Samenvatting digestie 2
Lotte van der Linden
23/24
HC 1-6, 9-11, 13, 15 -> ik mis 7,8,12 & 14 en heb dit zo goed mogelijk opgevangen met ziekteleer + werkcolleges. Er
mist veel van lever
Secreten
De hele dag door maakt het lichaam allerlei secreten, vooral in het maag-darm kanaal. Je moet
hier zuinig mee om gaan, want je scheidt over het algemeen meer uit dan je aan kan maken. In
het MDK worden vloeistoffen uitgescheiden in 3 fases; de cephale fase (speeksel),
gastrische fase (maagsap) en intestinale fase (verschillende in de darm).
Speeksel
Speeksel wordt vooral geproduceerd voor het zachtmaken van voedsel door
mucine en het alvast beginnen met verteren van voedsel door verschillende
enzymen. Ook zitten er verschillende ionen in het speeksel voor de pH-balans
(denk aan HCO3- bij herkauwers).
De productie van speeksel begint in de acini van de speekselklieren, waar het
speeksel nog isotoon is met de rest van de vloeistoffen in het lichaam. In de
ducti wordt dit hypotoon gemaakt. Tijdens het eten is er meestal sprake van een
speekselvloed, wat het uitwisselen van ionen moeilijker maakt. Normaal
gesproken worden Na+ en Cl- teruggehaald naar het bloed terwijl K+ en HCO3-
naar het lumen van de speekselklier worden gebracht. Aan de basale zijde van de cellen
zit een Na/K-ATPase om de gradiënten in stand te houden. De speekelsecretie wordt
gereguleerd vanuit de n.vagus.
Maagsap
Maagsap bestaat uit verschillende onderdelen. Het is belangrijk dat de maagwand beschermd
wordt tegen dit sap, anders gaat de maag als het ware zichzelf verteren.
HCl, ofwel zoutzuur, is aanwezig in het maagsap voor de denaturatie van eiwitten en het
onschadelijk maken van micro-organismen die met de voeding mee naar binnen komen.
Pepsinogeen is aanwezig in het maagsap en wordt bij een lage pH, gecreëerd door HCl,
omgezet tot het actieve enzym pepsine.
Alkalisch slijm zit op de maagwand als een bescherming tegen de lage pH in het lumen. Door
dit slijm wordt pepsinogeen ook niet te snel omgezet in pepsine, waardoor het niet de eiwitten in
de maagwand zelf af gaat breken.
Aan de lumenzijde van een pariëtale cel in de maag zit een H/K-ATPase die
K+ wisselt voor H+, de protonpomp. In de cel zelf is koolstofanhydrase
aanwezig om HCO3- te produceren, dit HCO3- wordt vervolgens uitgewisseld
tegen Cl- zodat er in het lumen van de maag HCL gevormd kan worden.
Regulatie maagsap
De secretie van maagsap wordt geregeld via de nervus vagus, enterisch
zenuw stelsel (ENS) en humoraal met hormonen.
1
,Gastrine: stimuleert maagsapsecretie bij een hoog pH, aanwezigheid van veel aminozuren en
peptiden en onder invloed van ACh. Gastrine wordt endocrien (in het bloed dus) afgegeven
door de G-cellen van de maag en het duodenum.
Histamine: histamine is de krachtigste stimulator van de maagsapsecretie o.i.v gastrine en
ACh. Het wordt paracrien (van cel op buurcel) afgegeven door de ECL-cellen in de maag.
Somatostatine: remt de maagsapsecretie bij een te laag pH, bij een hoge hoeveelheid gastrine
of endogastronen en o.i.v het ENS.het wordt ook paracrien uitgescheiden, dit keer door de
D-cellen van de maag.
Secretie maagsap
Tijdens de cephale fase van de vertering (het kauwen dus) wordt
er al extra maagsap aangemaakt in de maag. De n.vagus
stimuleert dan de G-cellen/pariëtaalcellen, en histamine wordt
vrijgelaten o.i.v ACh en gastrine.
Tijdens de gastrische fase worden de G-cellen/pariëtale cellen
gestimuleerd door de vagovagale reflex, en wordt het ENS
gestimuleerd door de rek van G-cellen in de maagwand. G-cellen
worden ook gestimuleerd door aminozuren en
peptiden. Gastrine dat hier geproduceerd wordt stimuleert vervolgens weer de
afgestemd van histamine. Tijdens de intestinale fase is de maag zo goed als leeg,
maar aminozuren en peptiden in het duodenum en inmiddels opgenomen in het bloed
kunnen nogsteeds de afgifte van gastrine stimuleren.
