Leerdoelen thema 4
4.1
Basisboek Hfdst 6 ; KG boek Hfdst 5 § 1 en 4; Hfdst 9; hoorcollege groei en ontwikkeling.
Benoemen wat er het vakgebied van de ontwikkelingspsychologie inhoudt.
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die het gedrag bestudeerd van de mens
in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling.
Ontwikkeling bestaat uit onomkeerbare veranderingen in de tjd die in een vaste
volgorde, cumulatef en in de richtng van grotere complexiteit verlopen.
Kennis van normale ontwikkeling is van belang:
- Toepassing in opvoeding en onderwijs
- Identiceren van kinderen die sterk afwijken
- Kennis van ontstaan en beloof van abnormaal functoneren t.b.v. prevente
Uitleggen hoe verschillende theorieën (Piaget, Erikson,) de ontwikkeling van de
cognitie verklaren.
Piaget: -> Omvat denken, taal, aandacht en geheugen. Piaget: door interacte met de
omgeving en genetsch bepaalde lichamelijke rijping, ontstaan vanuit eerste refexen.
4 fasen: sensomotorisch (zuigeling) -> objectpermanente, preoperatef, concreet
operatoneel en formeel-operatonele fasen.
Objectpermanente:
- 0-4 weken: refexen.
- 1-9 maanden: toevallige ontdekkingen -> leuk -> herhalen.
- 9-12 maanden: doelbewuste actes
- 12-18 maanden: nieuwsgierigheid, experimenteren.
- 18-24 maanden: inzicht en creatviteit, symbolische probleem oplossen (dingen
voorstellen).
- 2-7 jaar: preoperatonale fase. Complexiteit van nadenken. Geheugen is heel goed.
- 6-12 jaar: voornamelijk relates met kinderen van hetzelfde geslacht. Hierna
ontwikkelt een kind een perspectef van andere kinderen. Pesten ontstaat hier.
- 7-11 jaar: concreet operatonele fase. Logisch nadenken, conversate.
- > + 12 jaar en adolescente: formeel operatoneel denken. Abstract denken,
analyseren van problemen.
Adaptatie door:
- assimilate: verplaatsen vaardigheid naar nieuwe situate.
- accommodate: vaardigheid kunnen aanpassen.
Equilibrate: zelfregulerend proces gericht op balans tussen eisen vanuit omgeving en
vaardigheden/kennis.
Puberteit: groeispurt hormonen, seksuele ontwikkeling (vanaf GEBOORTE al
aanwezig), vriendschappen met jongens en meisjes, willen loskomen van
leraren/ouders.
,Vygotsky: sociale omgeving. Zone van de naaste ontwikkeling: het gat tussen wat
kinderen alleen kunnen en wat ze samen met hun vader/moeder kunnen.
Zonder voorbeeld of hulp van ouders is het moeilijk voor kinderen om te ontwikkelen.
Freud: persoonlijkheid bestaat uit 3 delen
Psychoanalytsche theorie:
Theorieën over emotonele, sociale persoonlijkheidsontwikkeling. Rol van vroege
relates en vroege conficten van het kind in later functoneren.
- Es: aangeboren drifen, (impulsen, energie, libido).
- Ego: op sociaal aanvaardbare manier met drifen leren omgaan, uit angst
voor straf van omgeving. Bemiddeld tussen Es en Superego.
- Superego: verboden en geboden van omgeving worden geïnternaliseerd en er
ontwikkelt een geweten.
5 stadia in persoonlijkheidsontwikkeling:
- orale fase (0-1.5 jaar)
- anale fase (1.5-3 jaar), bij stress kan dit terugvallen in de orale fase.
- fallische fase (3-7 jaar, oedipuscomplex)
- latentefase (7-11 jaar), drifbuien nemen af, meer ruimte om te leren en sociale
contacten.
- Genitale fase (> 11 jaar), pubers meer interesse in genitaliën van anderen.
Erikson
-Vertrouwen versus Wantrouwen (0 – 18 mndn), vertrouwen opbouwen, warmte
voelen.
