Totale samenvatting week 1, lecture 1 en 2 – Introductie organisaties + organisatiestructuren
Leerdoelen:
1. Uitleggen wat organisaties zijn
2. Uitleggen wat een SWOT-analyse is.
3. De structuur en opzet van de cursus begrijpen
4. Organisaties uitleggen en bespreken als rationele, natuurlijke en open systemen;
5. Uitleggen hoe situationele kenmerken organisatiestructuren kunnen beïnvloeden.
Lecture 1
Organisatie: een groep mensen met een soort 'sociale structuur' (informele verwachtingen,
gezagsstructuur), gedeelde doelen en technologie (d.w.z. middelen en/of machines om input om te
zetten in output).
Kenmerk: niet gebonden aan tijd en plaats
‘’Een doelgerichte samenbundeling van kennis, vaardigheden en gedeelde doelen/ overtuigingen
tussen (meestal meerdere) personen. Deze samenbundeling wil voorzien in de behoefte aan
producten en/of diensten in haar omgeving.’’
Soorten:
- Publieke organisatie: Betreffen overheids- en semioverheidsorganisaties.
- Private organisatie: Niet door de overheid gecontroleerde ondernemingen. De organisaties
streven een eigen belang na, meestal is dit ook een maatschappelijk belang.
Een bedrijf kan zowel private als publiek zijn.
Vb.: Shell doet zaken met overheden, waardoor het deels actief is in de publieke markt. Er zijn
verschillende manieren om te meten of een bedrijf private of publiek is. Het ligt aan de manier van
meten waarop beargumenteerd kan worden wat een bedrijf is. Private organisaties kunnen ook
publieke doeleinde vervullen.
- Profit organisatie: Een organisatie waarbij winst maken één van de belangrijkste
doelstellingen is.
- Non-profit organisatie: Organisaties zonder winstdoel. Deze organisaties zetten zich meestal
in voor het milieu, armoede of mensenrechten.
Instellingen: zijn door mensen bedachte structuren van regels en normen die individueel gedrag
vormgeven en beperken.
Management: dingen gedaan krijgen door commando en (ook) overtuigingskracht.
- Intern management: de organisatie leiden: strategie, prestaties, personeel, financiën, ICT,
enz.
- Extern management: het aangaan, interacteren en onderhouden van contacten met de
omgeving,
Bv. klanten, cliënten, belangengroepen, netwerken, partners, burgers
Publiek management
= behandelt vragen die zich voordoen bij het organiseren en uitvoeren van
managementverantwoordelijkheden in de overheid en publieke organisaties.
1
, - Wat maakt publiek management / organisaties bijzonder?
- Is er een verschil tussen organisaties in de publieke en private sector?
- Hoe creëer je publieke waarde?
Organisatie bestuderen:
- Functioneel perspectief: hoe organisaties worden gebruikt om doelen en doelstellingen te
bereiken (instrumenteel)
- Institutioneel perspectief: organisaties worden gezien als doelgerichte structuren binnen (en
in interactie met) een sociale context
- Procesperspectief: organisaties worden gezien als entiteiten die worden ge(re)organiseerd,
en de focus ligt op de organisatie als een verzameling taken of acties.
- Gedragsperspectief: hoe organisaties het gedrag van individuen beïnvloeden en beïnvloeden
Management tools:
(1) SWOT-analyse
= Onderzoekt de huidige positie van een organisatie en maakt het mogelijk om de strategische
alternatieven te identificeren, die in de toekomst waarschijnlijk waarde zullen genereren.
Belangrijk onderdeel van strategisch marketingplan van bedrijf
- Interne kant van de organisatie: sterke & zwakke punten
- Externe kant van de organisatie: kansen & bedreigingen
(2) Telescopic observations strategic framework (TOFS)
= Het strategische raamwerk voor telescopische observaties is ontworpen om het verzamelen van
informatie en de marketingplanning te verbeteren. Het is een alternatief voor de SWOT-analyse.
- Volgens de makers van het framework overwint het framework enkele van de zwakke punten
van de SWOT-analyse, en maakt het gebruik van de meest sterke punten van de SWOT- en
DESTEP-analyse.
