Diergeneeskunde jaar 3 Orgaanoverschrijdende Aandoeningen Practica
Orgaanoverschrijdende Aandoeningen – Practica
Practicum 1 – Hechten deel 1
Chirurgische knoop: op basis van een platte knoop waarbij de eerste worp dubbel is en er na
de 2e worp ook nog een 3e worp volgt. Op basis van een platte knoop waarbij beide worpen
elkaars spiegelbeeld zijn, dus niet op basis van het oud wijf waarbij beide slagen identiek zijn,
deze is minder sterk dan een platte knoop. Mogelijke oorzaken voor een slipknoop (minder sterke
knoop) zijn het in de verkeerde richting aantrekken van de uiteinden, of het aantrekken met veel
tractie op het ene uiteinde en weinig op het andere uiteinde.
Scalpel: scalpelhouder + mesje 22. Met naaldvoerder het mesje vastpakken aan de niet-scherpe Chirurgische knoop
zijde en in het mes zetten tot hij erin klikt. Incisie maken met de palmgreep of potloodgreep.
Naald en draad: naald vastzetten in de naaldvoerder. Naaldvoerder in linkerhand, draad over de top van de
naaldvoerder halen en dan tegen de kromming van de naald in door het verende oog trekken.
Onderbroken hechting: pincet in linkerand en vastpakken als potlood. Naaldvoerder in rechterhand, vastpakken met
duim en ringvinger. Naald ongeveer halverwege vastpakken met naaldvoerder. Weefsel (wondrand die verst van je af
zit) vastpakken met pincet, naald in weefsel steken, in de wond bovenkomen met punt v/d naald en daarna naald
weer oppakken. Stukje draad uit wond trekken. Pincet verplaatsen naar tegenoverliggende wondrand en er doorheen
halen. Pincet in handpalm pakken zodat je met duim en wijsvinger de draad kan pakken. Zover doortrekken dat je 3-4
cm overhoudt. Naaldvoerder op het lange uiteinde leggen, 2 slagen eromheen maken met de draad, met bek van
naaldvoerder het uiteinde er doorheen trekken. Korte uiteinde (rechterhand) naar je toe trekken en linkerhand van je
af. lange uiteinde ligt nu van je af, daar leg je de naaldvoerder op, slag er omheen, korte uiteinde vastpakken en door
de lus halen en aantrekken (rechterhand van je af, linkerhand naar je toe). Derde slag weer op de lange kant en korte
uiteinde er doorheen halen. Aantrekken met rechterhand naar je toe en linkerhand van je af. Uiteindes afknippen.
Dus bij de eerste knoop 2× eromheen slaan, bij de tweede en derde maar 1×!
Slipknoop: als de tweede of derde slag fout gaat. Als je de draad in de verkeerde richting aantrekt, of wel de goede
richting gebruikt maar aan 1 uiteinde te hard trekt tijdens de tweede of derde slag. Dus niet het uiteinde in de
naaldvoerder te strak houden.
Doorlopende hechting: hetzelfde beginnen als bij de onderbroken hechting: 1 keer door beide wondranden en dan
een chirurgische knoop leggen. Het lange uiteinde knip je nu niet af maar ga je gelijk mee verder. Dit doe je tot je bij
het einde van de wond komt. Doorlopende hechting eindigen door de naald andersom in de naaldvoerder te doen
(‘backhand’), wondrand vastpakken die het dichtst bij je ligt, en daarna de rand die van je af ligt. Je houdt een lusje
over aan de kant die het dichtst bij je ligt. Het lusje gebruik je als korte uiteinde voor de chirurgische knoop. Uiteindes
afknippen.
Festonhechting: doorlopende techniek. Eerste de wondrand het verst van je af, dan die dichtbij, en vanaf het
moment dat je de naald uit het weefsel trekt pak je de lus en trek je de naald door de lus heen omhoog. De volgende
steek op dezelfde manier. Festonhechting wordt gebruikt als je een doorlopende techniek wilt gebruiken en geen
assistent bij de hand hebt om de draad strak te houden. Door de lus te gebruiken zorg je dat de spanning op de draad
blijft staan terwijl je aan de volgende steek begint. Je eindigt de hechting hetzelfde als de gewone doorlopende (naald
backhand in naaldvoerder, nabije wondrand eerst, daarna de verre wondrand, lusje dient als korte uiteinde).
