Hc 1
Variabelen Een kenmerk van een onderzoekseenheid bv. geslacht
Een meetbaar begrip
Grootheid met waarde die niet constant is maar variabel
Meetwaarden Concrete eigenschappen van de afzonderlijke, individuele objecten
Onderzoekseenheid Onderzoeksobject
Dichotome/binaire schaal Nominale schaal met slechts 2 categorieën
Nominaal meetniveau Slechts labels, categorieën
Kwalitatief
Weinig bewerkingen mogelijk
Kan modus van worden berekend
Vaak % en aantallen aangegeven in tabel
Van toepassing op variabelen met waarde, die alleen maar dienen
om objecten/personen van elkaar te onderscheiden
Voorbeeld nominaal Diersoort, man/vrouw, democraat, republikein,
Functie nominaal meetniveau Frequenties berekenen
Om verschillen in groepen te achterhalen, bv. verschil in presenteren
op taak X tussen mannen en vrouwen.
Ordinaal meetniveau Getalsvolgorde van belang
Kwalitatief
Kan modus en mediaan van berekend worden
Afstand tussen waarden zijn niet gelijk (ook niet duidelijk hoeveel
afstand tussen waarden)
Erg subjectief
Van toepassing op waarden die een bepaalde dimensie (groote,
sterkte, intensiteit) geordend kunnen worden van laag naar hoog.
Voorbeeld ordinaal Rangen in het leger, bron/zilver/goud, vmbo/havo/vwo
Functies ordinaal meetniveau Rangcorrelaties uitrekenen, modus en mediaan berekenen
Interval meetniveau Gelijke afstanden tussen eigenschappen
Geen vast nulpunt (geen ‘natuurlijk’ nulpunt)
Kwantitatief
Van toepassing op vaste afstanden tussen de opeenvolgende
schaalwaarden, maar zonder vast nulpunt.
Voorbeeld interval Tijd, temperatuur, IQ, jaartallen, 7 puntschalen
Functies interval meetniveau Meetwaarden van elkaar afrekken en verschil vergelijken met
andere verschillen tussen meetwaarden.
Van toepassing op variabelen met een vast nulpunt.
Ratio meetniveau Ordinaal ranking, maar met gelijke waarden
Vast nulpunt
Kwantitatief
Voorbeeld ratio Lengte in meters, gewicht in kg’s, eiwitinname, spiermassa
(eenheden)
Functies ratio meetniveau Kan modus, mediaan en gemiddelde van worden berekenend.
Kan verhouding (=ratio) tussen meetwaarde berekend worden.
Categorische variabelen Binair/dichotome variabelen
2 verschillenden waarden: eens/oneens, gelukkig/ongelukkig
, Numerieke variabelen Tussen bepaalde meetwaarden kunnen geen andere waarden meer
liggen, meetwaarden kunnen als het ware alleen staps- of
trapsgewijs worden doorlopen (geslacht, aantal kinderen, opleiding)
Discrete variabelen Waarde geen logische volgorde (type rijbewijs/bekleding auto)
(nominaal)
Discrete variabelen (ordinaal) Waarde wel een logische volgorde (tevreden, geen mening,
ontevreden)
Discrete variabelen Kunnen kwalitatief of kwantitatief zijn
(numerieke)
Kwantitatief Heel getal als waarde (voorkomen dat waarde sterk uiteenloopt of
kleine verschillen)
Aantal auto’s, kinderen
,, kwalitatief Waarde geen getal
Continue variabelen Numerieke variabelen.
Kunnen iedere waarde aannemen in bepaalde interval (temperatuur,
leefijd, gewicht)
Getal als waarde.
(in theorie) oneindig veel meetwaarden. Tussen 2 meetwaarden
altijd weer andere meetwaarden denkbaar (temperatuur, gewicht
etc.)
Kwalitatieve variabelen Meetwaarden van nominaal en ordinaal meetniveau, als getal geen
of nauwelijks betekenis heef. Normaal gesproken geen breuken,
negatieve getallen e.d.
Kwantitatieve variabelen Getallen wel betekenis
Onafankelijke ,, Vaststaande variabelen, staat vast welke waarde het aanneemt in de
meting.
Hierdoor kan het efect worden gemeten van de afankelijke
variabelen. Zo bepalen of er een relatie is tussen deze twee.
Afankelijke ,, Staat niet vast bij onderzoek, wordt gemeten.
Onder invloed van onafankelijke, wordt ook wel efectvariabele
genoemd.
Tussenkomende/ Twee soorten: moderende en mediërende
interferende ,,
Moderende Heef invloed op relatie tussen onafankelijke en afankelijke.
Bv. geslacht (vrouwen gevoeliger voor verkoopstrategie dan
mannen)
Mediërende Variabele die het verband tussen twee variabelen verklaart. Bekende
is leefijd, IQ.
Defniëren Het vastleggen van de betekenis van een begrip.
Operationele defnitie Omschrijving van een begrip door de handelingen die je moet
verrichten en/of de criteria die je moet hanteren om te bepalen in
hoeverre van dat begrip sprake is.
Operationele defniëren Duidelijk maken wat je precies onder variabele verstaat en wat er
variabelen moet gebeuren om deze te meten.
Doel operationalisatie Onderzoeksgegevens interpreteerbaar , onderling vergelijkbaar en
herhaalbaar maken.
‘Variabelen zo omschrijven dat ze meetbaar worden’
Hc 2
Frequentie Het aantal maal dat een verschijnsel voorkomt.