Basisbehoefe, voedsel, veiligheid en liefde
Kink in de kabel, allemansvriend of juist niet
-Autonomie versus schaamte en twijfel (18 mnd – 3 jr)
Kinderen leren vaardigheden
Ouders moeten sensitef zijn, loslaten maar wel in de nabije omgeving blijven
-Initatef versus schuldgevoel (3-5 jr), initatef tonen omgeving en leren van nieuwe
vaardigheden.
Koppig, plezier beleven aan nieuwe vaardigheden
Belang dat ouders ze begeleiden in het afstemmen van gretgheid
Fase van ontdekken
-Vlijt versus minderwaardigheid (6-12 jr) sociaal gebied en kennis opdoen. Evenwicht.
School is erg belangrijk
Verwerken van kennis, maken van werkjes
-Identteit versus identteitsverwarring (12-18 jr)
keuzes maken en meningen vormen
-Intmiteit versus isolement (18-35 jr)
-Generatviteit versus stagnate (35-55/65)
-Ego-integriteit versus wanhoop (55/65 -…)
, Leertheorieën:
- klassiek conditoneren: Pavlov
Iets dat eerst geen efect had, krijgt nu wel efect, doordat het steeds samen optreedt
met iets anders dat dat efect heef.
- Operant conditoneren: Skinner
Beloon goed gedrag, straf ongewenst gedrag
- Observatoneel leren: Bandura
Observate van gedrag en imitate
Uitleggen wat de functies iin van refeeen; uitleggen hoe refeeen kunnen uitdoven
en verklaren waarom bepaalde refeeen bliiven bestaan.
De cogniteve ontwikkeling van het kind ontwikkelt zich vanuit refexen. Deze refexen
waarborgen de kans op overleven. Zo zoekt en zuigt de zuigeling refexmatg en grijpt
hij ook refexmatg vast aan de ouder. Wanneer de rijping van de hersenen vordert,
kunnen handeling bewust worden en verdwijnen veel refexen.
Refexen hebben dus als functe:
- Het beschermen van het lichaam tegen invloeden van buitenaf
Refexen doven dus doordat de rijping van de hersenen vordert en er wordt
nagedacht over wat er gedaan moet worden zoals vastpakken. De hersenen gaan die
taken uitvoeren en dus zijn refexen niet meer nodig.
0-4 weken: refexen
- De reflex van Morror kan worden opgewekt door schrik, of door het hoofdje
plotseling achterover te bewegen. Hierbij spreidt de baby de armpjes wijd uit en gaan
ook de gesloten handjes open. Na een aantal maanden doof de refex uit zeggen we.
Dat wil zeggen dat hij niet meer op te wekken is. Deze refex zal de kinderarts doen bij
een baby waarbij de schouder is blijven haken tjdens de geboorte. Als de refex van
Moro niet symmetrisch is duidt dit erop dat de zenuw in de schouder niet goed
functoneert.
- Door op het open handje te duwen, merk je dat de baby die hand dichtknijpt, als er
druk op komt. De grijpreflex is heel sterk. Het is een refex die echter ook na verloop
van tjd verdwijnt. Het blijven bestaan van een grijprefelx is niet gewoon.
- De voretzororlreflex is eigenlijk ook een grijprefex van de voet. Door bijvoorbeeld met
de duim op de onderzijde van de voorvoet te drukken zal je zien dat de teentjes
worden gekromd. Het is een teken, dat de lange zenuwbanen van de baby naar de
voet goed functoneren.
- De zorek- en zuigreflex is belangrijk bij de voeding. Wanneer u het wangetje aan één
kant zachtjes aanraakt, met uw vinger of tepel, zal de baby zijn hoofdje die kant
opdraaien. Gelijktjdig doet het zijn mondje open. Als er iets bij de mond is gekomen,
begint de baby daarop meteen krachtg te zuigen. Dit zuigen is anders dan de wijze
waarop wij zuigen. De baby beweegt met zijn tongetje over de onderkant van de
tepel en duwt op die manier de melk naar achteren in de mond.
- De slikreflex zorgt ervoor dat voeding die achterin het mondje of de keel komt op de
juiste wijze wordt doorgeslikt.