Liggende U-hechting: eerste helft v/d steek beginnen als de gewone doorlopende (forehand, beginnen bij wondrand
de van je af ligt). Daarna naald backhand in naaldvoerder zetten en dan naast de eerste steek weer het weefsel in,
eerst de nabije wondrand en daarna de verre wondrand. Als je de draad dan aantrekt zie je de U-vorm. Je knoopt de
twee uiteindes en trekt het korte uiteinde naar links en het lange uiteinde naar rechts, daarna andersom en bij de
derde slag weer andersom, en daarna knip je de draad af.
Staande U-hechting: incisie die niet alleen door de huidlaag maar ook door de subcutis daaronder. Je hebt dus 2
lagen om te hechten. Eerste steek ver van de wondrand af, door de diepe laag heen (forehand), aantrekken tot je een
paar cm over hebt. Diep in de wond steken aan de kant het dichtst bij je, naar boven door de huid, ver van de wond
af. Terug met de naald in backhandpositie in de naaldvoerder. Dicht bij de wondrand insteken en alleen de huid
pakken, en daarna de andere wondrand. Dan een chirurgische knoop maken met de uiteindes aan de kant die van je
af liggen. Draad afknippen.
Far Near Near Far hechting: hetzelfde beginnen als de staande U (veraf, diep, forehand), dan de wondrand dichtbij
doe je alleen de huid en dichtbij. Dan ga je verder, forehand stekend bij de verre wondrand alleen de huid, en daarna
pak je de nabije wondrand en doe je ver en diep. Alles dus forehand steken en het andere voordeel is dat het lusje
over de incisie komt te liggen waardoor je nooit de wondranden omhoog kan trekken (wat wel kan gebeuren bij de
staande U). Tot slot maak je de chirurgische knoop met de uiteindes van de verre hechtingen.
, Diergeneeskunde jaar 3 Orgaanoverschrijdende Aandoeningen Practica
Practicum 2 – Hechten deel 2
Kippenpoot: snede maken net caudaal van de femur. Huidsnede van 10-14 cm. Daarna een voor een de spierlagen
insnijden tot je er helemaal doorheen bent. Om bloedvaten en zenuwen op te zoeken in het losmazig bindweefsel
gebruik je de prepareerschaar (vasthouden met duim en ringvinger). In de diepte scheid je het weefsel in de
lengterichting. Je steekt de punten van de schaar tussen de weefsels in en opent dan de schaar. Je zoekt 1 zenuw en
2 bloedvaten. Als je deze gevonden hebt wissel je de chirurgische pincet om voor een anatomische pincet (zonder
tandjes). Het bundeltje maak je langzaam los van de omgeving. Van boven naar beneden heb je waarschijnlijk zenuw-
vene-arterie. Een van de drie ga je op 2 plaatsen ligeren en daartussen doorknippen. Je maakt de ligatuur door een
mosquito (kleine gebogen arterieklem) achter het vat langs te leggen, de bek open te doen, er een draadje in te doen
en die achterlangs te halen. Je maakt dan een knoopje met de hand (chirurgische knoop) en knipt de uiteinden af. Je
knipt daarna het vat precies tussen de ligaturen door. Je legt daarna de wond dicht en gaat eerst de spier hechten (je
pakt nu weer de chirurgische pincet) met een gewone doorlopende hechting. Vrij brede steken gebruiken omdat de
spierlaag zo dik is (afstand tussen 2 steken net zo groot als de breedte van een steek). Als er op een gegeven
moment geen spier meer is maar alleen fascie, dan hecht je daar alleen de fascie. Daarna hecht je de huid met losse
knoophechtingen. Het is een dunne huid dus je moet ze dicht bij elkaar zetten.
Paardendarm:
Enterotomie: de kant waar het mesenterium aanhecht = de mesenteriale zijde, de andere kant is de
antimesenteriale zijde. De enterotomie moet gebeuren aan de antimesenteriale zijde. Je zet een darmklem op
de darm, masseert de inhoud opzij en zet dan de tweede darmklem erop. De assistent houdt de
antimesenteriale zijde naar de chirurg toe. Je maakt een steekincisie met mesje 11. Controleer met een pincet
of je door alle lagen heen bent. Met een rechte prepareerschaar knip je vervolgens (met afgeronde blad inhet
lumen) de incisie verder open tot ongeveer 8 cm.