Artikel Baum and Rowley: Companion to Organizations: An Introduction
Organisaties als een system:
Concepten van organisaties:
(1) Rationele systemen:
= Collectiviteiten gericht op het nastreven van relatief specifieke doelen, met geformaliseerde sociale
structuren
(bureaucratie, wetenschappelijk management)
- Organisaties als afzonderlijke sociale structuren
- Ze zijn doelgericht en geformaliseerd
- Focus op formele controle: hiërarchie, span of control, prestaties, feedback
2
, - Rationaliteit in structuur (optimalisatie)
- Bestaan uit standaard werkprocedure en formele structuren
Max weber: doelen behalen met grootste besparingen van middelen
Toevoeging van beperkte rationaliteit (door: Herbert Simon en de Carnegie School):
= Menselijke cognitieve beperkingen leiden tot besluitvorming op basis van beperkte informatie.
Spanning: rationele aanpassing van organisaties voor prestatieverbetering en complexiteit en
gevoeligheid voor beperkte rationaliteit
Hierdoor kunnen structuren die zijn onderworpen om rationaliteit te bevorderen het
tegenovergestelde effect kunnen hebben
(2) Natuurlijke systemen:
Collectiviteiten van deelnemers met gedeelde belangen, collectieve activiteiten en informele
structuren om dit veilig te stellen
Informele normen & organisatiecultuur
- Organisaties als organische entiteiten met waarden en betekenis die verder gaan dan het
beoogde doel
o Vergelijkbaar met andere sociale structuren
o Informele structuren van rollen en relaties
o Netwerken binnen organisaties
- Focus op informele controle: sociale relaties, sociale uitwisseling, vriendschappen
- Centraal staat: aanpassing en opkomende doelen
Philip Selznick: Organisaties worden (los van specifieke doelen) aanpasbare organismen
met eigen leven en betekenis
Ontwikkelen van onderscheidend karakter en competenties
Aanleiding voor onderzoek naar macht en afhankelijkheid
Talcott Parsons: sociale systemen, (AGIL):
‘’Organisaties zijn een unieke klasse vanwege doelgerichtheid’’
- Basisfuncties systeemoverleving:
o (A) Aanpassing (veiligstellen van hulpbronnen)
o (G) Doelbereiking
o (I) Integratie (behoud van solidariteit en coördinatie)
o (L) Latentie (creëren, behouden en doorgeven van culturele waarden)
(3) Open systemen:
= Systemen van onderling afhankelijke activiteiten die diensten met participanten verbinden, ingebed
in een omgeving
- Organisaties zijn niet afgesloten van hun omgeving
- Focus op de relaties en onderlinge afhankelijkheden tussen organisaties en omgevingen
- Open/rationele of open/natuurlijke systemen
Focus op: interpretatie en informatieverwerking
= Onderlinge afhankelijkheid en relaties tussen organisaties en hun omgeving die deel
uitmaken van een groter systeem dat hun omgeving bevat
In plaats van duidelijke grenzen tussen hen en puur berekenend denken
3
, Interpretatieve en selectieve rol van organisatieleden bij het structureren van organisatorische
activiteiten in reactie op hun omgeving.
Niveaus van organisatie:
1. Intra-organisatorisch = mensen/groepen binnen organisatie
2. Organisatorisch = Organisatieprocessen- en structuren
3. Interorganisationeel = relaties tussen organisaties
Verschuiving door de tijd:
Open-rational AND natural systems
nu vaker perspectieven op meerdere niveaus toegepast
Problemen bij het Afbakenen van Organisatiegrenzen:
Complex en afhankelijk van het perspectief.
- 2 benaderingen:
o 'Participatieve' benadering, waarbij deelnemers zelf de grenzen identificeren
o 'Nominalistische' benadering, die theoretische perspectieven gebruikt om grenzen te
lokaliseren.
Perspectieven op organisaties:
Natuurlijk-open systemen:
Veerkracht en flexibiliteit
- Instituties:
o Meyer en Rowan introduceerden het 'neo-institutionele' perspectief als reactie op de
ontevredenheid met de rationele systeemvisie.
o Het perspectief benadrukt de centrale rol van cognitieve elementen van instituties,
zoals regels en symbolen die de werkelijkheid vormgeven.
o Institutionele processen creëren zowel structurele als cognitieve beperkingen, die
organisaties beïnvloeden door gerationaliseerde regels.
- Netwerken:
o Het netwerkperspectief richt zich op interpersoonlijke en interorganisatorische
relaties, met aandacht voor de betekenis van handelen binnen netwerken.
o Gebaseerd op Durkheim's zorgen over sociale identiteit en de invloed van sociale
omgeving op individuele acties.
- Ecologie
- Evolutie
4