteiten of relates met anderen te veroorzaken, of opneming in een ziekenhuis
noodzakelijk te maken om schade voor zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn
psychotsche kenmerken.
e. De symptomen zijn niet het gevolg van het directe fysiologische efect van een middel (bv.
drug, geneesmiddel of andere behandeling) of een somatsche aandoening (bv.
hyperthyreoïdie).