Alle cellen en receptoren die iets te maken hebben met de secretie van maagsap
hebben uiteindelijk hun effect op de eerder genoemde protonpomp.
Enterogastronen
Vanuit het duodenum worden er enterogastronen geproduceerd die
inwerken op de D-cellen van de maag. Deze beïnvloeden de secretie van
somatostatine. De belangrijkste enterogastronen zijn secretine, GIP en
CCK. Alle enterogastronen worden afgegeven vanuit het duodenum/jejunum
en verschillende stimuli (zie tabel). Alle enterogastronen worden endocrien
afgegeven.
Pancreas
De endocriene pancreas is verantwoordelijk voor insuline, glucagon (zie SE) en deels
somatostatine. De exocriene pancreas maakt in de acini enzymen, en secreteert in de ducti
HCO3- en water. Aan de basale zijde van de cellen van de exocriene pancreas zit een
Na/K-ATPase die de gradiënten in stand houdt. Uiteindelijk gaat er HCO3- naar het lumen en
H+ naar het bloed door deze uit te wisselen met Na+. De pancreas wordt gestimuleerd door de
n.vagus en hormonen. Endocrien gebeurt dit via secretine (stimulatie van de ductus) en CCK
(stimulatie van de acini). Secretie werkt door een verhoging van het aantal Cl- kanalen.
(verhoging aantal Cl- kanalen waar?) Bij exocriene pancreas insufficiëntie (EPI) is er sprake
van te weinig verteringsenzymen. Er kunnen meerdere enzymen missen maar soms ook maar
1. Soms komt een dier met de symptomen van EPI, maar is er bijvoorbeeld eigenlijk te weinig
2
, gal door een galganobstructie. Bij EPI zul je weinig energie, vermageren, osmotische diarree en
fermentatie in de dikke darm zien.
Galzuren
Galzuren worden geproduceerd uit cholesterol, uitgescheiden als Na+-zouten en de
voornaamste functie van de galzouten is het emulgeren van vetten in de darm
zodat deze makkelijker afgebroken en opgenomen kunnen worden. Er is
sprake van een entero-hepatische kringloop als het gaat om galzouten, dus
aan het einde van het MDK worden er zo veel mogelijk weer opgenomen in het
bloed en hergebruikt. Een ophoping hiervan (bijvoorbeeld door leverfalen) kan
leiden tot een gele verkleuring van de huid. De regulatie van galzuren licht
voornamelijk endocrien, CCK knijpt de galblaas leeg (bij dieren die deze
hebben) en secretine stimuleer de productie van HCO3-.
Enzymatische vertering
Het grootste deel van de enzymatische vertering vindt plaats in het
duodenum en het jejunum. Vetten die hier worden opgenomen
worden eerst via de lymfevaten getransporteerd. Samen met alle
andere deeltjes die worden opgenomen uit de voeding moeten zij
ongeveer een nanometer groot zijn. Welke voedseldeeltjes worden
opgenomen wordt bepaald door specifieke transporters in de
enterocyten. Als moleculen covalente bindingen bevatten moeten deze door
enzymen worden geknipt. Hieronder de belangrijkste enzymen:
Glycosidasen -> sucrase, amylase, maltase, dextrinase -> substraat
koolhydrathen
Peptidasen/proteasen -> pepsine, (endoproteases) trypsine, elastase,
chymotripsine, (exoproteases) carboxypeptidase, aminopeptidase ->
substraat eiwitten
(Fosfo)lipasen -> pancreaslipase -> substraat vetten
de meeste enzymen die van belang zijn voor de digestie worden gemaakt in de exocriene
pancreas. Pepsine is hier een uitzondering van, dit wordt gemaakt in de maag.
Koolhydraatvertering
Amylase is een van de belangrijkste enzymen bij het verteren van koolhydrathen.
Amylase kan echter niet aan het einde van een suikerketen knippen, en het kan ook
geen a1,6-bindingen doorknippen. Hierdoor geeft het weinig tot geen losse
glucosemoleculen. Dit wordt dan gedaan mbv andere enzymen. Uit melksuiker
(lactose) ontstaat glucose en galactose. Het enige verschil tussen deze twee is de
‘richting’ van de -OH moleculen. Verder wordt glucose actief opgenomen door de SGLT1
transporter in de darm. Hierdoor kan het tegen de concetratiegradiënt in.
eiwitvertering
Eiwitten zijn over het algemeen lastiger te verteren dan koolhydraten en vetten, dus de vertering
van eiwitten begint al in de maag. Hier worden de eiwitten eerst gedenatureerd door een laag
3