Sluiten enterotomie: je begint rechts met een gewone steek door alle lagen heen en knipt het korte uiteinde
op 2-3 mm af. je gaat verder met de hechting volgens Schmieden. Je pakt alle lagen van de mucosa naar de
serosazijde van de wondrand aan jouw kant en zet daarna de naald backhand in de naaldvoerder om de
wondrand die van je af ligt door te steken van mucosa naar serosazijde. 2-3 mm van de wondrand steken en
de steken komen 4-5 mm uit elkaar. Dit herhaal je over de hele lengte van de incisie. Wanneer je klaar bent
met deze eerste laag maak je een chirurgische knoop en knip je alle uiteinden kort af.
De eerste laag was de hechting volgens Schmieden. De tweede laag doe je volgens Cushing. Je begint iets
rechts van de incisie, met een klein niet-perforerend steekje om je hechting vast te leggen. De hechting
volgens Cushing is een niet-perforerende hechting in de lengterichting gestoken. Eerst de kant die van je af
ligt. Daarna de wondrand die aan jouw kant ligt. Als je die aantrekt gaat de darm instulpen, dan ga je weer
naar de kant die van je af ligt en doe je hetzelfde, etc. Als je je hechting ziet doorschemeren zit je te
oppervlakkig. Zorg dat de steek steeds 4-5 mm lang is en niet de Schmiedenhechting raakt. Zorg dat de
assistente niet teveel spanning op de darm zet, anders komt je hechting niet strak genoeg. Aan het einde wil
je de knoop van de Schmieden laten verdwijnen, dus je gaat door met de Cushing tot je over dit knoopje heen
bent. Daarna eindig je de Cushing met een niet-perforerende steek zodat er een lusje ontstaat die als korte
uiteinde voor je chirurgische knoop dient.
Darmresectie: kies welke 2 vaten je gaat ligeren en kies dan de darmresectielocatie op basis van de
bloedvoorziening die overblijft. Zet de darmtangen ongeveer 1,5 cm van de gewenste incisies af. Ligeer de
bloedvaten dubbel met een paar cm ertussen. Als je beide bloedvaten hebt geligeerd knip je het scheil door
met de weefselschaar, zodat de darm vrijkomt, en je knipt dan ook meteen de geligeerde bloedvaten door.
Daarna knip je het stuk darm los, dit knip je recht door met een rechte schaar.
Eindstandige anastomose: de twee losse uiteinden van de darm aan elkaar hechten. Dat doe je met een
enkele naad, dus allemaal onderbroken hechtingen. De eerste 2 noem je poolhechtingen. De eerste steek
doe je waar het mesenterium aanhecht, van serosa tot in het lumen en op het tegenoverliggende deel van
mucosa tot serosa waar het mesenterium aanhecht. Deze poolhechtingen laat je lang na het knopen. Je doet
eerst de ‘noordpool’ aan de mesenteriale zijde en daarna de ‘zuidpool’ aan de antimesenteriale zijde. Met de
lange uiteindes die je overhoudt kan je de assistent de darm laten aanspannen zodat je er beter bij kan. Je
sluit de darm verder met onderbroken hechtingen, 2-3 mm van de wondrand en 4-5 mm uit elkaar.
Doorlopende hechting volgens Lembert: een ander soort hechting die je kan gebruiken voor een incisie in
holle organen. Steek de naald in het verlengde van de enterotomie in, pak niet-perforerend een plooitje naar
links, je korte uiteinde komt in het midden te liggen. Steek over naar rechts en pak ook daar niet-perforerend
een plooi waarbij je uitkomt vlakbij het punt waar je korte uiteinde ligt. Die twee uiteinden ga je aan elkaar
knopen. Er ontstaan 2 plooitjes en de knoop valt tussen deze plooitjes weg. Knip het ene uiteinde kort af en
ga verder met het andere uiteinde. Hecht eerst de linker wondrand, steek haaks op de wond, en ga daarna
verder door steeds rechts en links niet-perforerend een plooitje in te steken. Je steekt dus eigenlijk alleen in
een plooitje dat naast de wondrand ligt! Je raakt de incisie verder niet aan, die valt weg tussen de hechtingen.